HP ThinPro 5.0 - Administrator's Guide
Schermprofielen configureren:
1. Selecteer Peripherals > Display Preferences (Randapparatuur > Schermvoorkeuren) in het
configuratiescherm.
2. Configureer de benodigde opties en klik op Apply (Toepassen).
OPMERKING: De opties kunnen per hardwaremodel verschillen.
Raadpleeg de volgende tips over het nut van het aanpassen van beeldschermprofielen:
●
Sommige toepassingen hebben mogelijk een specifieke resolutie of bitdiepte nodig om goed te
kunnen werken.
●
Bij sommige toepassingen moet het beeldscherm mogelijk gedraaid worden.
●
Als u een kleurdiepte van 16-bits gebruikt, presteert de Citrix- en RDP-verbinding beter omdat er
minder gegevens via het netwerk of naar de grafische chip moeten worden verzonden.
●
Mogelijk wil de administrator één beeldschermprofiel standaardiseren, ook al zijn er veel
verschillende beeldschermen binnen de organisatie.
Printers configureren
Een printer configureren:
1. Selecteer Peripherals > Printers (Randapparatuur > Printers) in het configuratiescherm.
2. Klik in het dialoogvenster Printing (Afdrukken) op Add (Toevoegen).
3. Selecteer de printer die u wilt configureren in het dialoogvenster New Printer (Nieuwe printer) en
klik op Forward (Vooruit).
OPMERKING: Als u een seriële printer selecteert, voert u de juiste instellingen in aan de
rechterkant van het dialoogvenster. De printer werkt anders niet goed.
4. Selecteer het merk van de printer. Als u niet zeker bent, selecteert u de optie Generic
(recommended) (Algemeen (aanbevolen)) en klikt u op Forward (Vooruit).
5. Selecteer het printermodel en -stuurprogramma en klik op Forward (Vooruit).
OPMERKING: Als het printermodel niet wordt genoemd of als u niet weet wat het printermodel
is of welk stuurprogramma u moet gebruiken, klikt u op Back (Terug) en gebruikt u de optie
Generic (recommended) (Algemeen (aanbevolen)) voor het merk printer.
Als u Generic (recommended) (Algemeen (aanbevolen)) voor het merk gebruikt, selecteert u
text-only (recommended) (alleen tekst (aanbevolen)) voor het model en Generic text-only printer
[en] (recommended) (Algemeen alleen tekst printer [en] (aanbevolen)) voor het stuurprogramma.
6. Vul optionele printergegevens in zoals de naam en de locatie.
OPMERKING: HP raadt u aan om de naam van het juiste stuurprogramma in het vak Windows
Driver (Windows-stuurprogramma) in te voeren. Als er bij het verbinding maken met de externe
sessie geen map toegewezen wordt, gebruikt Windows mogelijk niet het juiste stuurprogramma
en kan er niet afgedrukt worden. De print werkt alleen als het stuurprogramma op de Windows-
server geïnstalleerd wordt.
7. Klik op Apply (Toepassen) en druk zo nodig een testpagina af.
Als u meerdere printers wilt configureren, herhaalt u deze procedure.
14 Hoofdstuk 4 Configuraties configuratiescherm