HP ThinPro 5.0 - Administrator's Guide

Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/fork Geeft vork in achtergrond aan voor een SSH-verbinding.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/
hasDesktopIcon
Pictogram op het bureaublad inschakelen voor een SSH-
verbinding.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/isInMenu Deze sleutel is gereserveerd en niet actief.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/label De naam van de verbinding. Deze naam wordt gebruikt door
'root/ConnectionManager/defaultConnection' om op te geven
welke verbinding moet worden gestart bij het opstarten, én
binnen de Connection Manager (Verbindingsbeheer).
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/port Geeft het poortnummer dat moet worden gebruikt wanneer
contact wordt gelegd met de SSH-server. De
standaardinstelling is 22.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/startMode Als deze registersleutel is ingesteld op de standaard focus
en de verbinding al is gestart, krijgt de verbinding de focus.
Anders wordt een fout geretourneerd met de opmerking dat
de verbinding al is gestart.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/tty TTY-toewijzing afdwingen inschakelen voor een SSH-
verbinding.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/username Bepaalt de standaardgebruikersnaam die tijdens het
aanmelden aan de externe host moet worden verstrekt.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/
waitForNetwork
Als deze registersleutel is ingesteld op 1, wordt de
verbinding niet gestart tot netwerken beschikbaar is. Dit zorgt
ervoor dat de verbinding op een langzaam netwerk niet start
voordat netwerken beschikbaar is, en er een fout optreedt.
root/ConnectionType/ssh/connections/{UUID}/x11 X11 doorsturen inschakelen voor een SSH-verbinding.
root/ConnectionType/ssh/coreSettings/appName De naam van de interne toepassing die wordt gebruikt
wanneer de PID van de verbinding wordt gevolgd voor het
bewaken van de verbindingsstatus. Deze registersleutel
hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/ssh/coreSettings/className De naam van de interne X Windows-toepassingsklasse die
wordt gebruikt wanneer de PID van de verbinding wordt
gevolgd voor het bewaken van de verbindingsstatus. Deze
registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/ssh/coreSettings/editor De naam van de interne toepassing die wordt gebruikt
tijdens het starten van de verbindingseditor voor dit
verbindingstype. Deze registersleutel hoeft u over het
algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/ssh/coreSettings/icon16Path Het pad naar het pictogram voor de interne toepassing voor
het pictogram van 16x16 pixels voor deze toepassing. Dit is
het kleine pictogram dat links van de naam van de
verbinding staat in het dialoogvenster Connection
(Verbinding).
root/ConnectionType/ssh/coreSettings/icon32Path Het pad naar het pictogram voor de interne toepassing voor
het pictogram van 32x32 pixels voor deze toepassing.
root/ConnectionType/ssh/coreSettings/icon48Path Het pad naar het pictogram voor de interne toepassing voor
het pictogram van 48x48 pixels voor deze toepassing. Dit is
het grote pictogram linksboven in de verbindingseditor voor
dit verbindingstype.
root > ConnectionType 105