HP Latex 115-printer Gebruikershandleiding
Uitgave 3 Wettelijke kennisgevingen Handelsmerken © Copyright 2017-2020 HP Development Company, L.P. De informatie in dit document kan zonder vooraankondiging worden gewijzigd. Microsoft® en Windows® zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De enige garanties voor producten en diensten van HP worden vermeld in de specifieke garantieverklaring die wordt meegeleverd met dergelijke producten en diensten.
Inhoudsopgave 1 Inleiding ...................................................................................................................................................................................................... 1 Welkom bij uw printer .............................................................................................................................................................. 2 Aanvullende onderdelen ..............................................................................
Het substraat is vastgelopen ............................................................................................................................................... 66 Het substraat is vervormd of gekreukt ............................................................................................................................... 69 Het substraat is gekrompen of uitgezet .............................................................................................................................
Elektrische contacten van een printkop reinigen ............................................................................................................ 126 Vervang de onderhoudspatroon ....................................................................................................................................... 130 Kan onderhoudspatroon niet plaatsen ............................................................................................................................
Index ...........................................................................................................................................................................................................
1 NLWW Inleiding ● Welkom bij uw printer ● Aanvullende onderdelen ● Documentatie ● Veiligheidsmaatregelen ● Belangrijkste printeronderdelen ● Het voorpaneel ● De geïntegreerde webserver ● Connectiviteit- en software-instructies ● Geavanceerde netwerkconfiguratie ● De printer in- en uitschakelen ● De printer opnieuw opstarten 1
Welkom bij uw printer Uw printer is een inkjetkleurenprinter die is ontworpen voor het afdrukken van afbeeldingen van hoge kwaliteit op flexibele substraten.
Documentatie U kunt de volgende documenten downloaden van http://www.hp.com/go/latex115/manuals/: ● Inleidende informatie ● Gebruikershandleiding ● Juridische informatie ● Beperkte garantie De Quick Response (QR)-codeafbeeldingen die in sommige delen van deze gebruikershandleiding voorkomen, bieden koppelingen naar extra video-uitleg over bepaalde onderwerpen.
De printer gebruikt twee netsnoeren. Ontkoppel beide netsnoeren alvorens onderhoud aan de printer uit te voeren. Ter vermijding van een elektrische schok: ● De printer mag alleen op geaarde stopcontacten worden aangesloten. ● Probeer niet om de hardingsmodules te demonteren. ● De afgesloten systeemkleppen of -pluggen niet verwijderen of openen. ● Steek geen voorwerpen door sleuven in de printer.
OPMERKING: Testmethode gebaseerd op EN ISO 6942:2002; Evaluatie van materialen en materiaalsamenstellingen bij blootstelling aan een stralingshittebron, methode B. De testcondities om de temperatuur te bepalen waarop het substraat begint met ontsteken (vlam of gloed) waren: Warmtefluxdichtheid 30 kW/m², kopercalorimeter, K type thermokoppel. Mechanisch gevaar De printer heeft bewegende delen die persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
Er moet voor adequate ventilatie worden gezorgd, zodat mogelijke blootstelling adequaat aan banden wordt gelegd. Raadpleeg de veiligheidsinformatiebladen die beschikbaar zijn op http://www.hp.com/go/msds voor het identificeren van de chemische ingrediënten van uw inktbenodigdheden. De niveaus van bepaalde stoffen in uw omgeving zijn afhankelijk van de omstandigheden in de werkruimte die u bepaalt, zoals de grootte van de ruimte, de ventilatie en de gebruiksduur van de apparatuur.
Label Toelichting Gevaar van elektrische schok. Verwarmingsmodules werken met gevaarlijke spanningen. Koppel alle stroombronnen los alvorens onderhoud uit te voeren. VOORZICHTIG: Tweepolig. Neutrale zekering. Apparatuur mag alleen op een geaard stopcontact worden aangesloten. Raadpleeg voor onderhoud gekwalificeerde onderhoudsmedewerkers. Ontkoppel alle netsnoeren alvorens onderhoud uit te voeren. Er zijn geen door de bediener te onderhouden onderdelen in de printer.
Belangrijkste printeronderdelen De bovenstaande afbeelding is een QR-code met een koppeling naar een video; zie Documentatie op pagina 3. De belangrijkste onderdelen van de printer worden op de volgende afbeeldingen weergegeven. Vooraanzicht 1. Inktcartridge 2. Plaat 3. Printkop 4. Printkopwagen 5. Voorpaneel 6. Onderhoudspatroon 7. Substraatdrukhendel 8. Asvergrendelingshendel 9. As 10.
11. Laadtafel 12. Hardingsmodule Achteraanzicht 1. Stroomschakelaar en stroomaansluiting 2.
1. Wikkelrichtingschakelaar 2. Knoppen handmatig wikkelen 3. Opwikkelspoelhendel Het voorpaneel Inleiding tot het voorpaneel Het voorpaneel is een aanraakgevoelig scherm met een grafische gebruikersinterface; het bevindt zich rechts op de voorzijde van de printer. Het geeft u volledige controle over uw printer: vanaf het voorpaneel kunt u informatie bekijken over de printer, printerinstellingen wijzigen, kalibraties en tests uitvoeren, enzovoort.
Dynamische pictogrammen beginscherm De volgende items worden alleen op het beginscherm weergegeven. ● In de linkerbovenhoek van het scherm staat het bericht met de status van de printer of de belangrijkste huidige waarschuwing. Druk op dit bericht om een lijst met alle huidige waarschuwingen te zien, met een pictogram dat de ernst van elke waarschuwing aanduidt. U kunt op de waarschuwingsknop drukken voor hulp bij het oplossen van het probleem.
De taal voor het voorpaneel wijzigen Er zijn twee methoden om de taal te wijzigen die wordt gebruikt voor de menu's en berichten van het voorpaneel: ● Als u de huidige taal op het voorpaneel begrijpt, gaat u naar het voorpaneel en drukt u op , daarna Setup (Installatie) > Front panel options (Voorpaneelopties) > Language (Taal). ● Als u de huidige taal op het voorpaneel niet begrijpt, schakelt u de printer uit. Schakel deze in. Zodra het pictogram verschijnt, houdt u dit enkele seconden ingedrukt.
Instelling slaapstand wijzigen Als de printer is ingeschakeld maar een bepaalde periode niet wordt gebruikt, wordt automatisch de slaapstand geactiveerd om energie te besparen. De standaard wachttijd is 25 minuten. Als u de wachttijd voor het activeren van de slaapstand wilt wijzigen, gaat u naar het voorpaneel en drukt u op , daarna op Setup (Installatie) > Front panel options (Voorpaneelopties) > Sleep mode wait time (Wachttijd slaapmodus). Voer de gewenste wachttijd in minuten in en druk op OK.
De status van de inktpatronen controleren U kunt de inktniveaus van de inktpatronen bekijken door op te drukken op het beginscherm van het voorpaneel. Voor meer informatie over een bepaalde inktpatroon, drukt u op de rechthoek die deze patroon voorstelt. De volgende informatie wordt weergegeven.
● Reseat (Opnieuw installeren): U wordt aangeraden de cartridge te verwijderen en opnieuw te plaatsen. ● Replace (Vervangen): U wordt aangeraden de lege cartridge te vervangen door een nieuwe cartridge. ● Expired (Verlopen): De vervaldatum van de patroon is verstreken. ● Incorrect (Niet geschikt): De patroon is niet geschikt voor deze printer. Het bericht bevat een lijst met compatibele patronen. ● Non-HP (Niet-HP): De patroon is gebruikt, bijgevuld of illegaal.
Dit zijn de mogelijke statusberichten van de printkop die u kunt zien op het voorpaneel: ● OK: De printkop werkt normaal, er treden geen bekende problemen op. ● Missing (Ontbreekt): Er is geen printkop aanwezig of de printkop is niet goed in de printer geïnstalleerd. ● Reseat (Opnieuw installeren): U wordt aangeraden de printkop te verwijderen en opnieuw te plaatsen. Als dat niet lukt, maakt u de elektrische verbindingen schoon (zie Elektrische contacten van een printkop reinigen op pagina 126).
Er wordt tegelijk slechts één waarschuwing weergegeven. Als u op de meldingsbalk drukt, worden alle huidige printerwaarschuwingen weergegeven. De waarschuwingslijst kan teruggevouwen worden door op de onderste rij van de lijst te drukken of deze omhoog te schuiven. Als u op een waarschuwing klikt, wordt de applicatie geopend die het probleem kan verhelpen. Advies over de firmware-update wordt genegeerd wanneer u de printerapplicatie opent.
● Drying (Drogen): Dit duurt 1,5 tot 5 min. ● Finishing (Afwerken): De printer koelt af en wordt voorbereid voor stand-by. Dit duurt 0,5 tot 5 min. Als taken van dezelfde afdrukmodus als het al afgedrukte bestand worden verzonden terwijl de printer bezig is met Drying (Drogen) of Finishing (Afwerken), gaat de printer naar Preparing to print (Voorbereiden voor afdrukken). Om tijd te besparen tussen de afdrukken, activeert u nesting om meerdere taken in hetzelfde afdrukproces af te drukken.
● In de geïntegreerde webserver gaat u naar het tabblad Main (Hoofd) en selecteert u History (Geschiedenis) > Usage (Gebruik). Zie De geïntegreerde webserver op pagina 19. ● Vanuit het voorpaneel drukt u op , daarna op Setup (Installatie) > Internal prints (Interne afdrukken) > User information prints (Afdrukken gebruikersinformatie) > Print usage report (Gebruiksrapport afdrukken).
● Printerinstellingen opgeven zoals maateenheden en vernieuwingsdatum ● Netwerk- en beveiligingsinstellingen opgeven ● Datum en tijd instellen ● Firmware bijwerken ● Printkoppen uitlijnen ● Substraatvoorinstellingen uploaden ● E-mailmeldingen configureren Tabblad Ondersteuning Met het tabblad Support (Ondersteuning) krijgt u allerlei hulp voor uw printer.
De taal voor de geïntegreerde webserver wijzigen De geïntegreerde webserver werkt in de volgende talen: Engels, Portugees, Spaans, Catalaans, Frans, Italiaans, Duits, vereenvoudigd Chinees, traditioneel Chinees, Koreaans en Japans. De server gebruikt de taal die u opgeeft in de webbrowseropties. Als u een niet-ondersteunde taal hebt opgegeven, wordt het Engels geselecteerd. Als u een andere taal wilt selecteren, moet u de taalinstelling in uw webbrowser wijzigen.
automatisch verwerkt om relevante gegevens te extraheren die in een gebruikersdatabase zijn opgeslagen Het verzenden van de gegevens interfereert niet met de normale werking van de printer en vereist geen aandacht van welke aard dan ook. U kunt uw deelname op elk moment beëindigen, in welk geval de gegevensoverdracht onmiddellijk wordt stopgezet.
anonieme gegevens of niet) te controleren en een connectiviteitstest uit te voeren om te controleren of de gegevens van de overeenkomst correct naar HP kunnen worden verzonden. Printerstatus controleren Het voorpaneel en de geïntegreerde webserver geven beide de status van de printer, het geladen substraat en het inktsysteem weer. Status van het inktsysteem controleren 1. Open de geïntegreerde webserver (zie Geïntegreerde webserver openen op pagina 20). 2.
Telgegevens verkrijgen Er zijn verschillende manieren waarop u telgegevens kunt opvragen van uw printer: ● Printer bekijken statistieken weergegeven voor een specifieke taak, zie Gebruiksstatistieken voor een taak controleren op pagina 24. ● Statistische informatie over het gebruik van de printer weergeven voor de hele levensduur van de printer, zie Gebruiksstatistieken van de levensduur controleren op pagina 24. ● Telgegevens aanvragen per e-mail.
9. Geef een e-mailadres op voor de printer. Dit laatste hoeft geen geldig e-mailadres te zijn, omdat de printer geen berichten ontvangt; maar het moet wel de vorm hebben van een geldig e-mailadres. Het dient om de printer te identificeren wanneer e-mailberichten worden verzonden. 10. Selecteer in het configuratiemenu Printer settings (Printerinstellingen). 11. Stel Send accounting files (Telbestanden verzenden) in op ingeschakeld. 12.
De printer met het netwerk verbinden De printer kan zichzelf voor de meeste netwerken configureren op een manier die vergelijkbaar is met elke andere computer op hetzelfde netwerk. De eerste keer dat u verbinding maakt kan het proces enkele minuten in beslag nemen. Zie indien nodig Geavanceerde netwerkconfiguratie op pagina 27. Zodra de printer een werkende netwerkconfiguratie heeft, kunt u het netwerkadres controleren vanaf het voorpaneel: druk op .
TIP: Het wordt aanbevolen om een naam toe aan de printer te geven. U kunt dit vanaf het voorpaneel of (gemakkelijker) vanaf de geïntegreerde webserver doen. TIP: Het is meestal makkelijker om IPv4 te gebruiken tenzij u de IPv6 specifiek nodig hebt. Microsoft Windows Vista, Microsoft Windows Server 2008, en latere versies van Windows en de nieuwe HP Printing en Imaging-apparaten hebben standaard IPv6 ingeschakeld. Raadpleeg voor meer informatie over IPv6 http://h20000.www2.hp.
a. Schakel de printer uit en vervolgens weer in om de printserver opnieuw te initialiseren. b. Controleer of de statuslampjes (leds) de juiste status aangeven. OPMERKING: Zie Probleemoplossing op pagina 28 voor verbindingsconfiguratie en informatie over het oplossen van problemen. Zie de Beheerdershandleiding bij HP Jetdirect-printservers om uw printservermodel te begrijpen en voor de problemenoplossing van andere berichten.
Als een verbindingsfout wordt weergegeven die niet de oorzaak van het probleem is, probeert u het volgende: ● Controleer de kabelaansluitingen. ● Druk een IO-configuratiepagina af en controleer de verbindingsinstellingen.
Menu-item Submenu-item Submenu-item Waarden en beschrijving IPV4 Settings (IPv4instellingen) Config Method (Configuratiemethode) Specificeert de methode waarmee TCP/IPv4-parameters worden geconfigureerd op de HP Jetdirect-printserver. Bootp: Gebruik BootP (Bootstrap Protocol) voor automatische configuratie van een BootP-server. DHCP (standaard): Gebruik DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) voor de automatische configuratie vanaf een DHCPv4-server.
Menu-item Submenu-item Submenu-item Waarden en beschrijving Default IP (Standaard IP) Geeft het IP-adres aan dat u standaard moet gebruiken wanneer de printserver geen IP-adres kan verkrijgen van het netwerk tijdens een gedwongen TCP/IP-herconfiguratie (wanneer deze bijvoorbeeld handmatig werd geconfigureerd om BOOTP of DHCP te gebruiken). Auto IP (Automatisch IP): Een koppeling lokaal IP-adres 169.254.x.x is ingesteld. Legacy (Erfenis): Het adres 192.0.0.
Menu-item Submenu-item Submenu-item Waarden en beschrijving Primary DNS (Primaire DNS) Met dit item specificeert u een IPv6-adres voor een primaire DNS-server die door de printserver moet worden gebruikt. OPMERKING: Dit item wordt alleen weergegeven als de configuratie Manual (Handmatig) een hogere prioriteit heeft dan DHCP in de tabel Config Precedence (Configuratievoorrang), die wordt geconfigureerd via de geïntegreerde webserver.
Menu-item Submenu-item Submenu-item Reset Security (Beveiliging herstellen) Waarden en beschrijving Geef op of de huidige beveiligingsinstellingen van de printserver worden opgeslagen of worden hersteld naar de fabrieksinstellingen. Nee (standaard): De huidige beveiligingsinstellingen blijven geldig. Ja: Beveiligingsinstellingen zijn teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
● – File Transfer Protocol (FTP) – HP geïntegreerde webserver, HTTP (TCP-poort 80) – HP geïntegreerde webserver, HTTPS (TCP-poort 443) Afdrukken – ● Onbewerkte IP-afdrukken (eigendom van HP, TCP-poorten 9100, 9101, 9102) Beveiliging – SNMP v3 – SSL/TLS – Firewall De printer in- en uitschakelen Om de printer in te schakelen, controleert u of de aan/uit-knop aan de achterkant van de printer is ingeschakeld. Daarna drukt u op de aan/uit-knop naast het voorpaneel.
U schakelt deze later weer in via de aan/uit-knop aan de achterkant. Als de printer niet automatisch start, drukt u op de aan/uit-knop. Wanneer de printer wordt ingeschakeld, duurt het ongeveer 2 tot 3 minuten voordat deze is geïnitialiseerd. De printer opnieuw opstarten In bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn de printer opnieuw op te starten. NLWW 1. Schakel de printer uit door op de aan/uit-knop te drukken en de aan/uit-knop aan de achterkant van de printer uit te schakelen. 2.
2 Nuttige links Productdocumentatie: http://www.hp.com/go/latex115/manuals/ Video's over het gebruik van de printer: http:/www.hp.com/supportvideos/ of http://www.youtube.com/ HPSupportAdvanced Voorinstellingen substraat: http://www.hp.com/go/mediasolutionslocator (zie HP Medialocator op pagina 76) HP Ondersteuning: http://www.hp.
Reparatie door klant Het Customer Self Repair-programma van HP biedt onze klanten de snelste service onder garantie of een contract. Hiermee kan HP vervangende onderdelen direct naar u (de eindgebruiker) verzenden, zodat u ze kunt vervangen. Met dit programma kunt u onderdelen vervangen op het moment dat u daar tijd voor hebt. Eenvoudig, gemakkelijk te gebruiken ● Een ondersteuningsspecialist van HP voert een diagnose uit en bepaalt of een vervangend onderdeel nodig is voor een defecte hardwarecomponent.
3 38 Het substraat hanteren en substraatproblemen oplossen ● Overzicht ● Poreuze substraten ● Een rol op de as plaatsen ● Een rol in de printer laden ● Ondersteund handmatig laden ● De randhouders ● Een gesneden vel in de printer plaatsen ● Rol uit printer verwijderen ● De opwikkelspoel (accessoire) ● Informatie over het substraat bekijken ● De substraatbreedte en de rechterrandpositie wijzigen ● Substraatlengte volgen ● Substraat snijden ● Taakstartveiligheid overslaan ● Het
Overzicht U kunt op een breed scala aan printmaterialen drukken; in deze handleiding wordt hiernaar verwezen met substraten. Substraattips De keuze van het juiste substraat voor uw toepassingen is van essentieel belang voor een goede afdrukkwaliteit. Hier zijn enkele tips voor het gebruik van substraten. ● Door de opwikkelspoel te gebruiken voor bepaalde substraten krijgt de printer een betere grip op het substraat en zal de afdrukkwaliteit waarschijnlijk beter zijn.
● Bij het afdrukken van een reeks taken moet u erop letten dat het bedrukte substraat de uitvoerbaan niet belemmert: Dit kan ernstige afdrukkwaliteitsproblemen veroorzaken. ● Ga naar Een rol in de printer laden op pagina 48 en Ondersteund handmatig laden op pagina 51 voor meer tips voor substraten. VOORZICHTIG: Door het substraat handmatig van de printer te halen zonder het voorpaneel te gebruiken, kan de printer beschadigd raken. Doe dit alleen als dit nodig is om een substraatstoring te verhelpen.
Substraatcategorie Substraattypes Generieke substraatnamen PVC-banner Frontlit banner Generieke PVC-banner Backlit banner Generieke PVC-banner voor achtergrondverlichting Scrim banner Scrimless banner Gaas-banner met voering Blockout-banner Truckgordijnbanner of dekzeil PP- en PE-folie en -banner Polypropyleen (PP)-film Generieke PP & PE-kunststof Synthetisch papier (zoals Yupo) Tyvek Gecoate PE/HDPE (polyethyleen) banner PET-film Polyester (PET) backlit film Generieke polyester film Polye
Categorie Substraat Kleur kalibr. Textiel Nieuw HP Light Textile Display Banner Nee Zie http://www.globalbmg.com/hp/ HP Heavy Textile Banner Toepassingen Vlaggen voor binnen, muurafbeeldingen, interieurdecoratie, beeldende kunst Zie http://www.globalbmg.com/hp/ HP Satin Canvas Ja 419 micron • 370 g/m² • 14,9 m Nieuw HP Premium Satin Canvas 463 micron • 381 g/m² • 22,9 m Nieuw HP Everyday Satin Canvas 444 micron • 340 g/m² • 22,9 m Nieuw HP PVC-vrij Durable Suede Wall Paper Zie http://www.
Categorie Substraat Kleur kalibr. Nieuw papier met coating van HP, met een kern van 3 inch Ja Toepassingen 114 micron • 90 g/m² • 61 m Nieuw papier met coating van HP, extra zwaar, universeel, met een kern van 3 inch Ja 165 micron • 125 g/m² • 61 m Nieuw papier met coating van HP, extra zwaar, met een kern van 3 inch Ja 167 micron • 130 g/m² • 61 m Nieuw superzwaar HP Plus-papier, mat, met een kern van 3 inch Ja 259 micron • 210 g/m² • 61 m Nieuw HP Professional Gloss Photo Paper Zie http://www.
3. Plaats deze op de plaat, zoals afgebeeld. 4. Laad het substraat dat u wilt controleren. 5. Open de RIP-software. 6. Download het testbestand vanuit de printer: http://printerIP/hp/device/webAccess/images/ Ink_trespassing_check.pdf, waarbij printerIP het IP-adres is van uw printer. 7. Druk het testbestand af met het aantal passages en de substraat-voorinstelling die u wilt gebruiken voor dit substraat (of een soortgelijk profiel voor wat betreft inktlimiet). 8. Verwijder het substraat. 9.
1. Zorg dat de printerwielen zijn vergrendeld (de remhendel moet omlaag staan) om te voorkomen dat de printer wegrolt. 2. Til de asvergrendelingshendel omhoog om de as te ontkoppelen. 3. Verwijder de as uit de printer. VOORZICHTIG: Plaats uw vingers niet in de assteunen. Aan elk uiteinde van de as bevindt zich een stop om de rol op zijn plaats te houden.
46 5. Verwijder de stop van het linkeruiteinde van de as. 6. Leg de rol op de laadtafel. 7. Schuif de as in de rol.
8. De as met een diameter van 51 mm heeft slechts één positie voor de rechterstop. Er zijn blauwe lijnen op de laadtafel die overeenstemmen met de twee posities, maar wanneer u deze as gebruikt, kunt u alleen de buitenpositie gebruiken. 9. Plaats de blauwe stop op het bovenste uiteinde van de as en druk de stop naar het uiteinde van de rol. 10. Vergrendel de blauwe stop wanneer deze contact heeft met het substraat. 11. Plaats de as voorzichtig in de printer.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat de schuifregelaars in de laadtafel zich onder de linkerstop bevinden, anders zal de as niet correct in de linkse assteun worden geplaatst en kan ze op de grond vallen. Als u regelmatig van substraat verandert, kunt u de rollen sneller vervangen door verschillende typen rollen vooraf op verschillende assen te plaatsen. Extra assen kunnen afzonderlijk worden aangeschaft. Een rol in de printer laden Voordat u deze procedure uitvoert, moet u een rol op de as hebben geplaatst.
U kunt ook op 2. en daarna op Substrate load (Substraat laden) > Load roll (Rol laden) drukken. Het laadconfiguratiescherm verschijnt. ● Scheeftrekkingstolerantie: De beschikbare waarden liggen tussen 1 en 5 met als standaard 3. De printer waarschuwt u als de scheeftrekking buiten de ingestelde limiet ligt, maar u kunt nog steeds kiezen om door te gaan met laden.
4. Selecteer de categorie en de naam van het substraat dat u laadt. U kunt ook zoeken op favorieten, of u kunt None of these, I will choose it later (Geen van deze, ik kies later) selecteren: door het openen van de substraatbibliotheek na het voltooien van de laadprocedure. Zie Voorinstellingen substraat op pagina 74. OPMERKING: U moet dezelfde substraatnaam selecteren die u gebruikt in de RIP-software. 5.
8. De printer geeft aan klaar te zijn voor het afdrukken. Let erop dat de bovenste ventilatoren niet worden bedekt. Ga voor instructies voor het gebruik van de opwikkelspoel naar De opwikkelspoel (accessoire) op pagina 56. Ondersteund handmatig laden In de volgende gevallen moet de ondersteunde laadprocedure handmatig gebeuren: ● Het substraat is ongewoon dun of dik. ● Het substraat heeft gerafelde randen. ● Het substraat neigt naar opkrullen aan de randen.
U kunt ook met stap 2 beginnen, in welk geval het laadconfiguratiescherm met het aangevinkte selectievakje zal verschijnen nadat u de aandrukhendel omhoog gezet hebt. Druk op Continue (Doorgaan) voordat u naar de volgende stap gaat. 2. Zet de substraataandrukhendel zo ver mogelijk omhoog. 3. Schuif de bovenrand van het substraat voorzichtig in de printer boven de gladde zwarte roller en zorg ervoor dat het substraat strak gespannen blijft tijdens het proces.
5. Zodra het substraat goed in de printer is ingevoerd, zet u de substraataandrukhendel zo ver mogelijk omlaag. 6. Selecteer de categorie en de naam van het substraat dat u laadt. De rest van de ondersteunde laadprocedure is dezelfde als in de normale laadprocedure. Zie Een rol in de printer laden op pagina 48. De randhouders De randhouders zijn ontworpen om te voorkomen dat de randen van het substraat omhoog komen tijdens het afdrukproces. Ze zijn doorgaans niet nodig.
Bewegend deel Breekbaar Draag handschoenen Zie voor meer veiligheidsinformatie Veiligheidsmaatregelen op pagina 3 Randhouders plaatsen 1. Er is een gat aan de linkerkant voor de randhouders. Plaats een randhouder verticaal in het gat. 2. Schuif de randhouder in de juiste positie. 3. Herhaal dit met de andere randhouder. Het substraat uitlijnen Wanneer het substraat is geladen, lijnt u het uit met de witte lijn op de randhouder.
Een gesneden vel in de printer plaatsen De printer is ontworpen voor gebruik met rollen substraat. Het is mogelijk gesneden vellen in de printer te plaatsen, maar de afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd en u kunt problemen hebben met het voorkomen van scheeftrekken. ● Het vel moet minimaal 1067 mm lang zijn. ● Plaats het vel via de normale procedure voor het laden van rollen (automatisch of handmatig, afhankelijk van het substraat).
4. Wanneer de printer de rol heeft teruggewikkeld, tilt u de asvergrendelingshendel omhoog. 5. Haal de as uit de printer, trek eerst het rechteruiteinde aan de rechterkant van de printer er uit. WAARSCHUWING! Steek uw vingers niet in de assteunen terwijl u de as verwijdert.
Het draagijzer Wanneer de opwikkelspoel wordt gebruikt, moet deze een hangende lus met substraat hebben, die wordt neergedrukt door een draagijzer. Het draagijzer kan verplaatst worden met de opwikkelspoelknoppen of door de opties Move paper (Papier verplaatsen) of Rewind paper (Papier terugwikkelen) op het voorpaneel te gebruiken. Een rol op de opwikkelspoel laden OPMERKING: 1. Opwikkelspoelen met een diameter van 51 mm of 76 mm kunnen gebruikt worden.
4. Ontgrendel de opwikkelspoel door de hendel helemaal omhoog te duwen. 5. Verwijder de opwikkelspoel. 6. Laad de kern op de opwikkelspoel. De kern moet minimaal zo breed zijn als het substraat. 7. Laad de opwikkelspoel in de printer door stevig tegen beide einden te duwen. WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat uw vingers niet beklemd raken.
8. Voer het substraat door door op de knop Move substrate (Substraat doorvoeren) te drukken op het voorpaneel. Zorg ervoor dat het substraat voor de laadtafel langs gaat. 9. Trek het midden van de voorrand van het substraat omlaag om het substraat recht te maken. Probeer het substraat niet uit de printer te trekken. OPMERKING: Als u de opwikkelspoel laadt tijdens het afdrukken, hoeft u het substraat niet strak te trekken.
11. Tape de voorrand van het substraat aan de kern in het midden, daarna aan iedere kant. Zorg ervoor dat het substraat recht is. OPMERKING: Afhankelijk of u de afbeeldingen naar binnen of buiten wilt afdrukken, plaatst u dienovereenkomstig tape. Zie hieronder. 12. Druk op de knop op het voorpaneel om het substraat door te voeren en een lus te maken.
13. Druk op de blauwe pijl op de opwikkelspoelmotor om de spoel een volle slag te draaien. Dit helpt bij het ondersteunen van het gewicht van het draagijzer. 14. Druk op de knop op het voorpaneel om het substraat opnieuw door te voeren. 15. Breng de laadtafel voorzichtig omlaag om kreukels te voorkomen en het wikkelen te bevorderen.
16. Plaats voorzichtig het draagijzer. Dit is essentieel: de opwikkelspoel zal zonder deze niet goed werken. 17. Plaats het draagijzer aan beide kanten in de steunen. WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat uw vingers niet beklemd raken. Risico van beklemd raken van vingers Zie voor meer veiligheidsinformatie Veiligheidsmaatregelen op pagina 3 18. Gebruik de wikkelrichtingschakelaar op de opwikkelspoelmotor om de wikkelrichting te selecteren.
19. Druk op de knop Enable (Activeren) op het voorpaneel. 20. De volgende afbeelding toont hoe de printer eruit ziet als hij in bedrijf is. Als een substraat vanaf de printer wordt ingevoerd, valt dit in een lus en gaat dan omhoog in de opwikkelspoelas. OPMERKING: afdruk. Als de opwikkelspoel in gebruik is, wordt het substraat niet automatisch afgesneden na elke De opwikkelspoel verwijderen WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat uw vingers niet beklemd raken.
Informatie over het substraat bekijken Druk op het beginscherm van het voorpaneel op .
Substraat snijden Deze informatie is beschikbaar via het voorpaneel van de printer. Als u op en daarna op het schaarpictogram drukt, voert de printer het substraat normaal gezien 10 cm door en snijdt het daarna af. OPMERKING: Als de snijmachine is uitgeschakeld ( , daarna Substrate handling options (Opties voor substraatbehandeling) > Cutter (Snijmachine) > Off (Uit), voert de printer het substraat door maar snijdt het niet af.
● Wanneer het substraat vastloopt op het substraatpad naar de plaat, kan het zijn dat de voorste rand van het substraat niet recht of niet schoon is. Snijd de eerste 2 cm (1 inch) van het substraat van de rol af en probeer het opnieuw. Mogelijk is dit zelfs bij een nieuwe rol substraat nodig. ● Controleer of de as correct is geplaatst. ● Controleer of het substraat corrrect op de as is geladen. ● Controleer of het substraat strak is opgewonden.
Het substraatpad controleren Dit probleem kan optreden wanneer een rol op is en het einde van de rol aan de kartonnen kern kleeft. Als dit het geval is, knipt u het einde van de rol los van de kern. Voer het substraat dan door de printer en laad een nieuwe rol. Anders: NLWW 1. Schakel de printer uit via het voorpaneel en schakel vervolgens ook de stroomschakelaar op de achterzijde van de printer uit. 2. Open het printervenster. 3.
VOORZICHTIG: Probeer het substraat niet door het invoerpad te trekken. Hiermee draait u de normale bewegingsrichting namelijk om en kunnen er printeronderdelen beschadigd raken. WAARSCHUWING! Raak de hardingsbehuizing van de printer niet aan; deze kan heet zijn. Risico van brandwonden Zie voor meer veiligheidsinformatie Veiligheidsmaatregelen op pagina 3 7. Zet de substraataandrukhendel omlaag. 8. Controleer of er geen stukken substraat meer in de printer zitten.
● Verhoog het vacuümniveau in stappen van 10 mmH2O. Blijf binnen de volgende grenswaarden: 20 mmH2O voor banners, 45 mmH2O voor vinyl en 60 mmH2O voor andere substraatgroepen. U kunt het vacuümpercentage aan de voorkant van de afdrukzone verminderen door dunne substraten. ● Verhoog het aantal passages. ● Zorg ervoor dat het substraat is opgeslagen in dezelfde ruimte als waar de printer zich bevindt. ● Probeer de substraatrandhouders te gebruiken.
● Met achtergrondverlichting: minder dan 0,05% ● Papier: minder dan 0,1% ● PP & PE-kunststof: minder dan 0,4% Wij raden u aan om gebieden met gelijke hoeveelheden inkt vlak naast elkaar af te drukken. Wanneer dit niet mogelijk is, drukt u de gebieden met verschillende soorten inkt als afzonderlijke taken af en wijzigt u de lengte van de taak met minder inkt in de RIP om ervoor te zorgen dat de afmetingen overeenkomen met de taak met een hoog inktgehalte.
De automatische snijmachine werkt niet In de volgende gevallen wordt de automatische snijmachine uitgeschakeld: ● Wanneer deze handmatig is uitgeschakeld via de RIP of het voorpaneel. Om de snijmachine via het voorpaneel uit te schakelen, drukt u op , daarna op Substrate handling options (Opties voor substraatbehandeling) > Cutter (Snijmachine) > Off (Uit). ● Wanneer u op textiel, pvc-banners en of andere substraatsoorten afdrukt die niet afgesneden kunnen worden, schakelt het RIP de snijmachine uit.
72 Led-status van opwikkelspoel Probleem Onderbroken afdruktaak? Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Continu groen Opwikkelspoel draait niet Nee De wikkelspoelschakelaar op de opwikkelspoelmotor staat uit of in de verkeerde stand. Ga na of de schakelaar aan staat en selecteer de juiste wikkelrichting (1 of 2). Continu groen Opvangspoel draait de verkeerde kant op Nee De wikkelrichtingschakelaar op de opwikkelspoelmotor staat in de verkeerde stand. Zet de schakelaar in de juiste stand.
4 NLWW Substraatinstellingen ● Voorinstellingen substraat ● Online zoeken ● HP Medialocator ● Generieke voorinstellingen ● Een substraatvoorinstelling klonen ● Een substraatvoorinstelling wijzigen ● Een nieuw substraat toevoegen ● Een substraatvoorinstelling verwijderen ● Sneller afdrukken ● Kleurkalibratie ● ICC-profielen ● Kleurconsistentie verbeteren bij afdrukken van een afbeelding op meerdere afdrukken 73
Voorinstellingen substraat Elk substraattype heeft zijn eigen kenmerken. Om de beste afdrukkwaliteit te verkrijgen, moeten de afdrukparameters aangepast worden aan elke verschillend substraattype. Sommige types hebben bijvoorbeeld meer inkt nodig en andere hogere temperaturen voor uitharden. De specificatie van de correcte afdrukparameter voor een bepaald substraattype wordt substraatvoorinstelling genoemd.
Wanneer de printer is verbonden met de database (dit kan enkele seconden duren), wordt een lijst weergegeven van alle beschikbare substraatvoorinstellingen voor uw printermodel. U kunt door de lijst bladeren door te scrollen en u verkrijgt informatie over een voorinstellling door op haar naam te drukken. Naast bladeren zijn er twee andere manieren om te zoeken naar voorinstellingen: Zoekopdrachten met vrije tekst en filters.
Zodra een substraatvoorinstelling gedownload is, wordt deze gecontroleerd en geïnstalleerd op de vaste schijf van de printer. Tijdens de controle en de installatie wordt een bericht op het volledige scherm van het voorpaneel weergegeven. Dit bericht verdwijnt wanneer de controle en de installatie voltooid zijn. De nieuwe substraatvoorinstelling wordt nu weergegeven in de substraatbibliotheek samen met alle eerdere en standaard geïnstalleerde voorinstellingen en is klaar voor gebruik.
Generieke voorinstellingen Generieke voorinstellingen zijn ontworpen voor een hele substraatcategorie in plaats van voor een bepaald substraat. Ze kunnen niet bewerkt, gewist, opgeslagen, kleur-gekalibreerd of ICC-geprofileerd worden; maar ze kunnen wel gekloond worden. Als u daarom absoluut een generieke voorinstelling wilt wijzigen, moet u deze eerst klonen en daarna met de kloon werken die volledig bewerkbaar is.
Een substraatvoorinstelling wijzigen U kunt een voorinstelling wijzigen door op Modify (Wijzigen) te drukken. Klik op het pictogram naast de afdrukmodus die u wilt wijzigen; of klik op Add new print mode (Nieuwe afdrukmodus toevoegen). U kunt de naam van elke afdrukmodus verwijderen of wijzigen, hoewel u minstens één afdrukmodus moet behouden. OPMERKING: U kunt maximaal zes afdrukmodi definiëren. OPMERKING: Het aantal passages in een bestaande afdrukmodus kan niet worden gewijzigd.
4. Wanneer het substraat is geladen, gaat u naar de substraatbibliotheek op het voorpaneel en kiest u de substraatcategorie in de linkerkolom van het substraatbibliotheekscherm (PVC-BANNER in dit voorbeeld). Daarna klikt u op + New PVC banner (+ Nieuwe PVC-banner) bovenaan in de rechterkolom. De nieuwe voorinstelling wordt gebaseerd op een generieke voorinstelling; Als er meerdere generieke voorinstellingen in die categorie zijn, vraagt het voorpaneel u om één van de twee te kiezen. 5.
● Vacuüm afdrukken: Stelt de vacuümwaarde in de afdrukzone in om het substraat vlak te houden. Verhoog deze waarde als het substraat vastloopt of als u vlekken ziet. Verlaag deze waarde als u strepen waarneemt of de afdruk korrelig is. ● Doorvoerfactor: Hiermee kunt u de substraatdoorvoer bij elke wagenpassage verhogen of verlagen. ● Vertragingscompensatie tussen passages: De vertragingstijd tussen de passages zorgt voor een betere droging. Verhoog de vertraging als u strepen op uw afdrukken waarneemt.
U kunt het voorpaneel gebruiken om de volgende instellingen aan te passen tijdens het afdrukken. ● Om de temperatuur, het vacuüm, de vertragingscompensatie tussen de passages en de substraatdoorvoerinstellingen tijdens het afdrukken te wijzigen, drukt u op Adjustments (Aanpassingen) op het afdruktaakscherm van het voorpaneel en kiest u de instelling die u wilt aanpassen.
Beschikbare afdrukmodi Categorie Naam van substraat Hoge snelheid Standaard Hoge kwaliteit Zelfklevend vinyl Gen. zelfklevend vinyl – 8p_6C_90 10p_6C_110 12p_6C_150 16p_6C_200 20p_6C_260 Generiek papier – 8p_6C_100 10p_6C_110 Papier met coating – 10p_6C_100 10p_6C_90 Papier achtergr.-verl. 12p_6C_130 16p_6C_150 20p_6C_150 Generieke PP & PE-kunststof 12p_6C_80 16p_6C_80 20p_6C_90 Gen. PP & PE-kunststof achtergr.-verl.
Een substraatvoorinstelling verwijderen U kunt substraatvoorinstellingen verwijderen die u zelf hebt toegevoegd, met uitzondering van de voorinstellingen die met de printer zijn meegeleverd. Hiervoor drukt u op in het substraatbibliotheekscherm. Als u een voorinstelling wilt verwijderen, verliest u de verwijzing naar dit substraat in de gebruik- en telgegevens. In plaats van de substraatnaam ziet u vanaf dat moment "Verwijderd substraat" in de gebruik- en telgegevens.
Er zijn gevallen waarin een substraat niet kan worden gekalibreerd. In deze gevallen zijn de opties Calibrate (Kalibreren) en Reset (Herstellen) niet beschikbaar: ● Het geladen substraat heeft een generieke voorinstelling. ● Het geladen substraat heeft een voorstelling die niet bewerkbaar is. ● Het geladen substraat is niet geschikt voor kleurkalibratie.
Kleurkalibratie uitvoeren Het testschema van de kleurkalibratie wordt afgedrukt met een vaste afdrukmodus met een hoog aantal passages en vaste hardings- en drooginstellingen om afdrukconsistentie te garanderen. Parameters die de substraatdoorvoer beïnvloeden, moeten worden afgestemd en de printkoppen moeten worden uitgelijnd voordat u de kleurkalibratie voor de eerste keer start.
U kunt de kalibratiestatus van uw substraat controleren door op het voorpaneel op te drukken. ● De status Recommended (Aanbevolen) betekent dat het substraat nog nooit is gekalibreerd. In dit geval worden de kleurtabellen van de fabrieksinstellingen toegepast, aangezien er geen referentiepunt is gedefinieerd. Nadat er een of meerdere kleurkalibraties zijn uitgevoerd, kunt u op de knop Reset (Herstellen) drukken om terug te keren naar de status Aanbevolen.
Kleurconsistentie verbeteren bij afdrukken van een afbeelding op meerdere afdrukken De eenvoudigste manier om de kleurconsistentie te verbeteren bij het afdrukken van een afbeelding op meerdere afdrukken, is met behulp van een substraat dat is geoptimaliseerd voor het afdrukken op meerdere afdrukken. OPMERKING: Voor een optimale kleurconsistentie hebben alle substraten die zijn geoptimaliseerd voor het afdrukken op meerdere afdrukken, een standaard interbaanvertraging van 1 seconde.
4. Selecteer de afdrukmodus om het ICC-profiel maken. OPMERKING: Het aantal passages moet minimaal 8 of meer zijn: profielen met minder passages verschijnen niet op de lijst. Als geen enkel profiel genoeg passages heeft, wordt een standaardprofiel weergegeven. 5. Stel de kleurreferentie in en maak het ICC-profiel aan. BELANGRIJK: Kleurkalibratie is verplicht voor dit type afdrukmodus. OPMERKING: Een achtervoegsel van het afdrukken op meerdere afdrukken wordt aan de substraatnaam toegevoegd.
5 Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ● Algemeen advies bij afdrukken ● Afdrukkwaliteit verbeteren ● NLWW – 1. Statusschema voor de printkoppen – 2. Het statusschema van de optimalisatie – 3. Statusschema voor de uitlijning van de printkoppen – 4.
Algemeen advies bij afdrukken Handel als volgt wanneer u een probleem hebt met de afdrukkwaliteit: ● Controleer of het substraattype dat u hebt geselecteerd op het bedieningspaneel en in uw RIP-software overeenkomt met het substraattype dat in de printer is geladen. Zorg ervoor dat het substraattype gekalibreerd is (waaronder substraatdoorvoer, printkop en kleurkalibratie).
U kunt ook de testschema's afzonderlijk afdrukken voor een specifieke foutopsporing van de staat van de spuitmondjes, de uitlijning, de optimalisatie of problemen met de substraatdoorvoer en substraatkwaliteit zoals hieronder wordt beschreven. 1. Statusschema voor de printkoppen Het statusschema voor de printkoppen bestaat uit patronen die zijn ontworpen om problemen met de betrouwbaarheid van de printkop weer te geven. Het helpt om te bepalen of de printkop verstopt is of andere problemen ondervindt.
Vergelijk de drie rijen. ● De rij met het teken optimalisatie. toont een gesimuleerde afbeelding met een meer dan normale hoeveelheid ● De rij met het teken toont een gesimuleerde afbeelding met een minder dan normale hoeveelheid optimalisatie die overeenkomt met meer dan 200 geblokkeerde spuitmondjes. ● De rij met de rechthoek eromheen en het teken passages worden afgedrukt.
Als er duidelijk verschil is in kwaliteit is tussen de rijen, zijn er minstens twee mogelijke verklaringen: NLWW ● Als de kwaliteit van de rij met het teken hoger is, is het substraat zeer gevoelig voor de hoeveelheid optimalisatie. Ga naar uw substraatbibliotheek op het voorpaneel of in uw RIP, selecteer uw afdrukmodus en verhoog de hoeveelheid optimalisatie in de geavanceerde instellingen. Zie Een nieuw substraat toevoegen op pagina 78.
3. Statusschema voor de uitlijning van de printkoppen Zo drukt u het statusschema voor de uitlijning van de printkoppen af: 1. Gebruik hetzelfde substraattype als bij de detectie van het probleem. Of overweeg het gebruik van vinylglossubstraat voor een betere zichtbaarheid van de optimalisatie in het bijzonder. 2. Ga naar het voorpaneel en druk op , daarna op Image-quality maintenance (Onderhoud afdrukkwaliteit) > Align printheads (Printkoppen uitlijnen) > Align printheads (Testschema afdrukken).
Als de printkoppen niet goed zijn uitgelijnd of als u er twijfels over hebt, omdat er bijvoorbeeld een substraatbotsing heeft plaatsgevonden, dan lijnt u de printkoppen uit. Zie De printkoppen uitlijnen op pagina 117. 4. Het statusschema van de substraatdoorvoer Om de kwaliteit van de afdruk precies af te stellen, kan het nodig zijn om de snelheid waarmee het substraat wordt doorgevoerd aan te passen. De substraatdoorvoer bepaalt het plaatsen van de stippen op het substraat.
Substraatdoorvoer tijdens het afdrukken aanpassen Wanneer u niet meer dan zes passages gebruikt, kunt u de substraatdoorvoer nauwkeuriger afstellen tijdens het afdrukken: druk op , daarna op Adjustments (Aanpassingen) > Adjust substrate advance (Substraatdoorvoer aanpassen) Selecteer een wijzigingswaarde van –10 mm/m tot +10 mm/m (of mils/inch). Voor het corrigeren van lichte strepen verlaagt u de waarde. Verhoog de waarde om donkere strepen te corrigeren.
Wanneer dit probleem zich voordoet: ● Controleer of de verticale correctie-optie is uitgeschakeld in de RIP en op het voorpaneel. Druk op het voorpaneel op , daarna op Image-quality maintenance (Onderhoud afdrukkwaliteit) > Vertical correction (Verticale correctie) (als deze optie beschikbaar is). ● De printkoppen kunnen verkeerd zijn uitgelijnd. Dit is waarschijnlijk wanneer de printkoppen lange tijd niet zijn uitgelijnd of wanneer het substraat is vastgelopen.
● Als u gebruikt maakt van een afdrukmodus met zes of minder passages, probeert u het aantal passages te verhogen. Als u met weinig passages werkt, kunt u een zekere mate van streepvorming verwachten. ● Wanneer er strepen optreden in alle kleuren over de breedte van de afgedrukte afbeelding is er waarschijnlijk een probleem met de substraatdoorvoer. Gebruik het voorpaneel om de substraatdoorvoer aan te passen (zie Substraatdoorvoer tijdens het afdrukken aanpassen op pagina 96).
– Lijn de printkoppen uit. Zie De printkoppen uitlijnen op pagina 117. – Probeer de automatische correctie voor verticale streepvorming. Op het voorpaneel, drukt u op , daarna op Image-quality maintenance (Onderhoud afdrukkwaliteit) > Vertical correction (Verticale correctie). Deze informatie zou ook in uw RIP beschikbaar moeten zijn. OPMERKING: Vergeet niet om de correctie voor verticale strepen uit te schakelen als u deze niet langer nodig hebt, aangezien deze de korrel kan vergroten.
Onjuist uitgelijnde kleuren Wanneer de kleuren in een richting onjuist zijn uitgelijnd, kunnen de printkoppen onjuist zijn uitgelijnd. Dit is waarschijnlijk wanneer de printkoppen lange tijd niet zijn uitgelijnd of wanneer het substraat is vastgelopen. Lijn indien nodig de printkoppen uit (zie De printkoppen uitlijnen op pagina 117). Door het statusschema voor de uitlijning van de printkoppen af te drukken, kunt u bepalen of dat noodzakelijk is (zie 3.
2. Gebruik de RIP om zijwaartse kleurstroken toe te voegen aan de zijkant van het schema, vlak bij de inktvoorraden. De kleurstroken zijn ontworpen om alle spuitmondjes van de printkoppen te gebruiken, zodat het probleem zich niet voordoet. OPMERKING: Deze optie is niet in alle RIP's aanwezig. 3. Voeg handmatig zijwaartse kleurstroken toe voor het afdrukken. In dit geval kunt u de standaardkleuren gebruiken of besluiten om een specifieke kleur te gebruiken waarin het probleem u is opgevallen.
Inktvlekken De volgende redenen kunnen ertoe leiden dat u inktvlekken ziet op de afdruk: ● Het substraat is schuin geplaatst. Er wordt tijdens de laadprocedure een waarschuwing weergegeven als het substraat erg schuin ligt. Negeer deze niet. ● Het substraat ligt niet vlak in de afdrukzone. Probeer de volgende mogelijke oplossingen. – Verhoog het vacuümniveau in stappen van 5 mmH2O. – Verlaag de uithardingstemperatuur.
De inkt is olieachtig of maakt vlekken bij het aanraken Deze symptomen kunnen optreden in verschillende omstandigheden: ● Wanneer de symptomen alleen optreden aan het begin van de eerste afdruk nadat de printer enige tijd niet is gebruikt (met name wanneer aan het begin van de afdruk veel inkt wordt gebruikt) Dit kan enkel een tijdelijk probleem zijn: probeer opnieuw af te drukken, en misschien kunt u ook de inktlimieten enigszins verlagen.
Problemen met tegels De meest voorkomende problemen bij het afdrukken van tegels zijn de volgende: ● Kleurvariatie tussen tegels In sommige gevallen kunnen er kleurverschillen optreden in aangrenzende tegels met dezelfde solide achtergrondkleur tussen de rechterkant van de eerste tegel en de linkerkant van de tweede tegel.
NLWW 2. Verwijder het draagijzer. 3. Verwijder de opwikkelspoel om de installatie van de nieuwe armen met tegengewichten mogelijk te maken.
4. Installeer de subassemblage op de linkerarm van het draagijzer, door de armen naar boven te verplaatsen. 5. Installeer de subassemblage op de rechterarm van het draagijzer, door de armen naar boven te verplaatsen.
6. Corrigeer de positie van het draagijzer na de installatie van de armen. 7. Installeer het gewicht aan het einde van de moer voor de meeste substraten. In sommige gevallen kunt u het gewicht naar voren bewegen om de voorspanning te verminderen voor een bepaald substraat. 8. Voor een printer van 64 inch: Houd de gewichten op de verste positie van de spanningsbalk, om een maximaal tegengewichtmoment te bieden. 9.
6 Het inktsysteem ● Inktpatronen ● Printkoppen ● Onderhoudspatroon ● Veilige modus Inktpatronen De zeven inktpatronen van de printer voorzien de printkoppen van magenta, licht magenta, zwarte, gele, licht cyaan, cyaan en optimalisatie-inkt. Ieder patroon heeft een capaciteit van 400 ml. Inktpatronen vereisen geen onderhoud of reiniging, maar moeten voor installatie wel worden geschud. De afdrukken blijven van hoge kwaliteit ook als het inktpeil heel laag is.
Printkoppen De printkoppen zetten inkt af op het substraat. Elke printkop, met uitzondering van de optimalisatieprintkop, is verbonden met de twee inktpatronen. De printkoppen zijn uiterst duurzaam en hoeven niet te worden vervangen elke keer dat u een inktpatroon vervangt. Ze zorgen voor uitmuntende resultaten ook wanneer de inktpatronen bijna leeg zijn. Voor het behoud van optimale afdrukkwaliteit worden de printkoppen automatisch met regelmatige intervallen getest.
Het patroon bevat een rolletje doek dat wordt gebruikt om de printkoppen te reinigen. U ontvangt een melding wanneer 92% van de rol is gebruikt waarna het patroon nog ongeveer 140 m² aan afgedrukt gebied moet functioneren. Een nieuwe rol gaat ongeveer 1850 m² aan afgedrukt gebied mee. OPMERKING: Deze cijfers kunnen aanzienlijk variëren op basis van de afbeeldingskwaliteit, de afdrukmodus en de omgevingstemperatuur.
7 Hardwareonderhoud Voor het uitvoeren van de taken in dit hoofdstuk moet u mogelijk gebruikmaken van de onderhoudskit voor gebruikers die bij de printer is geleverd.
Tips voor het inktsysteem Volg altijd deze richtlijnen voor de beste resultaten: ● Volg de instructies op het voorpaneel tijdens de installatie. ● Laat de printer en de onderhoudspatroon de printkoppen automatisch reinigen. ● Verwijder de inktpatronen en printkoppen alleen wanneer nodig. ● Verwijder de inktpatronen nooit tijdens het afdrukken. Verwijder ze alleen wanneer de printer klaar is voor het vervangen. Het voorpaneel begeleidt u bij de vervangingsprocedure.
Een inktcartridge verwijderen 1. Op het voorpaneel van de printer drukt u op , daarna op Replace ink patronen (Inktpatronen vervangen). U kunt ook op NLWW , daarna op Ink (Inkt) > Replace ink patronen (Inktpatronen vervangen) drukken. 2. Pak het blauwe lipje vast aan de voorkant van de patroon die u wilt verwijderen. 3. Trek het blauwe lipje naar beneden en dan naar u toe. 4. De patroon schuift samen met de overeenkomstige lade naar buiten.
5. Til de patroon uit de lade. OPMERKING: Raak het uiteinde van de patroon dat zich in de printer bevindt niet aan, aangezien het contactpunt bedekt kan zijn met inkt. OPMERKING: Sla, indien nodig, een deels gebruikte inktpatroon op in dezelfde positie alsof hij in de printer is geplaatst. Gebruik geen deels gebruikte patroon die op zijn zij is opgeslagen. 6. Het frontpanel geeft aan welke inktcartridge ontbreekt. Een inktcartridge plaatsen 1. Zoek het etiket met de inktkleur op de nieuwe inktpatroon.
4. Plaats de inktpatroon in de patroonlade. 5. Schuif de lade en de patroon in de sleuf tot deze vastklikken. 6. Op het frontpanel verschijnt de bevestiging dat alle cartridges correct zijn geplaatst. Opnieuw gevulde en niet-HP inktpatronen HP raadt u aan de lege patroon te vervangen door een nieuwe patroon van HP. Er kleven meerdere nadelen aan het gebruik van opnieuw gevulde of niet-HP-inktpatronen.
Als u opnieuw gevulde inktpatronen of patronen van een andere leverancier dan HP wilt gebruiken, moet u deze instructies in acht nemen om te zorgen dat de printer een patroon gebruikt waarvan de printer denkt dat deze leeg is. VOORZICHTIG: Het gebruik van een compleet lege inktpatroon kan de printkoppen beschadigen. Schade die het gevolg is van afdrukken met lege inktpatronen, valt niet onder de garantie.
Na het afdrukken van het statusschema voor de printkoppen (zie 1. Statusschema voor de printkoppen op pagina 91) ziet u bij welke kleuren problemen optreden. Reinig elke printkop die niet goed functioneert. Wanneer u niet zeker weet welke printkoppen gereinigd moeten worden, reinigt u ze allemaal.
Handmatig uitlijnen Om via het voorpaneel een handmatige uitlijning te starten drukt u op , daarna op Image-quality maintenance (Onderhoud afdrukkwaliteit) > Align printheads (Printkoppen uitlijnen) > Manual printhead alignment (Printkoppen handmatig uitlijnen) > Print alignment pattern (Uitlijnpatroon afdrukken).
Wanneer u via het voorpaneel de correctiewaarden wilt invoeren, drukt u op , daarna op Image-quality maintenance (Onderhoud afdrukkwaliteit) > Align printheads (Printkoppen uitlijnen) > Manual printhead alignment (Printkoppen handmatig uitlijnen) > Enter correction values (Correctiewaarden invoeren). Voer iedere waarde in het venster met dezelfde letter in als het overeenkomstige patroon.
3. Wanneer de verplaatsing van de wagen is voltooid, geeft het voorpaneel aan dat u het venster moet openen. 4. De wagen staat aan de rechterkant van de printer. VOORZICHTIG: 5. Raak de hardingsbehuizing van de printer niet aan; deze kan heet zijn. Trek de vergrendeling aan de bovenkant van de wagen omhoog en laat weer los.
NLWW 6. Til de afdekplaat omhoog. Zo verkrijgt u toegang tot de printkoppen. 7. Zet de blauwe hendel omhoog om een printkop te verwijderen. 8. Gebruik de blauwe hendel om de printkop voorzichtig los te maken.
9. Trek de blauwe hendel voorzichtig omhoog tot de printkop los komt uit de wagen. VOORZICHTIG: Trek niet plotseling aan de hendel. Hiermee kunt u de printkop beschadigen. VOORZICHTIG: Als u een oude printkop wilt bewaren voor later gebruik, plaatst u het kapje en de dop opnieuw op de printkop. Plaats nooit een doorzichtig optimalisatiekapje of een witte dop op een printkop die geen optimalisatieprintkop is.
2. Verwijder de oranje bescherming door deze naar beneden te trekken. OPMERKING: De beschermingskapjes van de optimalisatie zijn wit of doorzichtig. 3. De printkop is zo ontworpen dat u deze alleen in de juiste sleuf kunt plaatsen. Controleer of de kleur van het etiket op de printkop overeenkomt met de kleur van het etiket op de wagensleuf waarin u de printkop plaatst. 4. Plaats de nieuwe printkop in de juiste wagensleuf. VOORZICHTIG: Plaats de printkop langzaam en verticaal, recht omlaag.
5. Druk de kop omlaag zoals is aangegeven door de pijl. VOORZICHTIG: U kunt enige weerstand voelen wanneer u de nieuwe printkop installeert, daarom moet u hem krachtig, maar soepel naar beneden duwen. U hoort een geluidsignaal en ziet een bevestiging op het frontpanel wanneer de printkop is geplaatst. 6. Plaats eventuele andere printkoppen die moeten worden geïnstalleerd en sluit de afdekplaat van de wagen. 7.
8. Laat de grendel rusten op de afdekplaat van de wagen. Wanneer alle printkoppen correct zijn geplaatst en door de printer zijn geaccepteerd, geeft de printer een geluidssignaal. OPMERKING: Als u geen geluidssignaal hoort wanneer u de printkop plaatst en het bericht Replace (Vervangen) op het voorpaneel verschijnt, moet u mogelijk de printkop opnieuw plaatsen. 9. Sluit het printervenster. 10. Op het voorpaneel verschijnt de bevestiging dat alle printkoppen correct zijn geplaatst.
Elektrische contacten van een printkop reinigen Het is mogelijk dat de printer een printkop niet herkent nadat deze is geïnstalleerd. Dit kan gebeuren vanwege inktafzetting op de elektrische contacten tussen de printkop en de printkopwagen. Onder deze omstandigheden raadt HP u aan om de elektrische contacten van de printkop te reinigen. Regelmatig reinigen van de contacten zonder zichtbare problemen wordt echter niet aangeraden.
NLWW 2. Open de wagencontactwisser. 3. Plaats het korte lipje van het doekje in de sleuf aan de voorkant van de wagencontactwisser. 4. Sluit de wagencontactwisser om het doekje vast te zetten. 5. Open de printkopwagenvergrendeling en verwijder de defecte printkop zoals is aangegeven op het voorpaneel. Zie Een printkop vervangen op pagina 119.
6. Plaats de wagencontactwisser achter in de printkopsleuf. Veeg de elektrische contacten schoon door de wisser tussen de elektrische contacten achter in de sleuf en de stalen veer te plaatsen, met het doekje naar de elektrische contacten toe. Probeer geen inktafzetting te absorberen die zich mogelijk op de bodem van de sleuf bevindt. VOORZICHTIG: Als de wagen langer dan 7 minuten in het midden van de printer blijft staan, probeert de wagen terug te rijden naar de normale positie (rechts). 7.
9. Gebruik hetzelfde doekje en maak de onderste strip elektrische contacten op de printkop schoon (tenzij de printkop nieuw is). Raak de bovenste set elektrische contacten niet aan. VOORZICHTIG: beschadigen. Raak het printkopoppervlak met de spuitmondjes niet aan, omdat deze gemakkelijk 10. Laat beide connectoren even drogen en plaats vervolgens de printkop weer in de wagen. Zie Een printkop vervangen op pagina 119. 11.
13. Gooi het vuile doekje op een veilige plaats weg om te voorkomen dat er inkt terechtkomt op uw handen of kleding. Als het bericht Reseat (Opnieuw installeren) of Replace (Vervangen) niet verdwijnt, vervangt u de printkop of neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. Vervang de onderhoudspatroon U moet de onderhoudspatroon vervangen wanneer het voorpaneel daarom vraagt. TIP: Wanneer u de onderhoudspatroon wilt verwijderen en controleren, handelt u als volgt.
BELANGRIJK: Daarom: Wanneer u een onderhoudspatroon verwijdert, mag u niet vergeten dat deze vol inkt zit. ● Draag handschoenen. ● Verwijder hem voorzichtig en horizontaal om spatten te voorkomen. ● Hanteer en bewaar de onderhoudspatroon altijd rechtop. WAARSCHUWING! Zorg dat de printerwielen zijn vergrendeld (de remhendel moet omlaag staan) om te voorkomen dat de printer wegrolt. 3. NLWW Elke onderhoudspatroon is aan de voorkant voorzien van een lipje.
4. Wanneer de cartridge voor de helft uitgeschoven is, houdt u hem met beide handen vast, omdat het zwaar kan zijn. BELANGRIJK: Schuif de cartridge er horizontaal uit om morsen te voorkomen omdat hij vol inkt zit. 5. Verwijder de plastic afdekking van de nieuwe onderhoudspatroon. 6. Plaats de onderhoudspatroon in de sleuf, zoals wordt aangegeven door de pijl.
7. Druk de onderhoudspatroon naar binnen tot hij niet meer uit de sleuf uitsteekt. U zult merken dat de printer de cartridge opneemt: gebruik niet te veel kracht. OPMERKING: gesloten. 8. De nieuwe onderhoudspatroon wordt pas op het voorpaneel weergegeven nadat de deur is Sluit de deur nadat u de onderhoudspatroon in de printer hebt geplaatst.
WAARSCHUWING! Vermijd bewegende delen. U wordt aangeraden handschoenen te dragen. Bewegend deel Draag handschoenen Zie voor meer veiligheidsinformatie Veiligheidsmaatregelen op pagina 3 VOORZICHTIG: beschadigt. Pas op dat u tijdens het reinigen niet de kunststof codeerstrook boven op de stang 4. Wacht totdat de stang droog is om het venster te sluiten. De wagen beweegt naar de linkerkant van de printer om u toegang te bieden tot het deel van de stang onder de rechterklep. 5.
8. Breng met een zigzagbeweging een beetje olie op de stang aan. OPMERKING: 9. Pas op dat u tijdens het smeren geen olie op de codeerstrook boven op de stang morst. Druk op OK op het voorpaneel. 10. Sluit het venster. 11. De wagen beweegt van de ene kant van de printer naar de andere zodat de olie langs de stang wordt verdeeld. 12. Het voorpaneel vraagt u om de voltooiing van het smeren te bevestigen. Druk op OK om te bevestigen.
Reinigingsprocedure 1. Op het voorpaneel drukt u op , daarna Preventive maintenance tasks (Preventieve onderhoudstaken) > Clean scan axis encoder (Scanascodeerder reinigen). 2. Open het venster. 3. Reinig beide kanten van de codeerstrip met een doek die is bevochtigd met water, zoals aangegeven in het voorpaneel en druk op Continue (Doorgaan) wanneer u klaar bent. 4. Sluit het venster. De wagen verplaatst zich naar de linkerkant van de printer. 5.
5. Verwijder droge, losse inktresten met een droge borstel. 6. Gebruik dezelfde droge borstel om droge, losse inktresten van het plaatoppervlak te verwijderen. 7. Maak de gebruikte doek licht vochtig met 95% ethanol om de overgebleven droge inktresten van de plaat te verwijderen. OPMERKING: Droge inktafzettingen hebben meer tijd nodig om verwijderd te worden. OPMERKING: De onderhoudsset bevat geen ethanol van 95%. VOORZICHTIG: Ethanol is zeer brandbaar.
8. Gebruik de vochtige doek om de overgebleven droge inktresten te verwijderen. 9. Sluit de ethanolhouder van 95% en haal deze samen met de doek uit de buurt van de printer. 10. Wacht 3 tot 4 minuten om de ethanol te laten verdampen voordat u de printer aanzet en het substraat opnieuw laadt. 11. Controleer met een pinnetje met een diameter van 1 mm of de vacuümgaten niet verstopt zijn, met name de gaten die worden bedekt door de meest gebruikte substraatafmetingen.
OPMERKING: Als de printer of de inktpatronen van een koude naar een warme en vochtige plaats worden gebracht, kan het water uit de atmosfeer op de printeronderdelen en de patronen condenseren wat kan resulteren in inktlekken en printerfouten. In dit geval raadt HP aan dat u minimaal 3 uur wacht voordat u de printer aanzet of de inktpatronen installeert om het condensaat te laten verdampen. Service-onderhoud Tijdens de levensduur van de printer kunnen onderdelen die continu worden gebruikt, versleten raken.
8 Firmware-update De functies van de printer worden bestuurd door software in de printer. Deze software wordt ook firmware genoemd. Van tijd tot tijd stelt HP firmware-updates beschikbaar. Deze updates verbeteren de functionaliteit en de functies van de printer. Firmware-update die een USB-flashstation gebruikt Wanneer u de printer voor het eerst installeert, wordt u mogelijk gevraagd de firmware bij te werken. Hiervoor hebt u een USB-flashstation nodig voor de volgende specificaties: ● USB 2.
Firmware-update met gebruik van de geïntegreerde webserver 1. Raadpleeg Printerstatus controleren op pagina 23 om vanaf iedere computer toegang te krijgen tot de geïntegreerde webserver. 2. In de geïntegreerde webserver selecteert u het tabblad Setup (Installatie) en vervolgens Firmware update (Firmware-update) (Firmware bijwerken) > Manual firmware update (Firmware handmatig bijwerken). 3. Volg de instructies op het scherm om het firmwarebestand vanaf http://www.hp.
Automatische firmware-updates Automatische firmware-updates zijn handig en mogelijk met printers aangesloten op het web. Uw printer kan automatisch de nieuwste firmware downloaden en dit voor u installeren. Belangrijke opmerkingen ● Uw printer moet zijn verbonden met het internet.
9 Accessoires Om benodigdheden of accessoires te bestellen, gaat u naar http://www.hp.com/go/latex115/accessories op internet. U ziet daar ook de nieuwste lijst met benodigdheden en accessoires voor uw printer. In de rest van dit hoofdstuk vindt u de beschikbare benodigdheden en accessoires en de onderdeelnummers. Inktbenodigdheden bestellen U kunt de volgende inktbenodigdheden voor uw printer bestellen.
Tabel 9-3 Andere materialen Kit Onderdeelnummer HP 831 Latex-onderhoudspatroon CZ681A Accessoires bestellen U kunt de volgende accessoires bestellen voor uw printer. TIP: Reserve-assen vergemakkelijken het switchen tussen verschillende substraten.
10 Overige problemen oplossen NLWW ● De printer krijgt geen IP-adres ● Geen toegang tot geïntegreerde webserver ● De printer drukt niet af ● Het softwareprogramma werkt langzamer of blijft hangen wanneer er een afdruktaak wordt gegenereerd ● De printer lijkt langzaam ● Communicatieproblemen tussen de computer en de printer ● Kan geen verbinding maken met diensten zoals firmware-update, online zoeken of de overeenkomst om printergegevens te delen ● Foutmeldingen op het voorpaneel 145
De printer krijgt geen IP-adres Als uw netwerk geen DHCP-server heeft, kan de printer niet automatisch een IP-adres ophalen. In dat geval moet u het IP-adres van de printer handmatig instellen op de volgende manier: 1. Vanuit het voorpaneel drukt u op , daarna Setup (Installatie) > Network connectivity (Netwerkconnectiviteit) > Gigabit Ethernet (Gigabit Ethernet) > Modify configuration (Configuratie wijzigen) > TCP/ IP (TCP/IP) > IPV4 settings (IPV4-instellingen) > Config method (Config.
De printer drukt niet af Hieronder vindt u mogelijke redenen waarom een bestand dat u vanaf uw computer hebt verstuurd niet wordt afgedrukt: ● Mogelijk is er een probleem met de elektriciteitstoevoer. Wanneer de printer niets doet en het voorpaneel niet reageert, controleer dan of de stroomschakelaar aan de achterkant van de printer is ingeschakeld, of de stroomkabel op de juiste wijze is aangesloten en of het stopcontact stroom levert.
Zie ook Printerstatussen op pagina 17. Communicatieproblemen tussen de computer en de printer Dit kan onder andere de volgende symptomen hebben: ● De melding Receiving (Bezig met ontvangen) verschijnt niet op het frontpanel wanneer u een afbeelding naar de printer hebt verzonden. ● Uw RIP geeft een foutmelding weer wanneer u probeert af te drukken, zoals fout 61:09 of 63:05. Zie Foutmeldingen op het voorpaneel op pagina 149. ● Uw RIP blijft hangen bij het overbrengen van gegevens.
● Firmware update test (Firmwareupdatetest): Controleer de printerverbinding met de firmwareupdateservers van HP. ● Email server test (E-mailservertest): Controleer de printerverbinding met de geconfigureerde e-mailserver. ● Printer Data Sharing Agreement test (Test voor overeenkomst om printergegevens te delen): Controleer de verbinding van de printer met het PDSA.
Foutcode Aanbeveling 14.72:01 0 V gedetecteerd. 14.73:01 14.74:01 14.75:01 14.87:10 1. Schakel de printer uit en haal de stekkers van beide netsnoeren uit het stopcontact. 2. Controleer of de netsnoeren niet zichtbaar zijn beschadigd. 3. Controleer of de invoerspanning in het voorgeschreven spanningsbereik van de printer valt (180–264 V AC). 4. Steek de stekkers van beide netsnoeren in het stopcontact en zorg ervoor dat ze volledig in het stopcontact zitten. 5. Schakel de printer in.
Foutcode Aanbeveling 16.01:00 De printer kan niet binnen de ingestelde tijdslimiet opwarmen. 16.02:00 16.03:00 Schakel de printer uit en haal de stekkers van beide netsnoeren uit het stopcontact. 2. Controleer of de netsnoeren niet zichtbaar zijn beschadigd. 3. Controleer of de invoerspanning in het voorgeschreven spanningsbereik van de printer valt (180–264 V AC). 4. Als de spanning laag is, kan het zijn dat u de hardingstemperatuur moet verlagen. 5.
Foutcode Aanbeveling 16.13:10 Sensormeting hardingstemperatuur buiten bereik (temperatuursensor 3 is mislukt of niet verbonden). 16.14:10 1. Schakel de printer uit. 2. Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de printerspecificaties valt (15–35 °C). 3. Controleer of de elektronische behuizingen aan de achterzijde van de printer goed zijn geventileerd. 4. Schakel de printer in. Sensormeting hardingstemperatuur buiten bereik (temperatuursensor 4 is mislukt of niet verbonden). 1.
Foutcode Aanbeveling 29:00 De onderhoudspatroon (onderdeelnummer CZ681A) is bijna vol. Hij moet binnenkort worden vervangen. 29:01 De onderhoudspatroon is niet juist geplaatst. 1. Open de onderhoudspatroonklep aan de rechterzijde van de printer. 2. Zorg ervoor dat de onderhoudspatroon goed op zijn plaats zit en sluit dan de klep. 3. Als de fout aanhoudt, vervangt u de onderhoudspatroon. 29.1:01 Kan de status van de onderhoudspatroon niet volgen.
Foutcode Aanbeveling 63:04 Er is een input-/outputprobleem opgetreden in de netwerkkaart. 63:05 1. Controleer of de netwerkkabel op de juiste wijze is verbonden met de netwerkkaart. 2. Controleer of u de meest recente firmware voor de printer gebruikt. Zie Firmware-update op pagina 140. Het duurt te lang voor de taak de printer bereikt. De printer annuleert de taak als er lange pauzes van meer dan 20 seconden. 1.
Foutcode Aanbeveling 87:01 De codeerstrip van de scan-as detecteert fouten in de positie van de printkopwagen. Reinig de codeerstrook. Zie Codeerstrook reinigen op pagina 135. 89:11, 89.1:10, 89.2:10 De interieurverlichting van de PCA werkt mogelijk niet of kan losgekoppeld zijn. De printer zal normaal blijven werken, maar alleen deze functionaliteit kan negatief worden beïnvloed. 94:01 Kleur kan niet gekalibreerd worden op dit substraat. Meting van wit substraat is buiten bereik.
11 Printerspecificaties ● Functionele specificaties ● Fysieke specificaties ● Geheugenspecificaties ● Voedingsspecificaties ● Milieuspecificaties ● Omgevingsspecificaties ● Akoestische specificaties 156 Hoofdstuk 11 Printerspecificaties NLWW
Functionele specificaties Tabel 11-1 Inktbenodigdheden Printkoppen Cyaan/zwart, geel/magenta, lichtmagenta/lichtcyaan en optimalisatie.
Tabel 11-4 Marges (vervolg) Bovenmarge (bovenrand) 5 mm Ondermarge (onderrand) 5 mm (geen) 100 mm (klein) 150 mm (normaal) 200 mm (extra) 300 mm (extra) 400 mm (extra) 500 mm (extra) Fysieke specificaties Tabel 11-5 Fysieke specificaties van de printer Gewicht (inclusief voet) 174 kg Breedte 2307 mm Diepte 840 mm Hoogte 1380 mm Gewicht met verpakking 290 kg Breedte met verpakking 2541 mm Diepte met verpakking 765 mm Hoogte met verpakking 1239 mm Geheugenspecificaties Tabel 11-6 Geheugens
Milieuspecificaties Voor de meest recente milieuspecificaties voor de printer gaat u naar http://www.hp.com/ en zoekt u op "ecological specifications".
A Overzicht van vaak voorkomende afdrukproblemen In deze tabel staan vaak voorkomende problemen en de parameters die kunnen worden gewijzigd om het probleem te verhelpen. Ook worden er mogelijke neveneffecten weergegeven. Raadpleeg het betreffende hoofdstuk in deze handleiding voor een gedetailleerdere behandeling van een specifiek probleem.
Probleem Parameter Wijziging Mogelijke neveneffecten Kleurscheidingen en generatie van donkere kleuren wijzigen Printkoppen uitlijnen Printkoppen reinigen Verticale strepen in lage tot normale vlakvullingen Korreligheid die wordt veroorzaakt door uitvloeiing die wordt veroorzaakt door uitvloeiing in lage tot normale vlakvullingen Korreligheid, verkeerde kleurregistratie of slechte scherpte Printkoppen uitlijnen Inktlimieten Verhogen Vertragingscompensatie tussen passages Verhogen Langzamer afdruk
Probleem Parameter Wijziging Mogelijke neveneffecten Inktlimieten Verlagen Verlaagd kleurengamma Optimalisatieniveau Verhogen Verminderde glans in donkere vlakvullingen. Sommige substraten hebben geen effect op uitvloeiing of absorptie De optimalisatieprintkop reinigen Onscherpe tekst of onscherpe opgevulde vlakken Subtiele kleurvariaties in opgevulde vlakken Printkoppen uitlijnen Optimalisatie handmatig uitlijnen Laad indien nodig een zelfklevend vinyl om een goede uitlijning te realiseren.
Woordenlijst As Een staaf die een rol van een substraat ondersteunt wanneer deze voor het afdrukken wordt gebruikt. Bi-directioneel Bi-directioneel afdrukken wil zeggen dat de printkoppen afdrukken terwijl ze in beide richtingen bewegen. Hierdoor wordt de afdruksnelheid verhoogd. Cutter Een printercomponent dat van links naar rechts over de plaat schuift om het substraat te snijden. Draagijzer Een in de lus van een substraat ingebracht cilindrisch gewicht dat nodig is voor de opwikkelspoel.
Kleurconsistentie Het vermogen om dezelfde kleuren af te drukken in een specifieke afdruktaak, van afdruk tot afdruk en van printer tot printer. Led Lichtuitstralende diode: een halfgeleidend component dat bij elektrische activering licht uitzendt. Luchtstroom Er wordt lucht door de afdrukzone geblazen om het droogproces te versnellen.
Substraatdoorvoercompensatie Een lichte aanpassing van de doorvoer van het substraat tussen twee afdrukgangen ter compensatie van de karakteristieken van de verschillende soorten substraten. De printer voert deze aanpassing normaal automatisch uit, maar deze aanpassing moet mogelijk opnieuw worden gekalibreerd voor substraten die niet door HP worden ondersteund, of bij een ongewone omgevingstemperatuur of vochtigheid.
Index A aanpassing substraatdoorvoer 95 accessoires bestellen 144 achteraanzicht 9 afdrukkwaliteit, verbeteren 90 afdruk met service-informatie 37 afdruksnelheden 157 afdrukvertragingen 17 akoestische specificaties 159 audiowaarschuwingen aan/uit 13 B belangrijkste onderdelen van de printer 2 belangrijkste printeronderdelen 8 bestellen accessoires 144 inktcartridges 143 printkoppen 143 reinigingskit printkop 144 beveiliging 21 netwerkinstellingen 32 buigvervorming 70 C codeerstrook reinigen 135 communicati
onderhoudspatroon kan niet plaatsen 133 over 109 specificatie 157 vervangen 130 ondersteunende diensten HP Klantenondersteuning 36 opnieuw gevulde inktpatronen 115 optimalisatie over 108 optimaliseren van de rechtheid 70 opwikkelspoel draait niet 71 gebruik 56 motor 9 storing 71 Overeenkomst om printergegevens te delen 21 naast elkaar 104 olieachtige inkt 103 ongelijkmatige vlakvulling 102 onjuist uitgelijnde kleuren 100 tekstlijncorrectie 100 verkeerde afmetingen 103 verticale strepen 98 zwarte gebieden z
online zoeken 74 verwijderen 83 wijzigen 78 voorpaneel 10 taal 12 voorpaneelopties aanpassingen 81 audiowaarschuwing 13 autom.