Installation Instructions

GalaXy 8, 18, 60, 500 en 512
Installateurshandleiding
Menuoptie 64: Assemble Zone
- Pagina 160 -
1=Uitgangen
Iedere uitgangsfunctie kan worden toegekend aan
de custom zonefunctie.
Bij iedere uitgangsfunctie wordt opgegeven in
welke systeemstatus de custom zonefunctie de
uitgangsfunctie activeert.
Niet actief De uitgangsfunctie wordt niet
geactiveerd door de custom
zonefunctie.
Nachtstand De uitgangsfunctie wordt alleen in
de nachtstand geactiveerd door
de custom zonefunctie.
Dagstand De uitgangsfunctie wordt alleen in
de dagstand geactiveerd door de
custom zonefunctie.
Altijd/24 uur De uitgangsfunctie wordt zowel in
de dagstand als de nachtstand
geactiveerd door de custom
zonefunctie.
Als attribuut Uitgangen wordt geselecteerd, dan
verschijnt de eerste uitgangsfunctie op het LC-
display. Met de [A]-toets en [B]-toets kan door de
uitgangsfuncties gestapt worden. Met de [#]-toets
wordt door de systeemstatussen gestapt.
Aan de custom zonefunctie kunnen meerdere
uitgangsfuncties worden toegekend. Afhankelijk
van de ingestelde systeemstatus activeert de
custom zonefunctie alle toegekende
uitgangsfuncties.
8.40.2 2=Status
Het statusattribuut bepaalt wanneer de custom
zonefunctie actief is. Per systeemstatus wordt
opgegeven of de custom zonefunctie actief is.
Een activatie van de custom zonefunctie
genereert bij attribuut:
Dagstand een alarm als het systeem in de
dagstand staat.
In/Uitgangstijd een alarm tijdens de in- of
uitschakelprocedure.
Deelbeveiligd een alarm als het systeem
deelbeveiligd is ingeschakeld.
Nachtstand een alarm als het systeem
volledig is ingeschakeld.
Van de fabriek uit staat het attribuut voor iedere
systeemstatus op “Niet Actief”.
Met de [A]-toets en de [B]-toets kan door de
systeemstatussen gestapt worden. Met de [#]-
toets wordt het attribuut voor de betreffende
systeemstatus in- en uitgeschakeld.
Druk op de [esc]-toets om de programmering op
te slaan en het submenu te verlaten.
De custom zonefunctie kan gelijktijdig actief zijn in
alle vier de systeemstatussen.
Het resetniveau van het alarm is bepaald in
menuoptie 51.6 Parameters.Alarmreset.
8.40.3 3=Inschakelen
Met het attribuut Inschakelen wordt de invloed van
de custom zonefunctie op de in- en
uitschakelprocedure bepaald.
Start Inschakelen de activatie van custom
zonefunctie start de
inschakelprocedure.
Start Ingangstijd de activatie van custom
zonefunctie start de
uitschakelprocedure.
Schakelt in de activatie van custom
zonefunctie beëindigd de
uitgangstijd en schakelt
het systeem direct in.
Van de fabriek uit staat het attribuut voor ieder
procedureonderdeel op “Niet Actief”.
Met de [A]-toets en de [B]-toets kan door de
procedureonderdelen gestapt worden. Met de [#]-
toets wordt het attribuut voor de betreffende
procedureonderdeel in- en uitgeschakeld.
Druk op de [esc]-toets om de programmering op
te slaan en het submenu te verlaten.
Alle drie de procedureonderdelen kunnen voor de
custom zonefunctie gelijktijdig op actief worden
ingesteld. Het is echter niet raadzaam op
procedureonderdeel Start Inschakelen en
Schakelt In beide actief te maken.