Operation Manual

Galaxy Flex - Installatiehandleiding Assemble Zone [64]
171
4=Altijd/24uur de uitgang wordt geactiveerd door de aangepaste zone wanneer het
systeem is ingeschakeld of uitgeschakeld.
Selecteer de uitgangstypen die u wilt toewijzen door op de toetsen A en B te drukken of door
het nummer van het gewenste uitgangstype in te voeren en de vereiste status toe te wijzen.
Wanneer alle uitgangstypen zijn geselecteerd, drukt u op esc om terug te keren naar het
vorige menuniveau.
Zie voor een volledige lijst met uitgangstypen de optie Programmeren Uitgangen [53].
Status [64.2]
Het kenmerk Status bepaalt onder welke voorwaarden de aangepaste zone werkt. De vier
kenmerken van de optie Status zijn:
1=Dagstand activeert een alarm wanneer het systeem is uitgeschakeld.
2=In/Uitgang activeert een alarm wanneer het systeem bezig is met in-
en uitschakelen.
3=Deelbev. Inschak. activeert een alarm wanneer het systeem deel is ingeschakeld.
4=Voll. ing activeert een alarm wanneer het systeem volledig is ingeschakeld.
De standaardinstelling voor de kenmerken van de optie Status is Niet Actief. Om ervoor te
zorgen dat de zone een alarm kan activeren, selecteert u het vereiste statuskenmerk met de
toetsen A of B en drukt u op #. In het display wordt aangegeven dat door de activering van
een aangepaste zone met het systeem in de geselecteerde Status er een alarmsituatie ontstaat
en de toegewezen uitgangen worden ingeschakeld.
Opmerking: De aangepaste zone kan indien vereist in alle vier de statussituaties functioneren.
Inschakelen [64.3]
Met het kenmerk Inschakelen wordt bepaald welke functie (indien van toepassing)
de aangepaste zone heeft bij het in- en uitschakelen van het systeem.
1=Start insch. indien ingeschakeld, start de aangepaste zone de inschakelprocedure.
2=Start ingtyd. indien ingeschakeld, start de aangepaste zone de uitschakelprocedure
3=Schakelt in indien ingeschakeld, beëindigt de aangepaste zone
de inschakelprocedure.
De standaardinstelling voor de kenmerken van de optie Inschakelen is Niet Actief. Als u de
opties wilt inschakelen, selecteert u het gewenste kenmerk van de optie Inschakelen met de
toetsen A or B en drukt u op de toets #; in het display wordt aangegeven dat het kenmerk
ACTIEF is voor de aangepaste zone.
Opmerking: De aangepaste zone kan indien vereist worden toegewezen aan alle drie de
kenmerken van de optie Inschakelen maar u wordt aangeraden ofwel het
kenmerk 1 (Start insch.) ofwel 3 (Schakelt in) geactiveerd te hebben maar
niet beide.