HP ThinPro 5.0 - Administrator's Guide

Het platform van een clientprofiel selecteren
Gebruik de koppeling Platform in de Profile Editor voor toegang tot het venster van het Platform,
waarin de volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd:
Clientsoftwareversies die compatibel zijn met uw hardware
Optionele clientsets met aanvullende registerinstellingen
Het platform voor het clientprofiel instellen:
1. Selecteer in het deelvenster Platform onder Smart Zero Client versions > OS Build ID (Smart
Zero Client-versies > Buildnr. OS) een buildnummer van het besturingssysteem.
TIP: Zorg ervoor dat u een ander profiel maakt voor elk type hardware.
OPMERKING: Als een clientset is geïnstalleerd, worden de aanvullende registerinstellingen
automatisch weergegeven in het clientset-vak en het deelvenster Registry (Register).
2. Stel de configuratie in op Standard (Standaard) (ThinPro) of Zero (Smart Zero).
OPMERKING: Bij oudere versies van images is deze instelling niet actief en wordt automatisch
ingesteld op Zero.
3. Klik vervolgens op Next (Volgende).
Het verbindingstype van een clientprofiel selecteren
Gebruik de koppeling Connection (Verbinding) in de Profile Editor voor toegang tot het venster van de
Remote Connection Server (Externe verbindingsserver), waarin u met de volgende procedure een
verbindingstype kunt instellen voor het clientprofiel:
1. Selecteer in het venster Remote Connection Server (Externe verbindingsserver) onder Type, het
gewenste Connection Type (Type verbinding).
2. Typ onder Server de naam of het IP-adres van de server die geconfigureerd moet worden.
3. Klik als u klaar bent op Next (Volgende).
De registerinstellingen van een clientprofiel wijzigen
Gebruik de koppeling naar het Registry (Register) in de Profile Editor voor toegang tot de Registry
Editor (Register-editor), waarmee u standaardwaarden in clientprofielinstellingen met de volgende
procedure kunt wijzigen:
1. Vouw de mappen in de boomstructuur Registry settings (Registerinstellingen) uit en zoek de
optie die u wilt wijzigen.
2. Klik op de optie, en wijzig vervolgens de standaardwaarde in het veld Value (Waarde).
Gebruikersconfiguraties op clients in- en uitschakelen
1. Blader in de boomstructuur Registry settings (Registerinstellingen) naar root > users > user >
apps.
2. Vouw de map uit voor de menuoptie die u wilt inschakelen of uitschakelen en klik op de instelling
authorized (Geautoriseerd).
3. Typ het juiste getal in het veld Value (Waarde):
Een clientprofiel wijzigen 63