Installation Instructions

GalaXy 8, 18, 60, 500 en 512
Installateurshandleiding
Menuoptie 53: Programmeren Uitgangen
- Pagina 120 -
Druk op de [ent]-toets om de keuze te bevestigen.
8.29.5.2 Uitgangsstatus
Het tweede attribuut van de uitgangen is de
uitgangsstatus.
Iedere uitgangsfunctie heeft een eigen
standaardwaarde bij uitgangsstatus. Als de functie
wordt aangepast, dan wordt de uitgangssatus
gewijzigd naar de standaardwaarde van de
betreffende functie. De uitgangsstatus kan nadien
aangepast worden.
1 = Vasthoudend; Nadat de uitgang is
aangestuurd blijft deze actief totdat een
geldige code is ingevoerd.
2 = Meegaand; De uitgang volgt de status van de
gebeurtenis die de uitgang aanstuurt.
3 = Puls; De uitgang blijft geactiveerd voor de
geprogrammeerde pulsduur (1 - 300
seconden).
Stap met de [A]-toets en de [B]-toets naar de
gewenste status of toets direct het nummer van
de gewenste status in. Bevestig de keuze met de
[ent]-toets.
Als voor uitgangsstatus 3 Puls is gekozen, dan
moet de pulsduur worden ingevoerd. Voer de
pulsduur in en bevestig de keuze met de [ent]-
toets.
8.29.5.3 Uitgangspolariteit
Met het attribuut Polariteit wordt de polariteit van
de uitgang in rust en aangestuurde toestand
bepaald.
Als de polariteit op 0 = Positief is ingesteld, dan is
de uitgang in rust 12 VDC (d.m.v. een 3k3 pull-up
weerstand) en gaat bij aansturing naar 0VDC.
Als de polariteit op 1 = Negatief is ingesteld, dan is
de uitgang in rust 0VDC en gaat bij aansturing
naar 12VDC (d.m.v. een 3k3 pull-up weerstand).
NOOT: Uitgangsfunctie 8 Geschakelde DC
heeft een positieve polariteit, doch is in
de ruststand 0VDC en geactiveerd
12VDC (d.m.v. een 3k3 pull-up
weerstand). De functie heeft puls als
standaard uitgangsmode.
Als de pull-up weerstanden uit het uitgangscircuit
worden verwijderd, dan verandert het 12 VDC
niveau in een zwevend niveau (open collector).
Zie 0 4. Verschillende GalaXy types, 0 5.1.5
RIO Uitgangen en 0 5.2 De Smart PSU
voor de gegevens van de pull-up weerstanden.
8.29.5.4 Blokken
Het blokattribuut is alleen beschikbaar als de
blokkenmode is ingeschakeld (zie menuoptie
63.1.1Optie BLK/MAX.Blokken.Blokkenmode)
Met het blokattribuut kunnen uitgangen ingedeeld
worden in blokken. Een uitgang kan in meerdere
blokken worden ingedeeld. Alle uitgangen zijn van
de fabriek uit ingedeeld in alle blokken.
Als het blokattribuut geselecteerd wordt verschijnt
op het LC-display op de bovenste regel de reeds
toegekende blokken. Als een “-“-teken (minus) is
afgebeeld, dan is de uitgang niet toegekend aan
het betreffende blok.
Door op het nummer van het gewenste blok te
drukken wordt het blok geselecteerd. Het nummer
verschijnt op het LC-display. Door nogmaals op
het nummer te drukken wordt de keuze weer
ongedaan gemaakt. Het nummer veranderd weer
in een “-“-teken (minus).
Druk op de [ent]-toets ter bevestiging als de
blokken zijn geselecteerd .
De GalaXy 500 heeft 16 blokken en de GalaXy
512 heeft 32 blokken; deze worden op het LC-
display in groepen van acht blokken getoond. De
groepen worden A, B, C en D genoemd (bij de
GalaXy 500 worden alleen A en B gebruikt).
Gebruik de [A]-toets en de [B]-toets om tussen de
groepen A, B, C en D te schakelen.
Blokstatus
De Blokstatus is een extra toepassing op het
uitgangsattribuut Blokken.
De aansturing van de te programmeren uitgang is
gebonden aan een voorwaarde. Aan deze
voorwaarde wordt voldaan als de opgegeven
blokken in- of uitgeschakeld zijn.
De voorwaarde kan worden geprogrammeerd
door tijdens het toekennen van de blokken aan
een uitgang op de [*]-toets te drukken. Op de
onderste regel van het LC-display verschijnt de