HP ThinPro 5.
© Copyright 2014 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn in de VS geregistreerde handelsmerken van de Microsoft-bedrijvengroep. Vertrouwelijke computersoftware. Voor het bezit, gebruik of kopiëren hiervan is een geldige licentie van HP vereist. In overeenstemming met FAR 12.211 en 12.
Open source-software Dit product bevat software die is uitgegeven onder een open source-softwarelicentie, zoals de GNU General Public License en de GNU Lesser General Public License of een andere open sourcelicentie.
iv Open source-software
Over deze handleiding Deze handleiding maakt gebruik van de volgende stijlen om elementen van tekst te onderscheiden: Stijl Betekenis Variabelen of tijdelijke aanduidingen zijn ingesloten in punthaken. Vervang bijvoorbeeld door het juiste pad, zoals C:\Windows\System. Laat de haken weg als u de werkelijke waarde voor de variabele typt. [optionele parameters] Optionele parameters zijn ingesloten in vierkante haken. Laat de haken weg als u de parameters opgeeft.
vi Over deze handleiding
Inhoudsopgave 1 Welkom ............................................................................................................................................................. 1 Meer hulpmiddelen zoeken .................................................................................................................. 1 Vergelijking van ThinPro en Smart Zero .............................................................................................. 1 Documentindeling ..................................
Een HP ThinPro-configuratie beheren ............................................................................... 21 Een HP ThinPro-configuratie opslaan op een FTP-server ................................ 21 Een HP ThinPro-configuratie via FTP of HTTP herstellen ................................ 22 Een HP ThinPro-configuratie op een USB-flashstation opslaan ....................... 22 Een HP ThinPro-configuratie herstellen vanaf een USB-flashstation ............... 22 VNC-schaduwkopie maken .................
Sneltoetsen gebruiken in VMware Horizon View ............................................................................... 46 Multimedia omleiden in VMware Horizon View .................................................................................. 46 Apparaat omleiden in VMware Horizon View ..................................................................................... 46 USB omleiden in VMware Horizon View ............................................................................
Een clientprofiel laden ........................................................................................................................ 62 Een clientprofiel wijzigen .................................................................................................................... 62 Het platform van een clientprofiel selecteren ..................................................................... 63 Het verbindingstype van een clientprofiel selecteren .............................................
Bijlage D Het Smart Zero-aanmeldingsscherm aanpassen ............................................................................... 75 De schermachtergrond aanpassen .................................................................................................... 75 Common attributes ............................................................................................................ 75 Elements ......................................................................................................
root > time ........................................................................................................................................ 161 root > touchscreen ........................................................................................................................... 162 root > translation .............................................................................................................................. 163 root > usb-update ............................................
1 Welkom Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van HP thin client-modellen die zijn gebaseerd op het HP ThinPro-besturingssysteem. Aangenomen wordt dat u de meest recente installatiekopie gebruikt die door HP is geleverd en dat u zich aanmeldt als beheerder als u configuraties uitvoert of beheerhulpprogramma's opent. Meer hulpmiddelen zoeken Bron Inhoudsopgave Website van HP Ondersteuning Image-updates en uitbreidingen http://www.hp.
Aantal tegelijkertijd ondersteunde verbindingen veelvoud Eén Standaardinstelling Kiosk-modus Disabled (Uitgeschakeld) Enabled (Ingeschakeld) Documentindeling Deze handleiding is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken en bijlagen: 2 ● Aan de slag op pagina 4—Beschrijft de basisstappen voor het gebruiken van een thin client waarop HP ThinPro actief is. ● Navigeren in de interface op pagina 5—Biedt een overzicht van de verschillende onderdelen van de interface.
● Het Smart Zero-aanmeldingsscherm aanpassen op pagina 75—Beschrijft de algemene kenmerken en elementen die gebruikt worden in het aanpassen van de schermachtergrond van de clientaanmelding. ● Registersleutels op pagina 84—Vermeldt de paden, functies en opties voor de HP ThinProregistersleutels.
2 Aan de slag Wanneer u voor het eerst een nieuwe thin client inschakelt waarop HP ThinPro actief is, wordt er een installatieprogramma uitgevoerd. Eerst controleert het installatieprogramma of er een netwerkverbinding is. Als er specifieke netwerkinstellingen zijn vereist, klikt u op de knop Network Settings (Netwerkinstellingen) om Netwerkbeheer te openen (zie Netwerkinstellingen op pagina 15 voor meer informatie).
3 Navigeren in de interface De volgende onderwerpen worden in dit hoofdstuk besproken: ● De taakbalk gebruiken ● Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken ● Systeeminformatie weergeven De taakbalk gebruiken Tabel 3-1 Onderdelen van de taakbalk 1 Verbindingsbeheer—Hiermee kunt u externe verbindingen starten, stoppen, toevoegen, bewerken en verwijderen. Raadpleeg Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 6 voor aanvullende informatie.
Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken 1 Start—Hiermee start u de geselecteerde verbinding. 2 Stop—Hiermee stopt u de geselecteerde verbinding. 3 Edit (Bewerken) —Hiermee opent u verbindingsbeheer specifiek voor het geselecteerde verbindingstype (zoals Citrix-verbindingsbeheer), zodat u instellingen kunt bewerken die alleen specifiek zijn voor de geselecteerde verbinding. 4 Delete (Verwijderen)—Hiermee verwijdert u de geselecteerde verbinding.
Systeeminformatie weergeven Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk om systeem-, netwerk- en software-informatie over de client weer te geven. In de volgende tabel wordt de informatie beschreven die op ieder tabblad wordt weergegeven. Tabel 3-2 Tabbladen Systeeminformatie Tabblad Beschrijving General (Algemeen) Hiermee geeft u informatie weer over het BIOS, het besturingssysteem, de CPU en het geheugen.
4 Configuraties configuratiescherm Dit hoofdstuk bevat de volgende onderwerpen: ● Overzicht configuratiescherm ● Clientaggregatie ● Schermvoorkeuren ● Printers configureren ● USB-apparaten omleiden ● Netwerkinstellingen ● Aanpassingscentrum ● HP ThinState ● VNC-schaduwkopie maken ● Certificaten ● DHCP Options (AMT-opties) Overzicht configuratiescherm Het Configuratiescherm biedt toegang tot de hulpprogramma's voor het configureren van de client.
Tabel 4-1 Configuratiescherm > Randapparatuur (vervolg) Menuoptie Beschrijving Raadpleeg Clientaggregatie op pagina 11 voor meer informatie. Schermvoorkeuren Hiermee kunt u opties configureren en testen voor een primair en secundair beeldscherm. Raadpleeg Schermvoorkeuren op pagina 13 voor meer informatie. Toetsenbordindeling Hiermee kunt u de toetsenbordindeling wijzigen om aan te passen aan de door het toetsenbord gebruikte taal.
Tabel 4-2 Configuratiescherm > Installatie (vervolg) Menuoptie Beschrijving ● Schakelen tussen de ThinPro- en Smart Zeroconfiguraties ● Bureaublad- en taakbalkopties configureren ● Selecteren tot welke verbindingstypen en hulpprogramma's van het configuratiescherm standaardgebruikers toegang hebben Raadpleeg Aanpassingscentrum op pagina 18 voor meer informatie.
Tabel 4-4 Configuratiescherm > Geavanceerd Menuoptie Beschrijving Certificaten Hiermee opent u Certificaatbeheer, waarmee u eenvoudig certificaten kunt importeren, weergeven of verwijderen. Raadpleeg Certificaatbeheer op pagina 24 voor meer informatie. CPU-beheer Hiermee kunt u kiezen tussen Balanced (gebalanceerde) en High Performance (hoog presterende) CPU-prestaties. DHCP Options (AMT-opties) Hiermee kunt u DHCP-opties configureren.
Met clientaggregatie kunt u de vier clients rangschikken in een opstelling van 4 bij 4. De volgende afbeelding geeft een mogelijk opstelling weer. Als u de muisaanwijzer bijvoorbeeld vanaf de rechterkant van de beeldschermen van thin client A verplaatst, verschijnt de aanwijzer aan de linkerkant van de beeldschermen van thin client C. Op dezelfde manier wordt de toetsenbordinvoer omgeleid van thin client A naar thin client C. De volgende afbeelding geeft een mogelijk opstelling weer.
van de aggregatieclients wordt weergegeven, worden de invoerwaarden van de muis en het toetsenbord (vanaf de aggregatieserver) gecodeerd en via het netwerk naar deze aggregatieclient gestuurd. De aggregatieclient ontsleutelt de invoerwaarden van de muis en het toetsenbord en stuurt deze door naar het lokale bureaublad van de aggregatieclient. Clientsamenvoeging wordt ondersteund door het opensourcesoftwarepakket Synergy. De codering wordt voorzien door een pakket met de naam stunnel.
Schermprofielen configureren: 1. Selecteer Peripherals > Display Preferences (Randapparatuur > Schermvoorkeuren) in het configuratiescherm. 2. Configureer de benodigde opties en klik op Apply (Toepassen). OPMERKING: De opties kunnen per hardwaremodel verschillen. Raadpleeg de volgende tips over het nut van het aanpassen van beeldschermprofielen: ● Sommige toepassingen hebben mogelijk een specifieke resolutie of bitdiepte nodig om goed te kunnen werken.
TIP: Het komt vaak voor dat het verkeerde stuurprogramma wordt gebruikt voor de printer. Als u een ander stuurprogramma wilt gebruiken, klikt u met de rechtermuisknop op de printer, selecteert u Properties (Eigenschappen) en wijzigt u het merk en het model. USB-apparaten omleiden USB-apparaten omleiden: 1. Selecteer Peripherals > USB Manager (Randapparatuur > USB-beheer) in het configuratiescherm. 2. Selecteer een extern protocol op de pagina Protocol.
Optie Beschrijving Verbindingsmethode Hiermee kunt u kiezen tussen Automatic (Automatisch) en Static (Statisch). Als uw netwerkomgeving DHCP gebruikt, zal de optie Automatic (Automatisch) gewoon werken en hoeft u verder geen configuraties uit te voeren. Als u Static (Statisch) selecteert, komen de instellingen Static Address Configuration (Configuratie statisch adres) beschikbaar. Stel de waarden in die gelden voor IPv4 of IPv6. MTU (maximum transmission unit) Hiermee kunt u de MTU in bytes invoeren.
Optie Beschrijving Energiebeheer inschakelen Schakelt de functie Energiebeheer van de draadloze adapter in. Verbindingsmethode Hiermee kunt u selecteren tussen Automatisch en Static (Statisch). Als uw netwerkomgeving DHCP gebruikt, zal de optie Automatic (Automatisch) gewoon werken en hoeft u verder geen configuraties uit te voeren. Als u Static (Statisch) selecteert, komen de instellingen Static Address Configuration (Configuratie statisch adres) beschikbaar.
Gebruik tijdens het instellen van een IPSec-regel het tabblad General (Algemeen) voor het instellen van de informatie, adressen en verificatiemethode van de regel. Het Source Address (Bronadres) is het IP-adres van de thin client en het Bestemmingsadres is het IP-adres van het systeem waarmee de client gaat communiceren. OPMERKING: Alleen de verificatietypen PSK en Certificate (Certificaat) worden ondersteund. Kerberos-verificatie wordt niet ondersteund.
▲ Selecteer Setup > Customization Center (Setup > Aanpassingscentrum) in het configuratiescherm. De knop aan de bovenkant van de pagina Desktop (Bureaublad) kan worden gebruikt om te schakelen tussen de ThinPro- en Smart Zero-configuraties. Zie Vergelijking van ThinPro en Smart Zero op pagina 1 voor meer informatie over de verschillen tussen de twee configuraties.
3. Selecteer make a copy of the HP ThinPro image (een HP ThinPro-installatiekopie maken) en klik op Next (Volgende). 4. Selecteer een FTP-server en klik op Next (Volgende). 5. Voer de FTP-servergegevens in de velden in. OPMERKING: Voor de bestandsnaam van de installatiekopie wordt standaard de hostnaam van de client gebruikt. Selecteer Compress the image (Installatiekopie comprimeren) als u de vastgelegde installatiekopie wilt comprimeren.
1. Plaats een USB-flashstation in een USB-poort op de client. 2. Selecteer Management > ThinState (Beheer > ThinState) in het Configuratiescherm. 3. Selecteer the HP ThinPro image (de HP ThinPro-installatiekopie) en klik op Next (Volgende). 4. Selecteer make a copy of the HP ThinPro image (een HP ThinPro-installatiekopie maken) en klik op Next (Volgende). 5. Selecteer create a bootable USB flash drive (een opstartbaar USB-flashstation maken) en klik op Next (Volgende). 6.
Een HP ThinPro-configuratie via FTP of HTTP herstellen U kunt een HP ThinPro-configuratie via FTP of HTTP als volgt herstellen: 1. Selecteer Management > ThinState (Beheer > ThinState) in het Configuratiescherm. 2. Selecteer the HP ThinPro configuration (de HP ThinPro-configuratie) en klik op Next (Volgende). 3. Selecteer restore a configuration (een configuratie terugzetten) en klik op Next (Volgende). 4. Selecteer op een externe server en klik op Next (Volgende). 5.
VNC-schaduwkopie maken Virtual Network Computing (VNC) is een extern bureaubladprogramma waarmee u het bureaublad van een externe computer kunt bekijken. Ook kunt u het bureaublad met een lokale muis en toetsenbord besturen. Ga als volgt te werk om het hulpprogramma VNC-schaduw te openen: ▲ Selecteer Management > VNC Shadow (Beheer > VNC-schaduw) in het configuratiescherm. OPMERKING: U moet de client opnieuw opstarten voordat de eventuele wijzigingen in de opties van VNC-schaduwkopie van kracht worden.
Certificaatbeheer U kunt de certificaatbeheerder als volgt openen: ▲ Selecteer Advanced > Certificates (Geavanceerd > Certificaten) in het configuratiescherm. Gebruik de certificaatmanager om een certificaat van een certificeringsinstantie (CA) handmatig te installeren. Bij deze bewerking wordt het certificaat naar het lokale certificaatarchief van de gebruiker (/usr/local/share/ca-certificates) gekopieerd en wordt OpenSSL zo ingesteld dat het certificaat voor verbindingsverificatie wordt gebruikt.
Als u wilt dat de client specifieke DHCP-opties aanvraagt of negeert, gaat u als volgt te werk: ▲ Vink de selectievakjes in de kolom Requested (Aangevraagd) aan of uit. Als er in de kolom DHCP Code (DHCP-code) een potlood wordt weergegeven, kan het codenummer worden gewijzigd als er op uw DHCP-server een conflict is over een bepaald codenummer. U kunt een DHCP-code als volgt wijzigen: ▲ Dubbelklik op de DHCP-code en typ een nieuw nummer.
5 Algemene verbindingsconfiguraties Dit hoofdstuk bevat informatie over configuraties die over het algemeen voor alle verbindingstypen gelden. ● Algemene verbindingsinstellingen ● Kiosk-modus Algemene verbindingsinstellingen De volgende tabel bevat informatie over de instellingen die voor elk verbindingstype beschikbaar zijn op de laatste pagina van de wizard Verbindingsbeheer. Deze instellingen zijn verbindingsspecifiek en zijn alleen van toepassing op de verbinding die u momenteel configureert.
Kiosk-modus Wanneer er een thin client geconfigureerd is voor Kiosk-modus, dan wordt er een automatische aanmelding voor de standaardverbinding uitgevoerd bij het opstarten met behulp van vooraf gedefinieerde gebruikersreferenties. Als de verbinding ooit verbroken wordt als gevolg van een netwerkfout, doordat u zich afmeldt of doordat de verbinding verbreekt, wordt de verbinding zo snel mogelijk automatisch hersteld.
6 Citrix-verbindingen ● Functies voor het beheer van de Citrix-verbindingen ● Citrix Receiver-functies ● Ondersteuningsmatrix voor Citrix-verbinding ● Algemene instellingen van Citrix ● Verbindingsspecifieke Citrix-instellingen Functies voor het beheer van de Citrix-verbindingen Als u een Citrix-verbinding gebruikt, kunt u de client zo configureren dat de volgende functies automatisch uitgevoerd worden: ● Bronnen starten wanneer slechts één bron gepubliceerd is ● Een bepaalde bron starten ●
● Smartcard voor een virtueel kanaal activeren OPMERKING: Deze functie is gelijk aan een smartcard-aanmelding/-verificatie bij het gebruik van directe, niet-PNAgent-verbindingen. Als Smartcard voor een virtueel kanaal met een PNAgent-verbinding geactiveerd wordt, wordt Smartcard voor een virtueel kanaal in- of uitgeschakeld maar wordt er geen verificatie voor de aanvangsverbinding aangeboden.
Tabel 6-1 HDX MediaStream-ondersteuningsmatrix (vervolg) Voorziening Ondersteuning Audiocodecs ● WMV3/VC-1 ● H.264/AVC/MPEG-4 Part 10 ● MPEG-4 Part 2 ● H.263 ● DivX ● Xvid ● MPEG1 ● MP3 ● WMA ● AAC ● PCM ● MPEG-audio ● MLAW/ULAW Ondersteuningsmatrix voor Citrix-verbinding De volgende tabel bevat meer informatie over de ondersteunde Citrix-back-ends.
Tabel 6-3 Beheerder algemene instellingen XEN-verbinding > Opties (vervolg) Optie Beschrijving renderen. Aan de kant van het datacenter wordt de gecomprimeerde multimedia informatie rechtstreeks in de eigen indeling naar de thin client gezonden. De ervaring is afhankelijk van de verwerkingskracht en de multimedia-mogelijkheden van de thin client. Hiermee activeert u het waarschuwingssignaal van Windows Windows-waarschuwingsgeluiden activeren. ICA-versnelling (alleen voor LAN) ICA-versnelling activeren.
Tabel 6-3 Beheerder algemene instellingen XEN-verbinding > Opties (vervolg) Optie Beschrijving Lokale tekstecho Latentiereductie toetsenbordknoppen. De aanbevolen instelling is Auto (Automatisch). Coderingsniveau Hiermee wordt het coderingsniveau van een ICA-sessie opgegeven. Monitor netwerkverbindingen Sluit af naar de lokale gebruikersinterface als de netwerkverbinding is verbroken.
Tabel 6-6 Beheerder algemene instellingen XEN-verbinding > Firewall (vervolg) Optie Beschrijving Wachtwoord Het wachtwoord voor de verbinding met de proxyserver. Ander adres voor firewallverbinding gebruiken De Citrix ICA-client vraagt het andere adres dat voor de server is gedefinieerd als er zich servers binnen de firewall bevinden die contact willen maken. Het andere adres moet voor elke server in een serverfarm zijn opgegeven.
OPMERKING: Zie Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 6 voor meer informatie over hoe u deze instellingen kunt opzoeken. Tabel 6-9 Citrix-verbindingsbeheer > Pagina 1 Optie Beschrijving Naam De verbindingsnaam Server-URL De Citrix-serverhostnaam of het IP-adres. Als u een verbinding configureert naar een server op een HTTPS-site, dient u de Fully Qualified Domain Name (FQDN) van de site en het plaatselijke rootcertificaat in het Citrix-certificaatarchief op te geven.
7 RDP-aansluitingen ● Functies van RDP ● Algemene RDP-instellingen ● Verbindingsspecifieke RDP-instellingen ● RemoteFX met RDP gebruiken ● Multi-monitorsessies met RDP gebruiken ● Multimedia-omleiding met RDP gebruiken ● Apparaatomleiding met RDP gebruiken Functies van RDP De RDP-client is gebaseerd op FreeRDP 1.1 en voldoet aan de volgende eisen voor RDP 7.
OPMERKING: Zie Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 6 voor meer informatie over hoe u deze instellingen kunt opzoeken.
Tabel 7-3 RDP7-verbindingsbeheer > Pagina 2 (vervolg) Optie Modi Beschrijving u bijvoorbeeld Microsoft Word wilt uitvoeren, typt u Word.exe. Map Alternatieve Shell Voer het pad van de serverwerkmap in voor de programmabestanden van de toepassing. De werkmap voor Microsoft Word is bijvoorbeeld C:\Program Files \Microsoft.
Tabel 7-5 RDP7-verbindingsbeheer > Pagina 4 (vervolg) Optie Beschrijving Lokale partities Bepaalt of de lokale partities van het flashstation van de thin client voor deze verbinding worden omgeleid of uitgeschakeld. Andere USB-apparaten Bepaalt of andere typen USB-apparaten zoals webcams en tablets worden omgeleid door een USB-omleiding van laag niveau of voor deze verbinding worden uitgeschakeld.
geavanceerde pipeliningtechnologieën en adaptieve afbeeldingen voor de beste prestaties op basis van inhoudstype, CPU, beschikbaarheid van netwerkbandbreedte en rendersnelheid. RFX is standaard ingeschakeld. Om deze optie te activeren hoeft de beheerder of gebruiker geen instellingen te wijzigen. De client onderhandelt met elke RDP-server waarmee communicatie mogelijk is. Als RFX beschikbaar is, zal deze worden gebruikt.
deze om te leiden. Hierdoor worden alleen ondersteunde codecs omgeleid en vallen alle nietondersteunde codecs terug op serverrendering.
● Het apparaat komt niet in de taakbalk te staan op de externe host met een pictogram voor het uitwerpen van het apparaat. Geef het apparaat daarom voldoende tijd om de gegevens na het kopiëren te synchroniseren voordat u het apparaat verwijdert, zodat het apparaat niet beschadigd raakt. Het duurt vaak minder dan 1 seconde om het dialoogvenster Bestand kopiëren te voltooien. Dit proces duurt maximaal 10 seconden, afhankelijk van de schrijfsnelheid en netwerklatentie van het apparaat.
Audio-omleiding met RDP gebruiken Bij audio-omleiding van hoog niveau wordt audio standaard van de externe host naar de client omgeleid. Basisspraakbesturing moet mogelijk worden ingesteld. RDP 7.1 bevat een aantal geavanceerde audio-omleidingsfuncties waarbij aanvullende configuratie vereist is. Lees de volgende opmerkingen over het gebruik van audio-omleiding met RDP: ● RDP zorgt, als de netwerkbandbreedte dit toelaat, voor de hoogst haalbare audiokwaliteit.
8 VMware Horizon View-verbindingen ● VMware Horizon View-instellingen ● Sessies met meerdere beeldschermen gebruiken in VMware Horizon View ● Sneltoetsen gebruiken in VMware Horizon View ● Multimedia omleiden in VMware Horizon View ● Apparaat omleiden in VMware Horizon View ● Het protocoltype in VMware Horizon View wijzigen ● HTTPS- en certificaatbeheervereisten in VMware Horizon View ● USB-apparaatfamilie in VMware Horizon View VMware Horizon View-instellingen De volgende tabellen bevatten
Tabel 8-2 VMware Horizon View Connection Manager > pagina 2 (vervolg) Optie Beschrijving Close After Disconnect (Sluiten na verbinding verbreken) De VMware Horizon View-client wordt automatisch afgesloten, nadat gebruikers zich afmelden op hun bureaublad of als de sessie met een fout wordt beëindigd. Deze optie is een beveiligingsvoorziening die zo is ontworpen dat een gebruiker geen extra stappen hoeft te zetten om zich volledig af te melden nadat deze klaar is met zijn/haar bureaublad-sessie.
Tabel 8-3 VMware Horizon View Connection Manager > pagina 3 (vervolg) Optie Beschrijving Enable port mapping (Poort toewijzen activeren) Wijst de seriële en parallelle poorten van de client aan de externe sessie toe. Enable printer mapping (Printer toewijzen activeren) Wijst de lokale afdrukwachtrij aan de externe sessie toe. Gebruik deze optie als USB-omleiding op de externe host of op de printer niet beschikbaar is. is een parallelle of seriële printer.
De volgende keer dat u verbinding maakt met een sessie, wordt het venster in de geselecteerde grootte geopend. Sneltoetsen gebruiken in VMware Horizon View Windows-sneltoetsen Voor een beter beheer van Windows-systemen ondersteunt VMware Horizon View de sneltoetsen van Windows. Als u bijvoorbeeld Ctrl+Alt+Del gebruikt, wordt in VMware Horizon View een bericht weergegeven met de volgende opties: ● De opdracht Ctrl+Alt+Del geven.
Met –xfreerdpoptions=’/drive:mijnmap,/home/user,/dev/sda2' wordt bijvoorbeeld / home/user gedeeld op de schijf /dev/sda2 als mijnmap in een VMware Horizon View-verbinding. Raadpleeg Massaopslagomleiding met RDP gebruiken op pagina 40 voor meer informatie. Printer omleiden in VMware Horizon View Voor de verbindingen die op x86-apparaten worden gemaakt met het PCoIP-protocol kunnen printers worden gedeeld met de printeromleiding op hoog niveau in VMware Horizon View of met USBR.
1. Zorg ervoor dat aanmelden met een smartcard is ingeschakeld in de Connection Manager (Verbindingsbeheer) van VMware Horizon View. Na het starten van de verbinding wordt op de VMware Horizon View-client een lijst met serverreferenties weergegeven. 2. Voor het ontgrendelen van de referenties en toegang tot de VMware Horizon View Managerserver, typt u de juiste pincode voor de server.
OPMERKING: Gebruik de VMware Horizon View Manager voor het configureren van het verbindingsprotocol dat moet worden gebruikt voor elke groep bureaubladen. TIP: HP raadt aan het PCoIP-protocol te gebruiken voor het verbeteren van de bureaubladbeleving. Het RDP-protocol biedt echter meer opties voor aanpassing en werkt mogelijk beter op tragere verbindingen. HTTPS- en certificaatbeheervereisten in VMware Horizon View VMware Horizon View Client 1.5 en VMware Horizon View Server 5.0 en later vereisen HTTPS.
Tabel 8-6 Definities certificaatbeveiligingsniveau (vervolg) Niveau Beschrijving Waarschuwing Maakt verbinding, met een dialoogvenster met een certificaatwaarschuwing en toont een pictogram van een rood slot Fout Verbinden is niet toegestaan USB-apparaatfamilie in VMware Horizon View Tabel 8-7 USB-apparaatfamilie in VMware Horizon View 50 Serie Familienaam Vendor (Leverancier) vendor Onbekend onbekend Overige overige Audio In (Audio-invoer) audio-in Audio Out (Audio-uitvoer) audio-uit Co
9 Verbindingen in Web Browser ● Algemene instellingen voor Web Browser ● Verbindingsspecifieke instellingen voor Web Browser Algemene instellingen voor Web Browser De volgende tabellen bevatten meer informatie over de instellingen in Web Browser Connection General Settings Manager (Beheer algemene verbindingsinstellingen in Web Browser). Deze instellingen zijn universeel en zijn van toepassing op alle Web Browser-verbindingen.
OPMERKING: Zie Algemene verbindingsinstellingen op pagina 26 voor informatie over de beschikbare instellingen op de laatste pagina van de Web Browser Connection Manager (Verbindingsbeheer in Web Browser).
10 Aanvullende verbindingstypen (alleen in ThinPro-configuratie) De verbindingsmethoden in dit hoofdstuk zijn alleen beschikbaar als de client is ingesteld op de ThinPro-configuratie. Raadpleeg Vergelijking van ThinPro en Smart Zero op pagina 1 voor meer informatie.
Tabel 10-2 TeemTalk Session Wizard > pagina 1 Optie Beschrijving Session Name (Sessienaam) De naam van de sessie. Vervoer Het netwerktransport dat wordt gebruikt voor de verbinding. Geldige transporten zijn: TCP/IP, Serial, SSH2 en SSL. Verbinding De te gebruiken verbindingsmethode. Geavanceerde opties voor het maken van verbinding kunnen worden geconfigureerd via de knop.
Tabel 10-5 TeemTalk Session Wizard > pagina 3 > Preferences (vervolg) Optie Beschrijving Run in Full Screen Mode (Uitvoeren op volledig scherm) Selecteer dit om het venster volledig scherm te maken en het frame, de softknoppen, het menu en de configuratiebalken te verwijderen. OPMERKING: Deze optie wordt pas actief bij de volgende systeemopstart en overschrijft de opties Show Configuration Bar (Configuratiebalk weergeven) en Save Current Window Position (Huidige vensterpositie opslaan).
OPMERKING: Zie Algemene verbindingsinstellingen op pagina 26 voor informatie over de beschikbare instellingen op de laatste pagina van de XDMCP Connection Manager (XDMCPverbindingsbeheer). SSH-verbindingsinstellingen Secure shell (SSH) is de meest gebruikelijke manier om op afstand toegang te krijgen tot de opdrachtregel bij UNIX-achtige besturingssystemen zoals Linux, BSD en HP-UX. SSH is ook versleuteld.
In de volgende tabel worden de instellingen beschreven die beschikbaar zijn in de Telnet Connection Manager (Telnet-verbindingsbeheer). Deze instellingen zijn verbindingsspecifiek en zijn alleen van toepassing op de Telnet-verbinding die u momenteel configureert. OPMERKING: Zie Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 6 voor meer informatie over hoe u deze instellingen kunt opzoeken.
11 HP Smart Client Services HP Smart Client Services is een reeks serverhulpprogramma's waarmee u clientprofielen kunt configureren die kunnen worden gedistribueerd naar grote aantallen thin clients. Deze functie wordt Automatic Update (Automatische update) genoemd. Clients detecteren een Automatic Update-server bij het opstarten; de updates worden automatisch op deze clients geconfigureerd. Hierdoor wordt de installatie en het onderhoud van het apparaat vereenvoudigd.
1. Ga naar http://www.hp.com/support. 2. Zoek naar het thin client-model. HP Smart Client Services vindt u onder de categorie Software System Management (Software - Systeembeheer) op de pagina Drivers, Software & Firmware (Stuurprogramma's, software en firmware). Website Automatic Update weergeven 1. Selecteer Start > Control Panel (Configuratiescherm) op het bureaublad van de server, en klik vervolgens op Administrative Tools (Systeembeheer). 2.
Via broadcastupdates Voor een broadcastupdate sluit u de client aan op hetzelfde netwerk als de updateserver. Een broadcastupdate gebruikt HP Smart Client Services, dat met IIS samenwerkt om updates automatisch op de client te zetten. OPMERKING: server. Broadcastupdates werken alleen als de client zich in hetzelfde subnet bevindt als de TIP: Om te controleren of de broadcastupdates correct werken, voert u de Profile Editor uit en maakt u enkele aanpassingen.
http://auto-update.dominio.com:18287/auto-update 8. Klik op OK om de installatie te voltooien. U kunt nu specifieke clients bijwerken met DHCPtagging. Via DNS-aliasupdates Tijdens het opstarten probeert Automatic Update het DNS-alias auto-update op te lossen. Als die hostnaam wordt opgelost, wordt gecontroleerd op updates op http://auto-update:18287.
12 De Profile Editor HP Smart Client Services bevat de Profile Editor waarmee beheerders clientprofielen kunnen maken en uploaden naar de Automatic Update-server (Automatische updateserver). Het clientprofiel bevat verbindingsinformatie, instellingen en bestanden die de clients in de zelfconfiguratieprocedure downloaden en gebruiken.
Het platform van een clientprofiel selecteren Gebruik de koppeling Platform in de Profile Editor voor toegang tot het venster van het Platform, waarin de volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd: ● Clientsoftwareversies die compatibel zijn met uw hardware ● Optionele clientsets met aanvullende registerinstellingen Het platform voor het clientprofiel instellen: 1. Selecteer in het deelvenster Platform onder Smart Zero Client versions > OS Build ID (Smart Zero Client-versies > Buildnr.
● 0 (uitschakelen) ● 1 (inschakelen) Bestanden toevoegen aan een clientprofiel Gebruik de koppeling Files (Bestanden) in de Profile Editor voor toegang tot het deelvenster Additional Configuration Files (Aanvullende configuratiebestanden), waarmee u configuratiebestanden kunt toevoegen die automatisch worden geïnstalleerd op de client als het profiel is geïnstalleerd.
● HP Smart Client Services ● Webbrowser-archieven Andere certificaten importeren in een clientprofiel: 1. Klik in het deelvenster Additional Configuration Files (Aanvullende configuratiebestanden) op Add a file (Een bestand toevoegen). 2. Klik op Import file (Bestand importeren), zoek het certificaat dat u wilt importeren en klik op Open (Openen). OPMERKING: 3. Het certificaat moet zijn geformatteerd als .pem- of .crt-bestand.
Printerinstellingen verkrijgen Voordat u de printerpoorten gaat configureren haalt u eerst de printerinstellingen op. Raadpleeg, indien beschikbaar, de documentatie van de printer voordat u verder gaat. Als de documentatie niet beschikbaar is, doet u het volgende: 1. Bij de meeste printers moet u de Feed-knop (knop voor papierdoorvoer) indrukken en ingedrukt houden, terwijl het apparaat wordt ingeschakeld. 2. Ontgrendel na een paar seconden de knop Feed (knop voor papierdoorvoer).
5. Selecteer een poort in het menu. OPMERKING: De poort die u nodig hebt, staat in het gedeelte van de poorten met de aanduiding TS ###, waarbij ### een getal is tussen 000 en 009, 033 en 044. De juiste poort hangt af van de hostnaam en de printer die u wilt installeren. Een voorbeeld: met een hostnaam ZTAHENAKOS en een seriële printer, selecteert u de poort met (ZTAHENAKOS:COM1). Selecteer voor een parallel printer (ZTAHENAKOS:LPT1).
13 Problemen oplossen De volgende onderwerpen wordt in dit hoofdstuk besproken: ● Problemen met netwerkverbindingen ● Problemen met beschadigde firmware oplossen ● Problemen met een verlopen Citrix-wachtwoord oplossen ● Problemen oplossen met System Diagnostics (Systeemdiagnose) Problemen met netwerkverbindingen 1. Ping de clientserver als volgt: a. Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk en klik vervolgens op het tabblad Net Tools (Netwerkprogramma's). b.
Problemen met beschadigde firmware oplossen Als de client twee keer piept nadat deze is ingeschakeld of niet lijkt te starten, is de firmware van het apparaat mogelijk beschadigd. Een mogelijke oplossing is om de client-image te downloaden van http://www.hp.com, het image te kopiëren op een verwisselbaar USB-flashstation en de client vervolgens op te starten vanaf dat flashstation. Een nieuw image maken van de clientfirmware 1. Download de image van http://www.hp.com. 2. Pak de image uit op het pad C:\U
Diagnostische gegevens van het systeem opslaan 1. Plaats een flashstation in de client. 2. Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk en klik vervolgens op het tabblad System Logs (Systeemlogboeken). 3. Klik op Diagnostic (Diagnose) en sla vervolgens het gecomprimeerde diagnostische bestand Diagnostic.tgz op het USB-flashstation op. De diagnostische bestanden van het systeem decomprimeren Het diagnostische bestand van het systeem Diagnostic.
Bestanden weergeven in de map /var/log Het nuttige bestand in de map /var/log is Xorg.0.log. Weergeven van bestanden in de map /etc De map /etc bevat het bestandssysteem op het moment dat de systeemdiagnose wordt uitgevoerd.
A USB-updates Als USB-updates zijn ingeschakeld (zie Aanpassingscentrum op pagina 18), kunt u eenvoudig invoegtoepassingen installeren en profielen uitrollen met behulp van een USB-flashstation. USB-updates uitvoeren: 1. Plaats de gewenste bestanden op een USB-flashstation. OPMERKING: 2. De bestanden kunnen worden geplaatst in de hoofdmap of submappen. Sluit het USB-flashstation aan op de thin client.
B BIOS-hulpprogramma's Er zijn twee verschillende soorten BIOS-hulpmiddelen voor HP ThinPro: ● Hulpprogramma met BIOS-instellingen: wordt gebruikt om BIOS-instellingen op te halen of te wijzigen ● Hulpprogramma flash-BIOS: wordt gebruikt om het BIOS bij te werken Hulpprogramma met BIOS-instellingen In de volgende tabel wordt de syntaxis voor het hulpprogramma met BIOS-instellingen beschreven.
C Partitiegrootte van flashstation wijzigen Wanneer een thin client met HP ThinPro af fabriek wordt geleverd, heeft de image die er met een flashupdate op is toegepast, een bestandsgrootte van 1 GB, ongeacht de totale omvang van het flashstation. Dit maakt het eenvoudiger maken om de image aan te passen en toe te passen op andere clients die mogelijk een kleiner flashstation hebben.
D Het Smart Zero-aanmeldingsscherm aanpassen De schermachtergrond aanpassen In dit gedeelte worden de algemene kenmerken en elementen beschreven die worden gebruikt bij het aanpassen van de achtergrond van het client-aanmeldingsscherm (login screen). Er is één map per verbindingstype, plus een standaardstijl, waarmee de stijlelementen van de achtergrondafbeelding en de stijl van het aanmeldingsscherm van de verbinding worden bepaald.
Tabel D-1 Login Screen > Common Attributes > Name (vervolg) Type Beschrijving Standaard Gebruiken Geeft de tekenreeks weer die moet worden gekoppeld aan het element. Deze wordt alleen gebruikt als uitvoer bij de foutopsporing, zoals wanneer een syntaxis- of waardefout is aangetroffen bij het parsen van het kenmerk.
Tabel D-5 Login Screen > Common Attributes > size Type Beschrijving Parameter WWxHH, waarbij WW de breedte in absolute pixels is of een percentage van de schermbreedte en HH de hoogte is in absolute pixels of een percentage van de hoogte van het scherm. Voorbeeld size: 256 x 128; Standaard De natuurlijke grootte van het element; bijvoorbeeld de pixelgrootte van een afbeelding. Gebruiken Bepaalt de grootte van het element. Elementen worden aangepast aan de opgegeven grootte.
Tabel D-8 Login Screen > Common Attributes > context (vervolg) Type Beschrijving Standaard alle Gebruiken Bepaalt of de element alleen moet worden weergegeven in het aanmeldingsvenster voor het protocol, op het bureaubladscherm voor het protocol (indien aanwezig) of op beide. Alleen bepaalde protocollen (bijvoorbeeld Citrix XenDesktop) hebben een bureaubladscherm.
Tabel D-12 Login Screen > Elements > Custom > Axis Type Beschrijving Parameter [height I width] Voorbeeld axis: width; Standaard height Gebruiken Bij lineaire kleurovergangen bepaalt de as de richting van de kleurovergang (van boven naar onder of van links naar rechts). Bij radiale kleurovergangen bepaalt de as of de straal van de kleurovergang de halve schermhoogte of de halve schermbreedte.
Tabel D-14 Login Screen > Elements > Custom > colors (vervolg) Type Beschrijving waarde kan worden herhaald voor een scherpe overgang. "0.0, CCCCCC 0,5, EEEEEE 0.5,660000 1.0,330000" in een verticale lineaire kleurovergang geeft bijvoorbeeld een kleurovergang aan tussen lichte grijstinten in het bovenste deel en donkere roodtinten in het onderste halve venster.
Tabel D-18 Login screen > Custom Attributes > Proportional (vervolg) Type Beschrijving Voorbeeld proportional: false; Standaard true Gebruiken Als de waarde "true" (waar) is, wordt bij een afbeelding die geschaald moet worden, de beeldverhouding binnen de opgegeven rechthoek bewaard. Als de waarde "false" (onwaar) is, wordt niet proportioneel geschaald, zodat de afbeelding precies in de opgegeven grootte past.
Tabel D-21 Login screen > Text > text (vervolg) Type Beschrijving Standaard Niet van toepassing Gebruiken Als er geen overeenkomstige vertaalde tekst is opgegeven, wordt deze tekenreeks in plaats daarvan gebruikt. OPMERKING: De tekstrender-engine biedt geen ondersteuning voor HTML-achtige opmaak.
Tabel D-25 Login screen > Text > max-width Type Beschrijving Parameter Grootte in pixels of percentage van de breedte van het scherm Voorbeeld max-width: 90%; Standaard Niet van toepassing Gebruiken Als de tekst anders breder zou worden dan de opgegeven breedte, wordt deze verkleind totdat de tekst past binnen de opgegeven breedte. Tabel D-26 Login screen > Text > max-height Type Beschrijving Parameter Grootte in pixels of percentage van de hoogte van het scherm.
E Registersleutels In de tabellen in deze bijlage worden de paden, functies en opties beschreven voor de registersleutels van HP ThinPro. De instellingen van deze registersleutels kunnen op twee verschillende manieren worden gewijzigd: ● Met de Register-editor van de Profile Editor, waarna het nieuwe profiel kan worden geïmplementeerd ● Met de Register-editor in de gebruikersinterface van de client, die u opent door regeditor in de X-Terminal te typen.
● root > security ● root > sshd ● root > time ● root > touchscreen ● root > translation ● root > usb-update ● root > users ● root > vncserver root > Audio In dit gedeelte worden de registersleutels, functies, opties en beschrijvingen in de map root > Audio beschreven.
Tabel E-1 root > Audio (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Audio/RecordScale Geeft de volumeschaalinstelling (1-400) aan voor de microfoon. root/Audio/RecordScaleAuto Als u 1 (automatische modus) instelt, wordt RecordScale ingesteld op 100. 1: RecordScale-waarde wordt ingesteld op basis van het hardwaretype. 0: RecordScale-waarde wordt niet ingesteld op basis van het hardwaretype. root/Audio/RecordVolume Geeft de volume-instelling aan voor de microfoon, schaal van 1 tot 100.
Tabel E-2 root > ConnectionManager (vervolg) Registersleutel Beschrijving Stel in op '1' als u het welkomstscherm, aangegeven in 'splashLogoPath', tijdens het opstarten van de verbinding wilt inschakelen. root > ConnectionType In dit gedeelte worden de registersleutels, functies, opties en beschrijvingen in de map root > ConnectionType beschreven. root > ConnectionType > custom In dit gedeelte worden de registersleutels en functies in de map root > ConnectionType > custom beschreven.
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) 88 Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/custom/connections/{UUID}/ autoReconnectDelay Geeft aan hoeveel tijd in seconden u moet wachten voordat de verbinding opnieuw wordt gestart. Met de standaardinstelling 0 wordt de verbinding onmiddellijk opnieuw gestart nadat deze is gesloten of de verbinding is verbroken. Deze instelling geldt alleen als 'autoReconnect' is ingesteld op 1.
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving ervoor dat de verbinding op een langzaam netwerk niet start voordat netwerken beschikbaar is, en er een fout optreedt. root/ConnectionType/custom/coreSettings/appName De naam van de interne toepassing die wordt gebruikt wanneer de PID van de verbinding wordt gevolgd voor het bewaken van de verbindingsstatus. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) 90 Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/custom/gui/CustomManager/name De naam van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/custom/gui/CustomManager/status De actieve status van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'read-only'-status. root > ConnectionType > firefox In dit gedeelte worden de registersleutels en functies in de map root > ConnectionType > firefox beschreven.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving verbroken. Deze instelling geldt alleen als 'autoReconnect' is ingesteld op 1. 92 root/ConnectionType/firefox/connections/{UUID}/autostart Als u deze registersleutel instelt op 1, wordt de verbinding automatisch gestart bij het opstarten. Dit is nuttig voor kioskachtige toepassingen. Standaard worden verbindingen niet automatisch gestart.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving ervoor dat de verbinding op een langzaam netwerk niet start voordat netwerken beschikbaar is, en er een fout optreedt. root/ConnectionType/firefox/coreSettings/appName De naam van de interne toepassing die wordt gebruikt wanneer de PID van de verbinding wordt gevolgd voor het bewaken van de verbindingsstatus. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. 94 root/ConnectionType/firefox/general/enableUserChanges De gebruikersvoorkeuren na elke sessie blijven behouden. root/ConnectionType/firefox/gui/FirefoxManager/name De naam van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/firefox/gui/FirefoxManager/widgets/ kioskMode Bepaalt de status voor de widget Kiosk-modus inschakelen in de Web Browser Connection Manager. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/ attachToConsole root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/ audioLatency Het gemiddelde aantal milliseconden offset tussen de audiostream en de weergave van de desbetreffende videoframes na decoderen.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/ dependConnectionId root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/directory Bepaalt de opstartmap als een alternatieve shell-toepassing wordt uitgevoerd. root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/ disableMMRwithRFX Als deze registersleutel niet is ingesteld op 0, wordt multimediaomleiding uitgeschakeld als er een geldige remoteFX-sessie actief is.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) 98 Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/ gatewayUser Geeft de standaardgebruikersnaam die tijdens het aanmelden aan de gateway moet worden verstrekt. Meestal wordt deze instelling gebruikt bij kiosk-achtige toepassingen waar een generieke gebruikersnaam wordt gebruikt bij het aanmelden. Als gatewayUsesSameCredentials is ingesteld op 1, wordt deze waarde uitgeschakeld.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/ perfFlagNoCursorShadow Als deze registersleutel is ingesteld op 1, worden de schaduwen van de muiscursor uitgeschakeld, waardoor de prestaties kunnen toenemen bij RDP-verbindingen met een lage bandbreedte.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving OPMERKING: De registersleutel voor de algemene instellingen 'root/ConnectionType/freerdp/coreSettings/ sendHostname' moet worden ingesteld op de 'hostnaam' die voor deze sleutel wordt gebruikt. root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/smartcard Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt lokale smartcardverificatie toegestaan op de externe host.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving waar een generieke gebruikersnaam wordt gebruikt bij het aanmelden. root/ConnectionType/freerdp/connections/{UUID}/ waitForNetwork Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt de verbinding niet gestart tot netwerken beschikbaar is. Dit zorgt ervoor dat de verbinding op een langzaam netwerk niet start voordat netwerken beschikbaar is, en er een fout optreedt.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/coreSettings/icon16Path Het pad naar het pictogram voor de interne toepassing voor het pictogram van 16x16 pixels voor deze toepassing. Dit pictogram is het kleine pictogram dat links van de naam van de verbinding staat in het dialoogvenster Connection (Verbinding).
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/general/preferredAudio Stel in voor het wijzigen van de standaard audio-backend, zowel in als uit, voor audio-omleiding op hoog niveau. root/ConnectionType/freerdp/general/sendHostname Als deze registersleutel is ingesteld op de standaard hostnaam, wordt de hostnaam van het systeem verzonden naar de externe host.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/authorizations/ user/execution Geeft aan of de gebruiker toestemming heeft om de verbinding uit te voeren. Stel in op 1 om toegang toe te staan en op 0 om de toegang te weigeren. OPMERKING: De verbinding kan altijd worden gestart in de beheerdersmodus.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/fork Geeft vork in achtergrond aan voor een SSH-verbinding. root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/ hasDesktopIcon Pictogram op het bureaublad inschakelen voor een SSHverbinding. root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/isInMenu Deze sleutel is gereserveerd en niet actief. root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/label De naam van de verbinding.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/coreSettings/label De naam die voor dit verbindingstype wordt weergegeven in het keuzemenu voor verbindingstypen. root/ConnectionType/ssh/coreSettings/serverRequired Geeft aan of een naam of adres van de server niet wordt gebruikt, optioneel of vereist is voor dit verbindingstype.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'readonly'-status. root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/widgets/ backgroundColor Bepaalt de status voor de widget Achtergrondkleur in de Secure Shell Connection Manager.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'read-only'-status. root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/widgets/port Bepaalt de status voor de widget Poort in de Secure Shell Connection Manager. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen.
Tabel E-7 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/connections/{UUID}/ afterStartedCommand Het volledige pad naar een script of binair bestand dat moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestart. root/ConnectionType/teemtalk/connections/{UUID}/ afterStoppedCommand Het volledige pad naar een script of binair bestand dat moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is beëindigd.
Tabel E-7 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/connections/{UUID}/ hasDesktopIcon Als deze registersleutel is ingesteld op 1, verschijnt de verbinding op het ThinPro-bureaublad. Niet van toepassing op Smart Zero. root/ConnectionType/teemtalk/connections/{UUID}/isInMenu Deze sleutel is gereserveerd. root/ConnectionType/teemtalk/connections/{UUID}/label De naam van de verbinding.
Tabel E-7 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/coreSettings/serverRequired Geeft aan of een naam of adres van de server niet wordt gebruikt, optioneel of vereist is voor dit verbindingstype. root/ConnectionType/teemtalk/coreSettings/stopProcess Het gedrag dat moet optreden als 'connection-mgr stop' wordt aangeroepen bij deze verbinding. Standaard is dit close, waardoor een stopsignaal naar het proces wordt gestuurd.
Tabel E-7 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'read-only'-status. root/ConnectionType/teemtalk/gui/TeemtalkManager/ widgets/waitForNetwork Bepaalt de status voor de widget Wachten op het netwerk voordat u verbinding maakt in de TeemTalk Connection Manager. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving ingevoerd via het veld zero-login/ defaultCredentials. "autostart" wordt vaak gebruikt in combinatie met deze instelling. root/ConnectionType/telnet/connections/{UUID}/autostart Als deze registersleutel een hogere waarde heeft dan 0, wordt geprobeerd om de verbinding automatisch te starten wanneer de client wordt gestart. Indien nodig, moeten aanmeldingsgegevens worden ingevoerd via het veld zerologin/defaultCredentials.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/connections/{UUID}/ waitForNetwork Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt de verbinding niet gestart tot netwerken beschikbaar is. Dit zorgt ervoor dat de verbinding op een langzaam netwerk niet start voordat netwerken beschikbaar is, en er een fout optreedt.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/gui/TelnetManager/name De naam van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/telnet/gui/TelnetManager/status De actieve status van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/gui/TelnetManager/widgets/label Bepaalt de status voor de widget Naam in de Telnet Connection Manager. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'read-only'-status.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/ attachToConsole root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/ authorizations/user/edit Geeft aan of de gebruiker toestemming heeft om de verbindingsinstellingen voor dit type verbinding te wijzigen vanuit het configuratiescherm. Stel in op 1 om toegang toe te staan en op 0 om de toegang te weigeren.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving de verbinding, na afmelden, per ongeluk afsluiten via het selectiescherm op de desktop. root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/coord root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/ dependConnectionId root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/desktop Als deze registersleutel is opgegeven, start de benoemde desktop automatisch op bij aanmelden.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving gebruikt bij kiosk-achtige toepassingen waar een generiek wachtwoord wordt gebruikt bij het aanmelden. root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/ saveCredentials root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/server Het IP-adres of de hostnaam van de externe host waarmee verbinding moet worden gemaakt. Dit is doorgaans een URL zoals 'http://server.domein.com'.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving de eigen resolutie van het bureaublad. Dit wordt vaak gebruikt om de netwerkbandbreedte te verminderen. OPMERKING: Het verminderen van de kleurdiepte tot een niveau dat niet wordt ondersteund door het videostuurprogramma kan leiden tot schermcorruptie of startfouten.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving server en is ingeschakeld. Door uitschakelen kunnen de prestaties toenemen bij verbindingen met een lage bandbreedte. root/ConnectionType/view/connections/{UUID}/ xfreerdpOptions/perfFlagNoCursorSettings Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt het knipperen van de cursor uitgeschakeld, waardoor de prestaties kunnen toenemen bij RDP-verbindingen met een lage bandbreedte.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving de client. Als deze registersleutel is ingesteld op Leave at remote computer, blijft het geluid op de externe host. Dit kan handig zijn bij gebruik van een via USB omgeleid audioapparaat. Als deze registersleutel is ingesteld op een andere waarde, wordt audio uitgeschakeld.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/coreSettings/stopProcess Het gedrag dat moet optreden als 'connection-mgr stop' wordt aangeroepen bij deze verbinding. Standaard is dit close, waardoor een stopsignaal naar het proces wordt gestuurd. Als u kill hebt ingesteld, zal het proces dat is opgegeven in 'appName' gedwongen worden beëindigd.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving in op 1 om de toegang toe te staan en op 0 om de toegang te weigeren. root/ConnectionType/xdmcp/authorizations/user/general Geeft aan of de gebruiker toestemming heeft om de algemene instellingen voor dit type verbinding te wijzigen vanuit het configuratiescherm. Niet van toepassing op Smart Zero. Stel in op 1 om de toegang toe te staan en op 0 om de toegang te weigeren.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xdmcp/connections/{UUID}/ extraEnvValues/{UUID}/key De registersleutel voor de extraEnv-waarde van de verbinding. root/ConnectionType/xdmcp/connections/{UUID}/ extraEnvValues/{UUID}/value De waarde die overeenkomt met de registersleutel voor de extraEnv van de verbinding.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving bewaken van de verbindingsstatus. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/audio De audio-instelling voor het verbindingstype. Er is geen audio-ondersteuning voor XDMCP.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xdmcp/gui/XdmcpManager/name De naam van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xdmcp/gui/XdmcpManager/status De actieve status van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'read-only'-status. root/ConnectionType/xdmcp/gui/XdmcpManager/widgets/ refreshRate Deze registersleutel heeft geen functie. root/ConnectionType/xdmcp/gui/XdmcpManager/widgets/ type Bepaalt de status voor de widget Type in XDMCP Connection Manager.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/connections/{UUID}/ afterStoppedCommand Het volledige pad naar een script of binair bestand dat moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is beëindigd. root/ConnectionType/xen/connections/{UUID}/appInMenu Als deze registersleutel is ingesteld op 1, worden alle toepassingen voor de verbinding weergegeven in het dashboardmenu.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving login/defaultCredentials. "autoReconnect" wordt vaak gebruikt in combinatie met deze instelling. root/ConnectionType/xen/connections/{UUID}/autostartDelay Geeft aan hoeveel tijd in seconden u moet wachten voordat de verbinding wordt gestart bij het opstarten. Met de standaardinstelling 0 wordt de verbinding onmiddellijk gestart bij het opstarten. Deze instelling geldt alleen als 'autostart' is ingesteld op 1.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/connections/{UUID}/logOnMethod root/ConnectionType/xen/connections/{UUID}/password Als deze registersleutel is ingesteld, wordt dit wachtwoord standaard ingevuld in het aanmeldingsdialoogvenster als de gebruiker en het domein overeenstemmen met de standaardinstellingen. Wordt doorgaans gebruikt bij autostart-verbindingen.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving vertragingen in het Citrix-proces kan het automatisch afmelden langer duren. root/ConnectionType/xen/coreSettings/ autoLogoutDelaySingleApp Deze instelling is van toepassing op Citrix-servers met één gepubliceerde toepassing of bureaublad. Als deze registersleutel lager is dan 0, wordt er niet automatisch afgemeld.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving primaire script dat alle verbindingsinstellingen en opdrachtregelargumenten voor de verbinding afhandelt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xen/general/TWIMode Wordt direct toegewezen aan de instelling van het Citrix INIbestand TWIMode=boolean, die de transparante bureaubladachtergrond voor gepubliceerde toepassingen regelt. De standaardinstelling is 1.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving bestand BrowserProtocol=[UDP|HTTPonTCP], dat het gebruikte protocol regelt waarmee de ICA-host voor de verbinding wordt gezocht. Als de registersleutel niet is opgegeven, wordt de standaardwaarde uit de sectie [WFClient] van wfclient.ini gebruikt. root/ConnectionType/xen/general/ drivePathMappedOn{AthruZ} De lokale bestandssysteemmap die moet worden toegewezen aan de externe host.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving Flash Redirection, indien mogelijk, en de gebruiker niet vragen. Met "Ask" wordt de gebruiker dynamisch in de sessie gevraagd. Met "Never" wordt de functie uitgeschakeld. root/ConnectionType/xen/general/ enableHDXFlashServerContentFetch Bepaal het gedrag van HDX Flash Server Side Content Fetching door deze registersleutel in te stellen op Enabled of Disabled.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving toetsenbordmodus uit te schakelen. De standaardinstelling is F2. Alle clients zijn standaard ingesteld op F1. root/ConnectionType/xen/general/ keyPassthroughEscapeShift Wordt direct toegewezen aan de instelling van het Citrix INIbestand KeyPassthroughEscapeShift=string; dit is de toets voor de toetsenbordopdracht om de transparante toetsenbordmodus uit te schakelen. De standaardinstelling is Ctrl.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/proxyPort De te gebruiken proxypoort als er een handmatige proxyinstelling is geselecteerd via 'proxyType'. root/ConnectionType/xen/general/proxyType Hiermee selecteert u het type proxy dat wordt gebruikt voor XenDesktop-verbindingen. 'Use Browser settings' (Browserinstellingen gebruiken) wordt alleen ondersteund als een lokale browser is geïnstalleerd.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/useEUKS Bepaalt het gebruik van de toetsenbordondersteuning EUKS (Extended Unicode Keyboard Support) op Windows-servers. De standaardinstelling is 0.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/gui/XenManager/status De actieve status van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xen/gui/XenManager/title De titel van het venster van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/gui/fbpanel/edge De standaardpositie van de taakbalk wanneer er meer dan één gepubliceerd bureaublad of gepubliceerde toepassing beschikbaar is. root/ConnectionType/xen/gui/fbpanel/hidden Stel deze registersleutel in op 1 om de taakbalk volledig te verbergen. Kan alleen worden verborgen als autoStartResource of autoStartDesktop is ingeschakeld.
Tabel E-12 root > Dashboard (vervolg) Registersleutel Beschrijving ingesteld op de standaardinstelling 0, is de taakbalk altijd zichtbaar. root/Dashboard/General/EnterLeaveTimeout De time-out (in milliseconden) die is vereist om de taakbalk te triggeren zodat deze op of van het scherm schuift. Deze optie wordt alleen gebruikt wanneer 'autohide' is ingeschakeld. root/Dashboard/General/IconSize Bepaalt de grootte van de pictogrammen op de taakbalk.
Tabel E-13 root > Display (vervolg) Registersleutel Beschrijving 3: links van 4: onder 5: geen OPMERKING: Dit is afhankelijk van de hardware en wordt niet ondersteund op alle modellen. De HP t5335z biedt geen ondersteuning voor twee monitoren. root/Display/Configuration/quaternaryprofile Bepaalt de profielnaam die wordt gebruikt voor de vierde monitor. root/Display/Configuration/quaternaryrelative Geeft aan welke monitor het referentiepunt vormt voor het instellen van de positie van de vierde monitor.
Tabel E-13 root > Display (vervolg) Registersleutel Beschrijving OPMERKING: Dit is afhankelijk van de hardware en wordt niet ondersteund op alle modellen. De HP t5335z biedt geen ondersteuning voor twee monitoren. root/Display/Configuration/tertiaryprofile Bepaalt de profielnaam die wordt gebruikt voor de derde monitor. root/Display/Configuration/tertiaryrelative Geeft aan welke monitor het referentiepunt vormt voor het instellen van de positie van de derde monitor.
root > Network In dit gedeelte worden de registersleutels, functies, opties en beschrijvingen in de map root > Network beschreven. Tabel E-14 root > Network Registersleutel Beschrijving root/Network/ActiveDirectory/Domain Active Directory-domein. root/Network/ActiveDirectory/DynamicDNS Dynamisch DNS inschakelen. root/Network/ActiveDirectory/Enabled Active Directory inschakelen. root/Network/ActiveDirectory/Method De methode die wordt gebruikt om de gebruikersreferenties te verstrekken.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving bestand met de persoonlijke sleutel opgeslagen in deze registersleutel. root/Network/IPSec/IPSecRules/{UUID}/MMDHGroup Fase 1 Diffie Hellman-groep. root/Network/IPSec/IPSecRules/{UUID}/MMEncryptionAlg Fase 1 versleutelingsalgoritme. root/Network/IPSec/IPSecRules/{UUID}/MMIntegrityAlg Fase 1 integriteitsalgoritme. root/Network/IPSec/IPSecRules/{UUID}/MMLifetimeMinutes Fase 1 levensduur.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/VPN/Password VPN-gebruikerswachtwoord root/Network/VPN/Type VPN-type: root/Network/VPN/Username VPN-gebruikersnaam. root/Network/VPN/VpncSecurity VPNC-beveiligingsniveau. root/Network/Wired/DefaultGateway De standaardgateway waarover het apparaat communiceert naar internet. Doorgaans is dit het adres van de router.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/Wired/Security/UserCert Het pad naar het bestand met het gebruikerscertificaat, dat u alleen kunt gebruiken in de TLS-verificatie. root/Network/Wired/Security/Username Gebruikersnaam. root/Network/Wired/SubnetMask Het subnetmasker van het apparaat; bijvoorbeeld 255.255.255.0 voor een standaard klasse C-subnet. Deze instelling wordt pas van kracht als 'Method' is ingesteld op 'Static'.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/Wireless/Security/Type Draadloze verificatietypen. root/Network/Wireless/Security/UserCert Het pad naar het bestand met het gebruikerscertificaat, dat u alleen kunt gebruiken in de TLS-verificatie. root/Network/Wireless/Security/Username Gebruikersnaam. root/Network/Wireless/Security/WEPAuth WEP-verificatietype. root/Network/Wireless/Security/WEPIndex WEP-wachtwoordindex, alleen voor gebruik in WEP.
Tabel E-15 root > SCIM Registersleutel Beschrijving OPMERKING: Deze sleutel is alleen beschikbaar als de clientkit voor Oost-Aziatische talen is geïnstalleerd. root > Serial In dit gedeelte worden de registersleutels, functies, opties en beschrijvingen in de map root > Serial beschreven. Tabel E-16 root > Serial Registersleutel Beschrijving root/Serial/{UUID}/baud De snelheid van het seriële apparaat.
Tabel E-17 root > SystemInfo (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/SystemInfo/Pages/SystemLogs Het tabblad System Logs (systeemlogboeken) in- of uitschakelen. Als deze registersleutel is ingesteld op 0, gebruikers kunnen dit tabblad van het scherm System Information (Systeeminformatie) niet zien. root/SystemInfo/authorized De knop System Information (Systeeminformatie) in het ThinPro Control Center inschakelen.
Tabel E-19 root > USB (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/USB/Classes/Audio/Visible Geeft aan of de klasse wordt weergegeven in de gebruikersinterface, niet wordt weergegeven in de gebruikersinterface of is uitgeschakeld. root/USB/Classes/Audio and Video Devices/ClassID Id USB-klasse. root/USB/Classes/Audio and Video Devices/DisplayName Naam USB-klasse. root/USB/Classes/Audio and Video Devices/State Of deze klasse is toegewezen aan de externe computer.
Tabel E-19 root > USB (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/USB/Classes/Human Interface Device/DisplayName Naam USB-klasse. root/USB/Classes/Human Interface Device/State Of deze klasse is toegewezen aan de externe computer. root/USB/Classes/Human Interface Device/Visible Geeft aan of de klasse wordt weergegeven in de gebruikersinterface, niet wordt weergegeven in de gebruikersinterface of is uitgeschakeld. root/USB/Classes/Imaging/ClassID Id USB-klasse.
Tabel E-19 root > USB (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/USB/Classes/Printer/Visible Geeft aan of de klasse wordt weergegeven in de gebruikersinterface, niet wordt weergegeven in de gebruikersinterface of is uitgeschakeld. root/USB/Classes/ShowTab Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt het tabblad Classes (Klassen) weergegeven in de GUI van de USB Manager (USB-beheer). root/USB/Classes/Smart Card/ClassID Id USB-klasse. root/USB/Classes/Smart Card/DisplayName Naam USB-klasse.
Tabel E-19 root > USB (vervolg) Registersleutel Beschrijving gekozen waarde. Altijd op de waarde in root/protocol laten staan. root/USB/root/mass-storage/allowed Als deze registersleutel is ingesteld op 1, worden apparaten voor massaopslag automatisch gekoppeld op het moment dat het protocol "local" (Lokaal) is. root/USB/root/mass-storage/read-only Als deze registersleutel is ingesteld op 1 worden, wanneer apparaten voor massaopslag automatisch lokaal zijn gekoppeld, gekoppeld als read-only.
Tabel E-20 root > auto-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/auto-update/ServerURL Het IP-adres of de domeinnaam van de gebruikte updateserver als ManualUpdate is ingeschakeld. root/auto-update/enableOnBootup Stel deze registersleutel in op 0 om Automatic Update (Automatische updates) bij het opstarten uit te schakelen. Standaard is deze registersleutel ingesteld op 1, waarmee Automatic Update zoekt naar updates van het systeem.
Tabel E-20 root > auto-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/auto-update/protocol Stel deze registersleutel in op ftp, http of https om het gewenste updateserverprotocol te definiëren als ManualUpdate is ingeschakeld. root/auto-update/tag Voorheen werd hiermee het gebruikte tagnummer voor DHCP 137 gebruikt; is nu verouderd en wordt niet gedetecteerd. root/auto-update/user De gewenste gebruiker als ManualUpdate is ingeschakeld.
Tabel E-22 root > config-wizard Registersleutel Beschrijving root/config-wizard/FirmwareUpdate/firmwareUpdateTimeout De time-outperiode (in seconden) waarna op de thin client wordt gecontroleerd op updates. Stel in op -1 voor geen time-out. root/config-wizard/FirmwareUpdate/firmwareUpdateURL De FTP-URL voor updates van afbeeldingen. root/config-wizard/enableConnectionCheck Als deze registersleutel is ingesteld op 0, wordt de verbindingsessiecontrole uitgeschakeld.
Tabel E-23 root > desktop (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/desktop/shortcuts/reset-display-prefs/command Geeft de opdracht. root/desktop/shortcuts/reset-display-prefs/shortcut Geeft de naam van de snelkoppeling. root > entries In dit gedeelte worden de registersleutels, functies, opties en beschrijvingen in de map root > entries beschreven.
Tabel E-25 root > keyboard (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/keyboard/XkbLayout Een interne registersleutel waarmee het model/de lay-out aan een XKB-toetsenbordindeling wordt toegewezen. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/keyboard/XkbModel Een interne registersleutel waarmee het model/de lay-out aan een XKB-toetsenbordmodel wordt toegewezen. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-26 root > logging Registersleutel Beschrijving root/logging/general/debug Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt foutopsporing ingeschakeld op alle debug-ondersteunde subsystemen. Deze registersleutel wordt doorgaans gebruikt in combinatie met 'generateDiagnostic.sh' of het systeemdiagnoseprogramma om een diagnostische bundel met geïntegreerde debug-systeemlogboeken te genereren.
Tabel E-28 root > screensaver (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/screensaver/mode Hiermee stelt u de renderingsmodus in voor de schermbeveiligingsafbeelding. Stel deze registersleutel in op Center om de afbeelding in het midden van het scherm te plaatsen, op Stretch om de afbeelding zo uit te rekken dat deze schermvullend is, op Tile om de afbeeldingen naast elkaar weer te geven en op Default om de afbeelding zonder verdere verwerking vullend te maken.
Tabel E-31 root > time Registersleutel Beschrijving root/time/NTPServers Een kommagescheiden lijst met te gebruiken NTP-servers. Private NTP-servers of grote virtuele NTP-clusters zoals 'pool.ntp.org' vormen de beste keuzen voor het minimaliseren van de serverbelasting. Wis dit veld om weer DHCP-servers (tag 42) te gaan gebruiken in plaats van een vaste lijst. root/time/TimeServerIPAddress Dit is de tijdserver die wordt gebruikt door de Linux-opdracht net.
Tabel E-32 root > touchscreen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/touchscreen/maxy Deze sleutel is gereserveerd. root/touchscreen/minx Deze sleutel is gereserveerd. root/touchscreen/miny Deze sleutel is gereserveerd. root/touchscreen/port De apparaatpoort die verbonden moet worden met het touchscreen. root/touchscreen/swapx Deze sleutel is gereserveerd. root/touchscreen/swapy Deze sleutel is gereserveerd. root/touchscreen/type Het type controller voor het touchscreen.
Tabel E-34 root > usb-update Registersleutel Beschrijving root/usb-update/authentication Bepaalt of u voor USB-updates een beheerderswachtwoord nodig hebt. root/usb-update/enable Automatische updatedetectie via USB in- of uitschakelen. root/usb-update/height De hoogte van de gebruikersinterface in pixels. root/usb-update/searchMaxDepth De diepte van de submappen die moeten worden doorzocht op updates.
Tabel E-35 root > users (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/users/user/apps/hptc-cda/authorized Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt de optie CDA mode Manager ingeschakeld voor gebruikers. root/users/user/apps/hptc-cert-mgr/authorized Als deze registersleutel is ingesteld op 0, hebben gebruikers geen toegang tot de Certificate Manager-instellingen.
Tabel E-35 root > users (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/users/user/apps/hptc-screenlock-mgr/authorized Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt de optie Screensaver Manager ingeschakeld voor gebruikers. root/users/user/apps/hptc-security/authorized Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt de beveiligingsoptie ingeschakeld voor gebruikers.
Tabel E-35 root > users (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/users/user/rightclick Rechtermuisknopmenu inschakelen voor het bureaublad. root/users/user/ssoconnectiontype root/users/user/switchAdmin De gebruiker kan schakelen naar de beheermodus. root/users/user/xhosts/{UUID}/xhost Het XHost-adres/de XHost-naam in de XHosttoegangscontrolelijst. root > vncserver In dit gedeelte worden de registersleutels, functies, opties en beschrijvingen in de map root > vncserver beschreven.
Tabel E-36 root > vncserver (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/vncserver/gui/VNCShadowManager/status De actieve status van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/vncserver/gui/VNCShadowManager/title De titel van het venster van de instellingseditor voor deze toepassing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-36 root > vncserver (vervolg) Registersleutel Beschrijving de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'readonly'-status. root/vncserver/gui/VNCShadowManager/widgets/ vncTakeEffectRightNow Bepaalt de status voor de widget VNC-server nu opnieuw instellen in het hulpprogramma VNC-schaduw.
Index A Aan de slag 4 aansluitingen algemene instellingen 26 types 1 verbergen 9 Achtergrondbeheer 9 AD/DDNS-beheer 10 apparaatomleiding RDP 40 VMware Horizon View 46 audio-omleiding RDP 42 VMware Horizon View 47 B Bediening van Verbindingsbeheer 6 beveiligingsinstellingen 9 C Certificaatbeheer 24 certificaten Bevestigen 24 VMware Horizon View 49 Citrix HDX MediaStream 29 instellingen, algemeen 30 instellingen, verbindingsspecifiek 33 ondersteuningsmatrix 30 client-aanmeldingsscherm aanpassen 75 clientaggre
N netwerkinstellingen bekabeld 15 DNS 17 draadloze communicatie HP Velocity 18 IPSec 17 openen 15 VPN 18 16 P parallelle printerconfiguratie 65 printerconfiguratie 65 printeromleiding RDP 41 VMware Horizon View 47 printers 14 Problemen oplossen 68 beschadigde firmware 69 netwerkverbindingen 68 systeemdiagnose gebruiken 69 Profile Editor gebruiken 62 R RDP apparaatomleiding 40 audio-omleiding 42 instellingen, algemeen 35 instellingen, verbindingsspecifiek 35 massaopslagomleiding 40 multimedia-omleiding 39