Beveiliginssysteem O M N I - 408EU Gebruikershandleiding N9942-2NL 07/01 Prerelease HANDL62131 1
Inhoudsopgave 2 Beknopte handleiding Inleiding Systeemreferentieblad Het systeem inschakelen Het systeem uitschakelen Gebruikerscodes Overige opdrachten Het systeem testen Woordenlijst 5 7 8 10 14 15 16 18 19 BEPERKINGEN VAN DIT ALARMSYSTEEM 21 3
Beknopte handleiding HET SYSTEEM INSCHAKELEN 1. Controleer of het systeem gereed is voor gebruik. waarschuwingsled OK brandt. 2. Voer uw viercijferige gebruikerscode in. 3. Verlaat het gebied via een deur die door de installateur is geprogrammeerd als toegangs / uitgangsdeur. HET SYSTEEM UITSCHAKELEN 1. Betreed het gebied via een deur die door de installateur is geprogrammeerd als toegangs / uitgangsdeur. 2. Voer uw viercijferige gebruikerscode in. 3. De waarschuwingsled Aan (Ingeschakeld) dooft.
Inleiding In de volgende tabel zijn alle ‘toetsencombinaties’ weergegeven die bij dit beveiligingssysteem kunnen worden gebruikt. Toets Omschrijving # 1 Snel inschakelen, wanneer het systeem gereed is Bediendelen Opmerkingen Alle bediendelen Hiermee kunt u het systeem inschakelen zonder uw gebruikerscode. Voor het inschakelen van het systeem is echter altijd een gebruikerscode nodig.
Systeemreferentieblad OMSCHRIJVING VAN DE ZONES Systeemopzet (vervolg) GEBRUIKERSCODES TOEWIJZEN In de volgende tabel kunt u voor elke te beveiligen zone in het gebouw een omschrijving invoeren. Voorbeeld: Zone 1 Ramen aan noordzijde van gebouw Zone 4 Hoofdingang Zone 1 2 3 4 5 6 7 8 Omschrijving In de volgende tabel kunt u de namen van de personen die u een gebruikersnummer wilt toewijzen noteren en het bijbehorende nummer.
Het systeem inschakelen troleer alle sensoren in zone 1 en verhelp het probleem. Wanneer alle sensoren in orde zijn, gaat de waarschuwingsled O.K. branden en zal de waarschuwingsled van de betreffende zone doven. In dit voorbeeld ziet het display er als volgt uit: IS HET SYSTEMEEM GEREED VOOR GEBRUIK? U kunt de inbraakbeveiliging van het systeem in- en uitschakelen. Het systeem moet ‘gereed’ zijn voordat u het kunt inschakelen.
DIRECT gevolgd door DEEL en voer daarna uw gebruikerscode in Wanneer het systeem normaal is ingeschakeld, brandt de waarschuwingsled Aan/Uit (INSCHAKELEN), de waarschuwingsled DIRECT en de waarschuwingsled DEEL en ziet het display er als volgt uit: LCD-codebediendeel: Fixed codebediendeel: IN: DEEL/DIRECT DEEL DIRECT LED-codebediendeel: AAN , DEEL en DIRECT-LED’s branden HET SYSTEEM DIRECT INSCHAKELEN In de modus DIRECT genereren alle sensoren, inclusief die op deuren die normaal met een vertraging we
Het systeem uitschakelen Wanneer u het systeem uitschakelt, schakelt u alleen het inbraakalarmdeel van de installatie uit; de rook- of brandsensoren en paniektoetsen blijven ingeschakeld. U moet het gebouw betreden via een vooraf bepaalde toegangsdeurdeur en het systeem binnen een vooraf ingestelde tijd uitschakelen. Voor verschillende toegangen kan een andere tijdvertraging worden ingesteld. Kijk in het overzichtsblad voor de ingestelde tijden voor uw systeem.
Overige opdrachten SIGNAAL PANIEKSITUATIE Uw systeem kan worden geprogrammeerd voor 3 panieksituaties, waarmee een nood-signaal naar de meldkamer wordt verzonden. Kijk in het overzichtsblad voor de geprogrammeerde signalen voor uw systeem. DWANG Het systeem kan zo worden geprogrammeerd dat het een signaal naar de meldkamer stuurt wanneer u onder dwang het gebouw moet betreden.
SYSTEEMTEST Woordenlijst We adviseren u om het systeem ten minste eenmaal per maand te testen met de volgende procedure: OPMERKING: Wanneer uw systeem op afstand door een meldkamer wordt gecontroleerd, is het van belang om de centrale eerst te waarschuwen voordat u de test uitvoert 1. Schakel het beveiligingssysteem in. 2. Wacht tot de tijdvertraging is verstreken. Activeer vervolgens het systeem door een beveiligde zone te openen (bijvoorbeeld: een raam of een deur) 3.
OVERBRUGGINGSTOETS: Een toets op een codebediendeel waarmee de overbrug-gingsfunctie wordt ingeschakeld. PANIEKTOETS: Een druktoets waarmee u aan de meldkamer kunt doorgeven dat u direct hulp nodig heeft. Uw systeem kan worden geprogrammeerd voor 3 nood-situaties, die ook kunnen dienen als paniektoetsen. OMTREKZONE: Een omtrekzone is een groep punten waarmee de omtrek van uw gebouw wordt beveiligd. Het perimetergebied bestaat uit de buitendeuren en ramen.
BEPERKINGEN VAN DIT ALARMSYSTEEM (vervolg) Het is mogelijk dat alarmeringen, zoals sirenes, bellen of claxons, niet worden gehoord door aanwezigen aan de andere zijde van een gesloten deur of gedeeltelijk geopende deuren. Wanneer alarmeringen in het woongedeelte luider zijn dan in de slaapkamers, is het waarschijnlijk dat deze de aanwezigen in de slaapkamers niet zullen wekken.
24