Installation Instructions

Randapparatuur installeren Galaxy Flex - Installatiehandleiding
24
Aandachtspunten voor de voeding van randapparatuur
Databusrandapparatuur kan via extra aders in de databuskabels worden gevoed door
de centrale. Als u voor deze methode kiest, moet u ervoor zorgen dat de paneelvoeding
voldoende reservecapaciteit heeft en rekening houden met de spanningsval in de kabel.
De spanning bij elk randapparaat mag niet lager zijn dan 10 VDC bij maximale belasting,
zelfs wanneer het systeem op de back-upaccu draait. Voor de veiligheid wordt echter een
minimum van 12,5 VDC aangeraden. Als u twijfelt over het spanningsniveau, kunt u ervoor
kiezen om de databusrandapparatuur aan te sluiten op een aparte voeding (zie Afbeelding 9).
Opmerking: Sluit voedingen niet in parallelle configuratie aan. Sluit geen +12V-terminals
aan tussen de centrale en externe voedingen. U moet de 0V-pool van alle
voedingen echter wel aan elkaar verbinden.
Afbeelding 9 Een voeding aansluiten voor randapparatuur
Aandachtspunten voor de voeding van camera-PIR's
Het handhaven van de juiste spanning is vooral belangrijk voor camera-PIR's omdat deze
veel stroom verbruiken (~260 mA) wanneer de nachtverlichting wordt ingeschakeld bij
een alarm. U kunt de bruikbare afstand vergroten door meerdere aders te combineren voor
de lijnparen +12 V en 0 V. De tabel hieronder toont de maximaal toelaatbare praktische
afstand tussen de voeding en een camera-PIR (Cat 5 kabel).
Aantal paren Kabellengte
1 100 m
2 200 m
3 300 m
Als twee camera-PIR's zijn aangesloten op een kabelketen, verkleint u de maximale
afstanden voor de +12V-voeding zoals aangegeven in Afbeelding 10.