Operation Manual

3.3 Besturing van de aandrijving monteren
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsels door ongewilde
deurbeweging
Bij een verkeerde montage of bediening
van de aandrijving kunnen ongewilde
deurbewegingen optreden en daarbij
personen of voorwerpen worden
ingeklemd.
Volg alle aanwijzingen in deze
handleiding.
Bij verkeerd aangebrachte
besturingstoestellen (zoals bv.
schakelaars) kunnen ongewenste
deurbewegingen optreden en daarbij
personen of voorwerpen worden
ingeklemd.
Monteer besturingstoestellen op
een hoogte van minstens 1,5 m
(buiten het bereik van kinderen).
Monteer vast geïnstalleerde
besturingstoestellen (zoals bv.
toetsen) in het zicht van de deur,
maar ver van bewegende
onderdelen.
Bij falen van voorhanden
veiligheidsvoorzieningen kunnen
personen of voorwerpen worden
gekneld.
Breng overeenkomstig BGR 232 in
de omgeving van de deur een goed
herkenbare en gemakkelijk
toegankelijke noodstop aan,
waarmee de deurbeweging in geval
van gevaar kan worden gestopt
(zie hoofdstuk 4.5.3)
OPGELET
vochtigheid
Indringende vochtigheid kan de besturing beschadigen.
Bescherm de besturing tegen vochtigheid bij het
openen van de besturingskast.
De besturing van de aandrijving moet verticaal en met de
kabelbevestigingen naar onder worden gemonteerd.
Sla voor het later aanbrengen van kabelbevestigingen de
voorgedrukte breukveiligheid alleen bij gesloten deksel
door.
De lengte van de aansluitkabel tussen de aandrijving en
de besturing mag maximaal 40 m bedragen.
Om de aandrijvingbesturing te monteren:
Het deksel van de aandrijvingbesturing door de vier 1.
schroeven los te schroeven verwijderen.
De aandrijvingbesturing monteren zoals in afbeelding2. 3.1
is aangetoond.
Waarschuwingsbordje monteren3.3.1
Breng het waarschuwingsbord tegen knelgevaar duurzaam
aan op een opvallende plaats of in de omgeving van de vast
geïnstalleerde schakelaar voor de bediening van de
aandrijving.
Zie afbeelding
4
3.4 Netaansluiting
GEVAAR
Netspanning
Bij contact met de netspanning bestaat er gevaar voor
elektrocutie.
Neem in ieder geval de volgende richtlijnen in acht:
Elektrische aansluitingen mogen enkel door een
elektricien worden uitgevoerd.
De elektrische installatie van de klant moet in
overeenstemming zijn met de betreffende
veiligheidsvoorschriften (230/240 V AC, 50/60 Hz).
Let erop dat de nationale voorschriften voor het
gebruik van elektrische toestellen nageleefd worden.
Schakel voor alle elektrische werkzaamheden de
installatie spanningsvrij en beveilig deze tegen het
onbevoegd opnieuw inschakelen.
OPGELET
Vreemde spanning aan de aansluitklemmen
Vreemde spanning aan de aansluitklemmen van de
besturing leidt tot vernietiging van de elektronica.
Leg geen netspanning (230/240 V AC) aan de
aansluitklemmen van de besturing.
Om storingen te vermijden:
Leg de besturingskabels van de aandrijving (24 V DC) in
een van de andere voedingskabels gescheiden
installatiesysteem (230 V AC).
Gebruik grondkabel (NYY) voor leidingen die in de grond
worden gelegd (zie afbeelding 3).
Bij gebruik van grondkabels voor de verlenging dient de
verbinding naar de aandrijvingleidingen in een tegen
spatwater beveiligde aftakdoos (IP 65, door de klant ter
beschikking te stellen) te worden uitgevoerd.
Monteer alle kabels zonder torsie in de aandrijving.
Aansluiting van de aandrijvingen3.5
Aansluiting van de aandrijving bij een 3.5.1
1-vleugelige deurinstallatie
De kabels van de aandrijving overeenkomstig afbeelding 5.2
aan de stekker vleugel A monteren.
Aansluiting van de aandrijving bij een 3.5.2
2-vleugelige deurinstallatie zonder aanslaglijst
Zie afbeelding
5.3a
Sluit de als eerste openende vleugel of de doorgangsvleugel
aan op stekker vleugel A. De aandrijvingkabel van de andere
vleugel wordt op stekker vleugel B aangesloten. Bij
verschillende vleugelgrootte is de kleinere vleugel de
doorgangsvleugel of vleugel A.
Aansluiting van de aandrijving bij een 3.5.3
2-vleugelige deurinstallatie met aanslaglijst
Zie afbeelding
5.3b
Bij deuren met aanslaglijst is de als eerste openende vleugel
de doorgangsvleugel of vleugel A en wordt op stekker
vleugel A aangesloten. De aandrijvingkabel van de andere
vleugel wordt overeenkomstig afbeelding 5.3 op stekker B
aangesloten.
TR10L012-A RE / 05.2010 65
NEDERLANDS