HP ThinPro 5.
© Copyright 2014 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn in de VS geregistreerde handelsmerken van de Microsoft-bedrijvengroep. Vertrouwelijke computersoftware. Voor het bezit, gebruik of kopiëren hiervan is een geldige licentie van HP vereist. In overeenstemming met FAR 12.211 en 12.
Open source-software Dit product bevat software die is uitgegeven onder een open source-softwarelicentie, zoals de GNU General Public License en de GNU Lesser General Public License of een andere open sourcelicentie. Voor zover HP een verplichting heeft of, naar eigen goeddunken, ervoor kiest de broncode voor dergelijke software beschikbaar te maken onder de van toepassing zijnde open sourcesoftwarelicentie, kan de broncode voor de software worden verkregen van de FTP-server: ftp://ftp.hp.
iv Open source-software
Over deze handleiding Deze handleiding maakt gebruik van de volgende stijlen om elementen van tekst te onderscheiden: Stijl Betekenis Variabelen of tijdelijke aanduidingen zijn ingesloten in punthaken. Vervang bijvoorbeeld door het juiste pad, zoals C:\Windows\System. Laat de haken weg als u de werkelijke waarde voor de variabele typt. [optionele parameters] Optionele parameters zijn ingesloten in vierkante haken. Laat de haken weg als u de parameters opgeeft.
vi Over deze handleiding
Inhoudsopgave 1 Welkom ............................................................................................................................................................. 1 Meer hulpmiddelen zoeken .................................................................................................................. 1 Vergelijking van ThinPro en Smart Zero .............................................................................................. 1 Documentindeling ..................................
Een HP ThinPro-installatiekopie op een USB-flashstation vastleggen ............. 22 Een HP ThinPro-installatiekopie met een USB-flashstation implementeren ..... 23 Een HP ThinPro-profiel beheren ........................................................................................ 23 Een HP ThinPro-profiel opslaan op een FTP-server ......................................... 23 Een HP ThinPro-profiel herstellen via FTP of HTTP .........................................
8 VMware Horizon View-verbindingen ............................................................................................................... 47 VMware Horizon View-instellingen ..................................................................................................... 47 Sessies met meerdere beeldschermen gebruiken in VMware Horizon View ..................................... 50 Sneltoetsen gebruiken in VMware Horizon View ......................................................................
12 De Profile Editor ............................................................................................................................................ 66 De Profile Editor openen .................................................................................................................... 66 Een clientprofiel laden ........................................................................................................................ 66 Een clientprofiel wijzigen ...........................
Bijlage C Partitiegrootte van flashstation wijzigen ............................................................................................. 78 Bijlage D Het Smart Zero-aanmeldingsscherm aanpassen ............................................................................... 79 De schermachtergrond aanpassen .................................................................................................... 79 Common attributes ..........................................................................
root > screensaver ........................................................................................................................... 161 root > security ................................................................................................................................... 162 root > sshd ....................................................................................................................................... 162 root > time .................................................
1 Welkom Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van HP thin client-modellen die zijn gebaseerd op het HP ThinPro-besturingssysteem. Aangenomen wordt dat u de meest recente installatiekopie gebruikt die door HP is geleverd en dat u zich aanmeldt als beheerder als u configuraties uitvoert of beheerhulpprogramma's opent. Meer hulpmiddelen zoeken Bron Inhoudsopgave Website van HP Ondersteuning Image-updates en uitbreidingen http://www.hp.
Aantal tegelijkertijd ondersteunde verbindingen veelvoud Eén Standaardinstelling Kiosk-modus Disabled (Uitgeschakeld) Enabled (Ingeschakeld) Documentindeling Deze handleiding is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken en bijlagen: 2 ● Aan de slag op pagina 4—Beschrijft de basisstappen voor het gebruiken van een thin client waarop HP ThinPro actief is. ● Navigeren in de interface op pagina 6—Biedt een overzicht van de verschillende onderdelen van de interface.
● Het Smart Zero-aanmeldingsscherm aanpassen op pagina 79—Beschrijft de algemene kenmerken en elementen die gebruikt worden in het aanpassen van de schermachtergrond van de clientaanmelding. ● Registersleutels op pagina 88—Vermeldt de paden, functies en opties voor de HP ThinProregistersleutels.
2 Aan de slag Een beheerservice kiezen Thin clients met HP ThinPro kunnen worden beheerd met HP Smart Client Services of met HP Device Manager (HPDM). Gebruik de beheerservice die het beste bij uw implementatie past. HP Smart Client Services is geoptimaliseerd voor gebruik met Smart Zero. U hoeft dus zelf niets te configureren. HPDM is ideaal voor grote omgevingen die thin clients bevatten met verschillende besturingssystemen.
Nadat u het installatieprogramma hebt afgesloten, wordt u gevraagd een verbinding te configureren als er geen verbindingen zijn geconfigureerd. OPMERKING: Deze eerste verbindingswizard biedt een sneller installatieproces dan de standaardwizard voor verbindingsbeheer.
3 Navigeren in de interface De volgende onderwerpen worden in dit hoofdstuk besproken: ● De taakbalk gebruiken ● Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken ● Systeeminformatie weergeven De taakbalk gebruiken Tabel 3-1 Onderdelen van de taakbalk 1 Verbindingsbeheer—Hiermee kunt u externe verbindingen starten, stoppen, toevoegen, bewerken en verwijderen. Raadpleeg Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 7 voor aanvullende informatie.
Tabel 3-1 Onderdelen van de taakbalk (vervolg) 6 Datum en tijd—Hiermee geeft u huidige datum en tijd weer. Klik hierop om toegang te krijgen tot de datum- en tijdinstellingen. 7 Aan-uitknop—Hiermee kunt u zich afmelden van de client, deze opnieuw starten of uitschakelen. Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken 1 Start—Hiermee start u de geselecteerde verbinding. 2 Stop—Hiermee stopt u de geselecteerde verbinding.
Systeeminformatie weergeven Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk om systeem-, netwerk- en software-informatie over de client weer te geven. In de volgende tabel wordt de informatie beschreven die op ieder tabblad wordt weergegeven. Tabel 3-2 Tabbladen Systeeminformatie Tabblad Beschrijving General (Algemeen) Hiermee geeft u informatie weer over het BIOS, het besturingssysteem, de CPU en het geheugen.
4 Configuraties configuratiescherm Dit hoofdstuk bevat de volgende onderwerpen: ● Overzicht configuratiescherm ● Clientaggregatie ● Schermvoorkeuren ● Printers configureren ● USB-apparaten omleiden ● Netwerkinstellingen ● Aanpassingscentrum ● HP ThinState ● VNC-schaduwkopie maken ● Certificaten ● DHCP Options (AMT-opties) Overzicht configuratiescherm Het Configuratiescherm biedt toegang tot de hulpprogramma's voor het configureren van de client.
Tabel 4-1 Configuratiescherm > Randapparatuur (vervolg) Menuoptie Beschrijving Raadpleeg Clientaggregatie op pagina 13 voor meer informatie. Schermvoorkeuren Hiermee kunt u opties configureren en testen voor een primair en secundair beeldscherm. Raadpleeg Schermvoorkeuren op pagina 15 voor meer informatie. Toetsenbordindeling Hiermee kunt u de toetsenbordindeling wijzigen om aan te passen aan de door het toetsenbord gebruikte taal.
Tabel 4-2 Configuratiescherm > Installatie (vervolg) Menuoptie Beschrijving ● Schakelen tussen de ThinPro- en Smart Zeroconfiguraties ● Bureaublad- en taakbalkopties configureren ● Selecteren tot welke verbindingstypen en hulpprogramma's van het configuratiescherm standaardgebruikers toegang hebben Raadpleeg Aanpassingscentrum op pagina 20 voor meer informatie.
Tabel 4-3 Configuratiescherm > Beheer (vervolg) Menuoptie Beschrijving Raadpleeg VNC-schaduwkopie maken op pagina 25 voor meer informatie. Tabel 4-4 Configuratiescherm > Geavanceerd Menuoptie Beschrijving Certificaten Hiermee opent u Certificaatbeheer, waarmee u eenvoudig certificaten kunt importeren, weergeven of verwijderen. Raadpleeg Certificaatbeheer op pagina 26 voor meer informatie.
Clientaggregatie Clients met HP ThinPro ondersteunen maximaal vier monitoren, afhankelijk van het hardwaremodel. Als u aanvullende schermruimte nodig hebt, kunnen met clientaggregatie maximaal vier clients worden gecombineerd waardoor het mogelijk is in totaal 16 beeldschermen te bedienen met een enkel toetsenbord en een enkele muis, zonder dat u extra hardware of software nodig heeft.
Als u de muisaanwijzer in deze configuratie vanaf de rechterzijde van de monitors van thin client A nog meer naar rechts beweegt, verschijnt deze op het bovenste 1/3 gedeelte van de linkerzijde van de thin client D-monitors. Beweegt u de muisaanwijzer echter vanaf de rechterzijde van de monitors van thin client B nog meer naar rechts, dan verschijnt deze op het middelste 1/3 gedeelte van de linkerzijde van de thin client D-monitors.
3. Typ de serverhostnaam of het IP-adres van de Samenvoegingsserver in het veld. 4. Klik op Apply (Toepassen). De aggregatieserver configureren Zo configureert u de samenvoegingsserver: 1. Selecteer Peripherals > Client Aggregation (Randapparatuur > Clientaggregatie) in het configuratiescherm. 2. Klik op Server. 3. De aggregatieserver wordt weergegeven in een blauw vakje met de hostnaam. Klik en sleep de aggregatieserver naar de gewenste positie in de opstelling van 4 bij 4. 4.
Printers configureren Een printer configureren: 1. Selecteer Peripherals > Printers (Randapparatuur > Printers) in het configuratiescherm. 2. Klik in het dialoogvenster Printing (Afdrukken) op Add (Toevoegen). 3. Selecteer de printer die u wilt configureren in het dialoogvenster New Printer (Nieuwe printer) en klik op Forward (Vooruit). OPMERKING: Als u een seriële printer selecteert, voert u de juiste instellingen in aan de rechterkant van het dialoogvenster. De printer werkt anders niet goed. 4.
4. ● Standaarden gebruiken ● Omleiden ● Niet omleiden Klik op OK als u klaar bent. Netwerkinstellingen U kunt de netwerkinstellingen configureren in Netwerkbeheer. U opent Netwerkbeheer als volgt: ▲ Selecteer Setup > Network (Setup > Netwerk) in het configuratiescherm.
Optie Beschrijving ● De instelling CA Certificate (CA-certificaat) moet verwijzen naar het servercertificaat op de lokale client. ● De Username (Gebruikersnaam) en het Password (Wachtwoord) zijn de referenties van de gebruiker. Houd bij TLS rekening met het volgende: ● De instelling CA Certificate (CA-certificaat) moet verwijzen naar het servercertificaat op de lokale client. ● Als de Private Key (Persoonlijke sleutel) een .p12 of .
Optie Beschrijving Bij WEP en WPA2/WPA-PSK voert u gewoon de netwerksleutel in en klikt u op OK. Bij EAP-FAST stelt u Anonymous Identity (Anonieme identiteit), Username (Gebruikersnaam), Wachtwoord en Provisioning Method (Inrichtingsmethode) in. U hoeft de PACbestandsinstellingen niet te wijzigen. Zie Instellingen van het bekabelde netwerk op pagina 17 voor meer informatie over TTLS, PEAP en TLS. DNS-instellingen De volgende tabel bevat informatie over de opties in het tabblad DNS van Netwerkbeheer.
● Cisco ● PPTP Schakel de optie Auto Start (Automatisch starten) in om de VPN automatisch te starten. Houd rekening met het volgende over het maken van een VPN met behulp van Cisco: ● De Gateway is het IP-adres of de hostnaam van de gateway. ● De Group name (Groepsnaam) en het Group password (Groepswachtwoord) zijn de IPSec-id en het IPSec-wachtwoord. ● De instelling Domain (Domein) is optioneel.
Optie Beschrijving Klikken met de rechtermuisknop in/-uitschakelen Vink deze optie uit om het snelmenu dat wordt weergegeven wanneer u met de rechtermuisknop op het bureaublad klikt, uit te schakelen Gebruiker toestaan om de beheermodus in te schakelen Schakel deze optie uit om de optie Administrator/User Mode Switch (Schakelen tussen beheerders-/gebruikersmodus) uit het configuratiescherm in de gebruikersmodus te verwijderen.
OPMERKING: Het installatiekopiebestand van HP ThinPro is een eenvoudige schijfdump. De niet-gecomprimeerde grootte is ongeveer 1 GB en een gecomprimeerde installatiekopie zonder invoegtoepassingen is ongeveer 500 MB. 6. Klik op Finish (Voltooien). Zodra het vastleggen van de installatiekopie begint, worden alle toepassingen stopgezet en verschijnt er een voortgangsvenster. Als er een probleem optreedt, klikt u op Details voor meer informatie. Zodra de opname voltooid is, verschijnt het bureaublad opnieuw.
5. Selecteer create a bootable USB flash drive (een opstartbaar USB-flashstation maken) en klik op Next (Volgende). 6. Selecteer het USB-flashstation en klik op Finish (Voltooien). Zodra het vastleggen van de installatiekopie begint, worden alle toepassingen stopgezet en verschijnt er een voortgangsvenster. Als er een probleem optreedt, klikt u op Details voor meer informatie. Zodra de opname voltooid is, verschijnt het bureaublad opnieuw.
Een HP ThinPro-profiel herstellen via FTP of HTTP U kunt een HP ThinPro-profiel als volgt herstellen via FTP of HTTP: 1. Selecteer Management > ThinState (Beheer > ThinState) in het Configuratiescherm. 2. Selecteer the HP ThinPro configuration (de HP ThinPro-configuratie) en klik op Next (Volgende). 3. Selecteer restore a configuration (een configuratie terugzetten) en klik op Next (Volgende). 4. Selecteer op een externe server en klik op Next (Volgende). 5.
VNC-schaduwkopie maken Virtual Network Computing (VNC) is een extern bureaubladprogramma waarmee u het bureaublad van een externe computer kunt bekijken. Ook kunt u het bureaublad met een lokale muis en toetsenbord besturen. Ga als volgt te werk om het hulpprogramma VNC-schaduw te openen: ▲ Selecteer Management > VNC Shadow (Beheer > VNC-schaduw) in het configuratiescherm. OPMERKING: U moet de client opnieuw opstarten voordat de eventuele wijzigingen in de opties van VNC-schaduwkopie van kracht worden.
Certificaatbeheer U kunt de certificaatbeheerder als volgt openen: ▲ Selecteer Advanced > Certificates (Geavanceerd > Certificaten) in het configuratiescherm. Gebruik de certificaatmanager om een certificaat van een certificeringsinstantie (CA) handmatig te installeren. Bij deze bewerking wordt het certificaat naar het lokale certificaatarchief van de gebruiker (/usr/local/share/ca-certificates) gekopieerd en wordt OpenSSL zo ingesteld dat het certificaat voor verbindingsverificatie wordt gebruikt.
Als u wilt dat de client specifieke DHCP-opties aanvraagt of negeert, gaat u als volgt te werk: ▲ Vink de selectievakjes in de kolom Requested (Aangevraagd) aan of uit. Als er in de kolom DHCP Code (DHCP-code) een potlood wordt weergegeven, kan het codenummer worden gewijzigd als er op uw DHCP-server een conflict is over een bepaald codenummer. U kunt een DHCP-code als volgt wijzigen: ▲ Dubbelklik op de DHCP-code en typ een nieuw nummer.
5 Algemene verbindingsconfiguraties Dit hoofdstuk bevat informatie over configuraties die over het algemeen voor alle verbindingstypen gelden. ● Algemene verbindingsinstellingen ● Kiosk-modus Algemene verbindingsinstellingen De volgende tabel bevat informatie over de instellingen die voor elk verbindingstype beschikbaar zijn op de laatste pagina van de wizard Verbindingsbeheer. Deze instellingen zijn verbindingsspecifiek en zijn alleen van toepassing op de verbinding die u momenteel configureert.
Tabel 5-1 Algemene verbindingsinstellingen (vervolg) Optie Beschrijving De volgende opties zijn beschikbaar: ● Het veld Show username (Gebruikersnaam weergeven) ● Het veld Show password (Wachtwoord weergeven) ● Het veld Show domain (Domein weergeven) ● Het selectievakje Show smartcard (Smartcard weergeven) ● Het selectievakje Show ‘remember me’ ('Mijn gegevens onthouden' weergeven) OPMERKING: Met deze optie worden de gebruikersnaam en het domein opgeslagen, maar moet het wachtwoord nog steeds iede
● ◦ Share credentials with screensaver (Referenties delen met screensaver) inschakelen (indien beschikbaar). ◦ Selecteer de optie Enable kiosk mode (Kiosk-modus inschakelen) (alleen voor Web Browser-verbindingen). Stel zo nodig het juiste USB-omleidingsprotocol in in USB-beheer. TIP: Als u de verbinding wilt minimaliseren en terug wilt keren naar het lokale bureaublad, drukt u in Kiosk-modus op Ctrl+Alt+End.
6 Citrix-verbindingen ● Functies voor het beheer van de Citrix-verbindingen ● Citrix Receiver-functies ● Ondersteuningsmatrix voor Citrix-verbinding ● Algemene instellingen van Citrix ● Verbindingsspecifieke Citrix-instellingen Functies voor het beheer van de Citrix-verbindingen Als u een Citrix-verbinding gebruikt, kunt u de client zo configureren dat de volgende functies automatisch uitgevoerd worden: ● Bronnen starten wanneer slechts één bron gepubliceerd is ● Een bepaalde bron starten ●
● Smartcard voor een virtueel kanaal activeren OPMERKING: Deze functie is gelijk aan een smartcard-aanmelding/-verificatie bij het gebruik van directe, niet-PNAgent-verbindingen. Als Smartcard voor een virtueel kanaal met een PNAgent-verbinding geactiveerd wordt, wordt Smartcard voor een virtueel kanaal in- of uitgeschakeld maar wordt er geen verificatie voor de aanvangsverbinding aangeboden.
Tabel 6-1 HDX MediaStream-ondersteuningsmatrix (vervolg) Voorziening Ondersteuning Videocodecs Audiocodecs ● MPEG ● MOV ● MP4 ● WMV2 ● WMV3/VC-1 ● H.264/AVC/MPEG-4 Part 10 ● MPEG-4 Part 2 ● H.263 ● DivX ● Xvid ● MPEG1 ● MP3 ● WMA ● AAC ● PCM ● MPEG-audio ● MLAW/ULAW Ondersteuningsmatrix voor Citrix-verbinding De volgende tabel bevat meer informatie over de ondersteunde Citrix-back-ends.
Tabel 6-3 Beheerder algemene instellingen XEN-verbinding > Opties Optie Beschrijving HDX MediaStream inschakelen HDX MediaStream inschakelen. BELANGRIJK: HDX MediaStream kan alleen worden ingeschakeld als zowel deze instelling als de instelling Enable MultiMedia (MultiMedia inschakelen) zijn ingeschakeld. Beide instellingen staan op de dezelfde pagina in Beheerder algemene instellingen XENverbinding. Hiermee activeert u het waarschuwingssignaal van Windows Windows-waarschuwingsgeluiden activeren.
Tabel 6-4 Beheerder algemene instellingen XEN-verbinding > Lokale bronnen Optie Beschrijving Printers Selecteer Printer Mapping (Printer toewijzen), USBR of Disable (Uitschakelen). Webcam/audio-invoer Selecteer HDX Compression (HDX-compressie), USBR of Disable (Uitschakelen). USB-station Selecteer Dynamic Mapping (Dynamisch toewijzen), USBR of Disable (Uitschakelen). Statische stationstoewijzing inschakelen (verouderd) Hiermee kunt u stationstoewijzingen voor lokale paden opgeven.
Tabel 6-7 Beheerder algemene instellingen XEN-verbinding > Toetsenbordsneltoetsen Optie Beschrijving UseLocalIM inschakelen Maakt gebruik van de lokale invoermethode om invoer van het toetsenbord te interpreteren. Dit wordt uitsluitend voor Europese talen ondersteund.
Tabel 6-9 Citrix-verbindingsbeheer > Configuratie Optie Beschrijving Naam De verbindingsnaam Service-URL De Citrix-serverhostnaam of het IP-adres. Als u een verbinding configureert naar een server op een HTTPS-site, dient u de Fully Qualified Domain Name (FQDN) van de site en het plaatselijke rootcertificaat in het Citrix-certificaatarchief op te geven. Verbindingsmodus Selecteer PNAgent, StoreFront of Direct. Gebruikersnaam De gebruikersnaam die u voor de verbinding gebruikt.
7 RDP-aansluitingen ● Functies van RDP ● Algemene RDP-instellingen ● Verbindingsspecifieke RDP-instellingen ● RemoteFX met RDP gebruiken ● Multi-monitorsessies met RDP gebruiken ● Multimedia-omleiding met RDP gebruiken ● Apparaatomleiding met RDP gebruiken Functies van RDP De RDP-client is gebaseerd op FreeRDP 1.1 en voldoet aan de volgende eisen voor RDP 7.
Verbindingsspecifieke RDP-instellingen De volgende tabellen bevatten meer informatie over de beschikbare instellingen van RDP Verbindingsbeheer. Deze instellingen zijn verbindingsspecifiek en zijn alleen van toepassing op de RDP-verbinding die u momenteel configureert. OPMERKING: Zie Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 7 voor meer informatie over hoe u deze instellingen kunt opzoeken.
Tabel 7-3 RDP Verbindingsbeheer > Venster (vervolg) Optie Modi Beschrijving c:\seamless\seamlessrdpshell.exe c: \Program Files\Microsoft\Word.exe Opdracht Alternatieve Shell Hiermee geeft u de toepassing op die uitgevoerd wordt in de modus Alternate Shell (Alternatieve Shell). Voer de opdracht in waarmee de toepassing uitgevoerd wordt. Als u bijvoorbeeld Microsoft Word wilt uitvoeren, typt u Word.exe.
Tabel 7-5 RDP Verbindingsbeheer > Lokale bronnen (vervolg) Optie Beschrijving Printers Bepaalt of printers worden omgeleid door een printeromleiding van hoog niveau (waarbij ze via het hulpprogramma Printers in het configuratiescherm moeten worden ingesteld), USB-omleiding van laag niveau of voor deze verbinding worden uitgeschakeld. Seriële/parallelle poorten Bepaalt of seriële en parallelle poorten voor deze verbinding worden omgeleid of uitgeschakeld.
OPMERKING: Zie Algemene verbindingsinstellingen op pagina 28 voor informatie over de beschikbare instellingen op de laatste pagina van RDP Verbindingsbeheer. RemoteFX met RDP gebruiken RemoteFX (RFX) is een geavanceerd grafisch beeldschermprotocol dat ontworpen is om het grafische onderdeel van het traditionele RDP-protocol te vervangen.
OPMERKING: Extern bureaublad-virtualisatiehostsessies met ondersteuning voor grafische kaarten bieden mogelijk alleen ondersteuning voor bepaalde resoluties en bepaalde aantallen monitoren. De beperkingen worden opgegeven wanneer het virtueel grafisch apparaat van RemoteFX geconfigureerd is voor de virtuele computer van de Extern bureaublad-virtualisatiehost. Multimedia-omleiding met RDP gebruiken Multimedia-omleiding (MMR) is een technologie die geïntegreerd is met Windows Media Player op de externe host.
● USB-omleiding is alleen beschikbaar op de client als deze ondersteund wordt door de server. USB-omleiding voor algemene doeleinden wordt ondersteund met Extern bureaubladvirtualisatiehostservers met RemoteFX, Windows 8 en Windows Server 2012. ● Stel het protocol in USB-beheer in het Configuratiescherm in op RDP. ● Bij RDP-verbindingen bepalen de bedieningselementen in USB-beheer of een USB-apparaat wordt omgeleid.
Printer omleiden met RDP gebruiken Bij RDP zijn standaard twee methoden van printeromleiding ingeschakeld: ● USB-omleiding: elke USB-printer die aangesloten is op het apparaat wordt weergegeven als lokale printer in de externe sessie. Het standaard installatieproces van de printer moet uitgevoerd worden in de externe sessie als de printer nog niet op deze externe host is geïnstalleerd. Er zijn geen instellingen die lokaal beheerd kunnen worden.
U kunt Smartcard aanmelden voor een RDP-verbinding als volgt inschakelen: ▲ Selecteer Allow Smartcard Login (Smartcard aanmelden toestaan) in RDP Verbindingsbeheer. Zo kunt u verbinding maken zonder dat u eerst de referenties op moet geven. De RDP-client start de RDP-sessie en de gebruiker wordt gevraagd om met een smartcard te verifiëren. Bij deze technologie moeten er stuurprogramma's voor de smartcardlezer op de client worden geïnstalleerd.
8 VMware Horizon View-verbindingen ● VMware Horizon View-instellingen ● Sessies met meerdere beeldschermen gebruiken in VMware Horizon View ● Sneltoetsen gebruiken in VMware Horizon View ● Multimedia omleiden in VMware Horizon View ● Apparaat omleiden in VMware Horizon View ● Het protocoltype in VMware Horizon View wijzigen ● HTTPS- en certificaatbeheervereisten in VMware Horizon View VMware Horizon View-instellingen De volgende tabellen bevatten de instellingen die beschikbaar zijn in de Con
Tabel 8-2 VMware Horizon View Verbindingsbeheer > Algemeen (vervolg) Optie Beschrijving Formaat van toepassing Selecteer All Monitors (Alle beeldschermen), Full Screen (Volledig scherm), Large Window (Groot venster) of Small Window (Klein venster). Formaat van bureaublad Selecteer All Monitors (Alle beeldschermen), Full Screen (Volledig scherm), Large Window (Groot venster) of Small Window (Klein venster).
Tabel 8-4 VMware Horizon View Verbindingsbeheer > RDP-opties (vervolg) Optie Beschrijving Verouderde RDP-codering activeren Activeert codering voor deze verbinding. Cache buiten beeld inschakelen Als deze optie ingeschakeld wordt, wordt het off-screengeheugen gebruikt om bitmaps in de cache op te slaan. Bevestigen aan beheerconsole Koppelt de verbinding aan de beheerderconsolepoort.
Tabel 8-5 VMware Horizon View Verbindingsbeheer > RDP-ervaring (vervolg) Optie Beschrijving ● Animatie van menu's en vensters ● Thema's Als u Client Preferred Settings (Voorkeursinstellingen client) selecteert, kunt u op de client kiezen welke opties u gebruikt. U kunt ook een eigen combinatie van opties selecteren. Statuscontrole voor End-to-Endverbindingen Hiermee kunt u de opties voor time-outs inschakelen.
TIP: Als u wilt kunnen omschakelen tussen sessies, schakelt u de optie Hide top Menu bar (Bovenste menubalk verbergen) uit in VMware Horizon View Verbindingsbeheer of via de registersleutel root/ConnectionType/view/connections//hideMenuBar. Mediatoetsen In VMware Horizon View worden mediatoetsen gebruikt voor opties als volume, afspelen/pauzeren en geluid uitschakelen tijdens een externe bureaubladsessie. Multimediaprogramma's als Windows Media Player worden ondersteund.
De VMware Horizon View-client ondersteunt audio-omleiding op een hoog niveau alleen via het PCoIP-verbindingstype op x86-computers als verbinding wordt gemaakt met een server waarop VMware Horizon View 5.2 met het Feature Pack 2 of hoger staat. Als u ondersteuning voor audioopnamen nodig hebt en een andere configuratie gebruikt, kiest u een van de volgende methoden: ● Gebruik op een systeem met VMware Horizon View Client 1.
Webcam omleiden met VMware Horizon View De VMware Horizon View-client ondersteunt webcamomleiding op een hoog niveau alleen via RTAV op x86-computers als verbinding wordt gemaakt met een back-endserver waarop VMware Horizon View 5.2 met het Feature Pack 2 of hoger staat. Andere verbindingsmethoden bieden geen ondersteuning voor de omleiding van webcams op hoog niveau en kunnen webcams alleen omleiden via USBR.
● Importeer het certificaat uit een bestand of URL via Certificate Manager (Certificaatbeheer). ● Importeer het certificaat via een externe profielupdate. ● Stel Connection Security Level (Beveiligingsniveau verbinding) in de VMware Horizon View Connection Manager in op Allow all connections (Alle verbindingen toestaan).
9 Verbindingen in Web Browser ● Algemene instellingen voor Web Browser ● Verbindingsspecifieke instellingen voor Web Browser Algemene instellingen voor Web Browser De volgende tabellen bevatten meer informatie over de instellingen in Web Browser Connection General Settings Manager (Beheer algemene verbindingsinstellingen in Web Browser). Deze instellingen zijn universeel en zijn van toepassing op alle Web Browser-verbindingen.
OPMERKING: Zie Algemene verbindingsinstellingen op pagina 28 voor informatie over de beschikbare instellingen op de laatste pagina van de Web Browser Connection Manager (Verbindingsbeheer in Web Browser).
10 Aanvullende verbindingstypen (alleen in ThinPro-configuratie) De verbindingsmethoden in dit hoofdstuk zijn alleen beschikbaar als de client is ingesteld op de ThinPro-configuratie. Raadpleeg Vergelijking van ThinPro en Smart Zero op pagina 1 voor meer informatie.
Tabel 10-2 TeemTalk Session Wizard > pagina 1 Optie Beschrijving Session Name (Sessienaam) De naam van de sessie. Vervoer Het netwerktransport dat wordt gebruikt voor de verbinding. Geldige transporten zijn: TCP/IP, Serial, SSH2 en SSL. Verbinding De te gebruiken verbindingsmethode. Geavanceerde opties voor het maken van verbinding kunnen worden geconfigureerd via de knop.
Tabel 10-5 TeemTalk Session Wizard > pagina 3 > Preferences (vervolg) Optie Beschrijving Run in Full Screen Mode (Uitvoeren op volledig scherm) Selecteer dit om het venster volledig scherm te maken en het frame, de softknoppen, het menu en de configuratiebalken te verwijderen. OPMERKING: Deze optie wordt pas actief bij de volgende systeemopstart en overschrijft de opties Show Configuration Bar (Configuratiebalk weergeven) en Save Current Window Position (Huidige vensterpositie opslaan).
OPMERKING: Zie Algemene verbindingsinstellingen op pagina 28 voor informatie over de beschikbare instellingen op de laatste pagina van de XDMCP Connection Manager (XDMCPverbindingsbeheer). SSH-verbindingsinstellingen Secure Shell (SSH) is de meest gebruikelijke manier om via een externe opdrachtregel toegang te krijgen tot UNIX-achtige besturingssystemen zoals Linux, BSD en HP-UX. SSH is ook versleuteld.
In de volgende tabel worden de instellingen beschreven die beschikbaar zijn in de Telnet Connection Manager (Telnet-verbindingsbeheer). Deze instellingen zijn verbindingsspecifiek en zijn alleen van toepassing op de Telnet-verbinding die u momenteel configureert. OPMERKING: Zie Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 7 voor meer informatie over hoe u deze instellingen kunt opzoeken. Tabel 10-9 Telnet Verbindingsbeheer > Configuratie Optie Beschrijving Naam De naam van de verbinding.
11 HP Smart Client Services HP Smart Client Services is een reeks serverhulpprogramma's waarmee u clientprofielen kunt configureren die kunnen worden gedistribueerd naar grote aantallen thin clients. Deze functie wordt Automatic Update (Automatische update) genoemd. Clients detecteren een Automatic Update-server bij het opstarten; de updates worden automatisch op deze clients geconfigureerd. Hierdoor wordt de installatie en het onderhoud van het apparaat vereenvoudigd.
HP Smart Client Services verkrijgen Zo verkrijgt u HP Smart Client Services: 1. Ga naar http://www.hp.com/support. 2. Zoek naar het thin client-model. HP Smart Client Services vindt u onder de categorie Software System Management (Software - Systeembeheer) op de pagina Drivers, Software & Firmware (Stuurprogramma's, software en firmware). Website Automatic Update weergeven 1.
● Handmatig Via broadcastupdates Voor een broadcastupdate sluit u de client aan op hetzelfde netwerk als de updateserver. Een broadcastupdate gebruikt HP Smart Client Services, dat met IIS samenwerkt om updates automatisch op de client te zetten. OPMERKING: Broadcastupdates werken alleen als de client zich in hetzelfde subnet bevindt als de server. TIP: Om te controleren of de broadcastupdates correct werken, voert u de Profile Editor uit en maakt u enkele aanpassingen.
7. Typ in het dialoogvenster Predefined Options and Values (Vooraf gedefinieerde opties en waarden) onder Value > String (Waarde > Tekenreeks) het adres van de updateserver in de indeling van het volgende voorbeeld: http://auto-update.dominio.com:18287/auto-update 8. Klik op OK om de installatie te voltooien. U kunt nu specifieke clients bijwerken met DHCPtagging. Via DNS-aliasupdates Tijdens het opstarten probeert Automatic Update het DNS-alias auto-update op te lossen.
12 De Profile Editor HP Smart Client Services bevat de Profile Editor waarmee beheerders clientprofielen kunnen maken en uploaden naar de Automatic Update-server (Automatische updateserver). TIP: Naast het maken een nieuw clientprofiel kunt u een bestaand profiel bewerken dat is geëxporteerd met HP ThinState. Een HP ThinPro-profiel bevat de verbindingen, instellingen en aanpassingen die zijn geconfigureerd met behulp van Verbindingsbeheer en verschillende hulpprogramma's van het Configuratiescherm.
● Bestanden toevoegen aan een clientprofiel ● Het clientprofiel opslaan Het platform van een clientprofiel selecteren Gebruik de koppeling Platform in de Profile Editor voor toegang tot het venster van het Platform, waarin de volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd: ● Clientsoftwareversies die compatibel zijn met uw hardware ● Optionele clientsets met aanvullende registerinstellingen Het platform voor het clientprofiel instellen: 1.
Menuopties op clients in- en uitschakelen 1. Blader in de boomstructuur Registerinstellingen naar root > zero-login > controls. 2. Vouw de map uit voor de menuoptie die u wilt inschakelen of uitschakelen en klik op de instelling authorized (Geautoriseerd). 3. Typ het juiste getal in het veld Value (Waarde): ● 0 (uitschakelen) ● 1 (inschakelen) Gebruikersconfiguraties op clients in- en uitschakelen 1.
OPMERKING: Doorgaans is het instellen van de eigenaar en groep als root en de machtigingen als 644 al voldoende. Als een speciale eigenaar, groep of machtigingen vereist zijn, raadpleegt u de standaard Unix-bestandsmachtigingen voor richtlijnen over het wijzigen van bestandsgegevens. 5. Klik op Save (Opslaan) om het toevoegen van het configuratiebestand aan het clientprofiel te voltooien.
Het clientprofiel opslaan 1. Klik in de Profile Editor op de koppeling Finish (Voltooien) in het linkerdeelvenster voor toegang tot het venster Current profile (Huidige profiel). 2. Klik op Save Profile (Profiel opslaan) om het huidige clientprofiel op te slaan of klik op Save Profile As (Profiel opslaan als) om dit als een nieuw clientprofiel op te slaan. OPMERKING: Als Save Profile (Profiel opslaan) is uitgeschakeld, is uw clientprofiel niet gewijzigd sinds de laatste keer dat dit is opgeslagen. 3.
(Nieuwe verbinding) en klik vervolgens op OK. Stel de registersleutel portMapping in de map xfreerdpOptions in op 1 om printerpoort toewijzen te activeren. 3. Blader naar root > Serial. Klik met de rechtermuisknop op de map Serial (Serieel), selecteer New UUID (Nieuw UUID) en klik vervolgens op OK. 4. Stel de waarden voor baud, dataBits, flow (doorloop) en parity (pariteit) in de nieuwe map in op de verkregen waarden in Printerinstellingen verkrijgen op pagina 70.
13 Problemen oplossen De volgende onderwerpen wordt in dit hoofdstuk besproken: ● Problemen met netwerkverbindingen ● Problemen met beschadigde firmware oplossen ● Problemen met een verlopen Citrix-wachtwoord oplossen ● Problemen oplossen met System Diagnostics (Systeemdiagnose) Problemen met netwerkverbindingen 1. Ping de clientserver als volgt: a. Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk en klik vervolgens op het tabblad Net Tools (Netwerkprogramma's). b.
Problemen met beschadigde firmware oplossen Als de client twee keer piept nadat deze is ingeschakeld of niet lijkt te starten, is de firmware van het apparaat mogelijk beschadigd. Een mogelijke oplossing is om de client-image te downloaden van http://www.hp.com, het image te kopiëren op een verwisselbaar USB-flashstation en de client vervolgens op te starten vanaf dat flashstation. Een nieuw image maken van de clientfirmware 1. Download de image van http://www.hp.com. 2. Pak de image uit op het pad C:\U
Diagnostische gegevens van het systeem opslaan 1. Plaats een flashstation in de client. 2. Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk en klik vervolgens op het tabblad System Logs (Systeemlogboeken). 3. Klik op Diagnostic (Diagnose) en sla vervolgens het gecomprimeerde diagnostische bestand Diagnostic.tgz op het USB-flashstation op. De diagnostische bestanden van het systeem decomprimeren Het diagnostische bestand van het systeem Diagnostic.
Bestanden weergeven in de map /var/log Het nuttige bestand in de map /var/log is Xorg.0.log. Weergeven van bestanden in de map /etc De map /etc bevat het bestandssysteem op het moment dat de systeemdiagnose wordt uitgevoerd.
A USB-updates Wanneer USB-updates zijn ingeschakeld (zie Aanpassingscentrum op pagina 20), kunt u een USBflashstation gebruiken om gelijktijdig meerdere add-ons en certificaten te installeren en om een profiel te implementeren. USB-updates uitvoeren: 1. Plaats de gewenste bestanden op een USB-flashstation. OPMERKING: De bestanden kunnen worden geplaatst in de hoofdmap of submappen. 2. Sluit het USB-flashstation aan op de thin client.
B BIOS-hulpprogramma's Er zijn twee verschillende soorten BIOS-hulpmiddelen voor HP ThinPro: ● Hulpprogramma met BIOS-instellingen: wordt gebruikt om BIOS-instellingen op te halen of te wijzigen ● Hulpprogramma flash-BIOS: wordt gebruikt om het BIOS bij te werken Hulpprogramma met BIOS-instellingen In de volgende tabel wordt de syntaxis voor het hulpprogramma met BIOS-instellingen beschreven.
C Partitiegrootte van flashstation wijzigen Wanneer een thin client met HP ThinPro af fabriek wordt geleverd, heeft de image die er met een flashupdate op is toegepast, een bestandsgrootte van 1 GB, ongeacht de totale omvang van het flashstation. Dit maakt het eenvoudiger maken om de image aan te passen en toe te passen op andere clients die mogelijk een kleiner flashstation hebben.
D Het Smart Zero-aanmeldingsscherm aanpassen De schermachtergrond aanpassen In dit gedeelte worden de algemene kenmerken en elementen beschreven die worden gebruikt bij het aanpassen van de achtergrond van het client-aanmeldingsscherm (login screen). Er is één map per verbindingstype, plus een standaardstijl, waarmee de stijlelementen van de achtergrondafbeelding en de stijl van het aanmeldingsscherm van de verbinding worden bepaald.
Tabel D-1 Login Screen > Common Attributes > Name (vervolg) Type Beschrijving Standaard Gebruiken Geeft de tekenreeks weer die moet worden gekoppeld aan het element. Deze wordt alleen gebruikt als uitvoer bij de foutopsporing, zoals wanneer een syntaxis- of waardefout is aangetroffen bij het parsen van het kenmerk.
Tabel D-5 Login Screen > Common Attributes > size Type Beschrijving Parameter WWxHH, waarbij WW de breedte in absolute pixels is of een percentage van de schermbreedte en HH de hoogte is in absolute pixels of een percentage van de hoogte van het scherm. Voorbeeld size: 256 x 128; Standaard De natuurlijke grootte van het element; bijvoorbeeld de pixelgrootte van een afbeelding. Gebruiken Bepaalt de grootte van het element. Elementen worden aangepast aan de opgegeven grootte.
Tabel D-8 Login Screen > Common Attributes > context (vervolg) Type Beschrijving Standaard alle Gebruiken Bepaalt of de element alleen moet worden weergegeven in het aanmeldingsvenster voor het protocol, op het bureaubladscherm voor het protocol (indien aanwezig) of op beide. Alleen bepaalde protocollen (bijvoorbeeld Citrix XenDesktop) hebben een bureaubladscherm.
Tabel D-12 Login Screen > Elements > Custom > Axis Type Beschrijving Parameter [height I width] Voorbeeld axis: width; Standaard height Gebruiken Bij lineaire kleurovergangen bepaalt de as de richting van de kleurovergang (van boven naar onder of van links naar rechts). Bij radiale kleurovergangen bepaalt de as of de straal van de kleurovergang de halve schermhoogte of de halve schermbreedte.
Tabel D-14 Login Screen > Elements > Custom > colors (vervolg) Type Beschrijving waarde kan worden herhaald voor een scherpe overgang. "0.0, CCCCCC 0,5, EEEEEE 0.5,660000 1.0,330000" in een verticale lineaire kleurovergang geeft bijvoorbeeld een kleurovergang aan tussen lichte grijstinten in het bovenste deel en donkere roodtinten in het onderste halve venster.
Tabel D-18 Login screen > Custom Attributes > Proportional (vervolg) Type Beschrijving Voorbeeld proportional: false; Standaard true Gebruiken Als de waarde "true" (waar) is, wordt bij een afbeelding die geschaald moet worden, de beeldverhouding binnen de opgegeven rechthoek bewaard. Als de waarde "false" (onwaar) is, wordt niet proportioneel geschaald, zodat de afbeelding precies in de opgegeven grootte past.
Tabel D-21 Login screen > Text > text (vervolg) Type Beschrijving Standaard Niet van toepassing Gebruiken Als er geen overeenkomstige vertaalde tekst is opgegeven, wordt deze tekenreeks in plaats daarvan gebruikt. OPMERKING: De tekstrender-engine biedt geen ondersteuning voor HTML-achtige opmaak.
Tabel D-25 Login screen > Text > max-width Type Beschrijving Parameter Grootte in pixels of percentage van de breedte van het scherm Voorbeeld max-width: 90%; Standaard Niet van toepassing Gebruiken Als de tekst anders breder zou worden dan de opgegeven breedte, wordt deze verkleind totdat de tekst past binnen de opgegeven breedte. Tabel D-26 Login screen > Text > max-height Type Beschrijving Parameter Grootte in pixels of percentage van de hoogte van het scherm.
E Registersleutels In de tabellen in deze bijlage worden de paden, functies en opties beschreven voor de registersleutels van HP ThinPro. De waarden van deze registersleutels kunnen op verschillende manieren worden gewijzigd: ● Met een _File and Registry-taak in HPDM ● Met de Register-editor van de Profile Editor, waarna het nieuwe profiel kan worden geïmplementeerd ● Met de Register-editor in de gebruikersinterface van de client, die u opent door regeditor in de X-Terminal te typen.
● root > screensaver ● root > security ● root > sshd ● root > time ● root > touchscreen ● root > translation ● root > usb-update ● root > users ● root > vncserver root > Audio Tabel E-1 root > Audio Registersleutel Beschrijving root/Audio/AdjustSoundPath Stelt het volledige pad in naar het geluid dat wordt afgespeeld wanneer het volume wordt gewijzigd met behulp van de volumeregeling.
root > ConnectionManager Tabel E-2 root > ConnectionManager Registersleutel Beschrijving root/ConnectionManager/customLogoPath root/ConnectionManager/defaultConnection Om tijdens het starten een verbinding tot stand te brengen, moet deze sleutel worden ingesteld op een geldige verbinding met de indeling :
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving standaardwaarde 0 wordt er direct opnieuw verbinding gemaakt. Deze instelling geldt alleen als autoReconnect is ingesteld op 1. root/ConnectionType/custom/connections/ /autostart Indien ingesteld op een waarde tussen 1 en 5, wordt de verbinding automatisch gestart nadat het systeem is opgestart. De waarde 1 heeft hierbij de hoogste prioriteit.
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) 92 Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/custom/coreSettings/ className Stelt de klassenaam van de interne toepassing in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/custom/coreSettings/ editor Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden gebruikt wanneer Verbindingsbeheer wordt gestart voor dit type verbinding.
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/custom/gui/CustomManager/ status Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/custom/gui/CustomManager/ title Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-3 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/firefox/connections/ /connectionEndAction Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/firefox/connections/ /coord Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) 96 Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/firefox/coreSettings/ editor Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden gebruikt wanneer Verbindingsbeheer wordt gestart voor dit type verbinding. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/firefox/gui/ FirefoxManager/name Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/firefox/gui/ FirefoxManager/status Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-4 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/firefox/gui/ FirefoxManager/widgets/kioskMode Bepaalt de status van de widget Enable kiosk mode (Kioskmodus inschakelen) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /application Geeft een alternatieve shell of toepassing aan die moet worden uitgevoerd. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /attachToConsole root/ConnectionType/freerdp/connections/ /audioLatency Stelt het gemiddelde aantal milliseconden offset in tussen de audiostream en de weergave van de desbetreffende videoframes na het decoderen.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /extraEnvValues//key Stelt de naam in van een extra omgevingsvariabele voor gebruik met de verbinding. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /extraEnvValues//value Stelt de waarde in van een extra omgevingsvariabele voor gebruik met de verbinding.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /loadBalanceInfo Deze waarde is de Load Balancing-cookie die voor bemiddelingsdoeleinden naar de server wordt verzonden wanneer er verbinding wordt gemaakt. De waarde komt overeen met het veld loadbalanceinfo in het .rdpbestand. De waarde is standaard leeg.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving waarde geselecteerd op basis van de prestaties van de thin client. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /perfFlagNoCursorSettings Indien ingesteld op 1, wordt het knipperen van de cursor uitgeschakeld, waardoor de prestaties voor RDPverbindingen met een lage bandbreedte kunnen verbeteren. Indien ingesteld op 2, wordt de waarde geselecteerd op basis van de prestaties van de thin client.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /remoteFx Indien ingesteld op 1, wordt RemoteFX gebruikt, mits beschikbaar. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /seamlessWindow Indien ingesteld op 1, worden vensterdecoraties uitgeschakeld. Dit kan wenselijk zijn bij een configuratie met meerdere beeldschermen om de verbinding in te stellen op het formaat van het primaire beeldscherm.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving wanneer er een end-to-end-verbinding is verbroken. Anders worden er berichten naar het verbindingslogboek geschreven en wordt de sessie bevroren. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /timeoutsEnabled Indien ingesteld op 1, wordt de status van end-to-endverbindingen gecontroleerd.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/coreSettings/ appName Stelt de interne toepassingsnaam in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/freerdp/coreSettings/ className Stelt de klassenaam van de interne toepassing in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-5 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/coreSettings/ wrapperScript Stelt het script of het binaire bestand in dat moet worden uitgevoerd wanneer dit type verbinding wordt gestart. Dit is het primaire script dat alle verbindingsinstellingen en opdrachtregelargumenten voor de verbinding afhandelt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving verbinding te wijzigen met behulp van Verbindingsbeheer. Deze sleutel heeft geen gevolgen voor Smart Zero. root/ConnectionType/ssh/connections// address Stelt de hostnaam of het IP-adres in waarmee verbinding moet worden gemaakt. root/ConnectionType/ssh/connections// afterStartedCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestart.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/connections// extraEnvValues//value Stelt de waarde in van een extra omgevingsvariabele voor gebruik met de verbinding. root/ConnectionType/ssh/connections// fallBackConnection Stelt de reserveverbinding in via de UUID. root/ConnectionType/ssh/connections// font Stelt de tekengrootte voor de verbinding in.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/coreSettings/editor Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden gebruikt wanneer Verbindingsbeheer wordt gestart voor dit type verbinding. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/ssh/coreSettings/ icon16Path Stelt het pad in naar het pictogram van 16x16 pixels voor deze toepassing.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/ widgets/address Bepaalt de status van de widget Address (Adres) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/ widgets/foregroundColor Bepaalt de status van de widget Foreground color (Voorgrondkleur) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-6 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/ widgets/waitForNetwork Bepaalt de status voor de widget Wait for network before connecting (Wachten op netwerk voordat u verbinding maakt) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-7 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/connections/ /connectionEndAction Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/teemtalk/connections/ /coord Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-7 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/coreSettings/ generalSettingsEditor Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden gebruikt wanneer de General Settings Manager wordt gestart voor dit type verbinding. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/teemtalk/coreSettings/ icon16Path Stelt het pad in naar het pictogram van 16x16 pixels voor deze toepassing.
Tabel E-7 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'status. root/ConnectionType/teemtalk/gui/ TeemtalkManager/widgets/autostart Bepaalt de status van de widget Auto start priority (Prioriteit automatisch starten) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/connections/ /address Stelt de hostnaam of het IP-adres in waarmee verbinding moet worden gemaakt. root/ConnectionType/telnet/connections/ /afterStartedCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestart. root/ConnectionType/telnet/connections/ /afterStoppedCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestopt.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/connections/ /locale Stelt de landinstellingen van de verbinding in. root/ConnectionType/telnet/connections/ /port Stelt het poortnummer in dat moet worden gebruikt wanneer er contact wordt gelegd met de server. De standaardinstelling is 23.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving stopsignaal naar het proces wordt gestuurd. Indien ingesteld op kill, zal het proces dat is opgegeven in appName gedwongen worden beëindigd. Indien ingesteld op custom, wordt er een aangepast uitvoeringsscript, dat is opgegeven in wrapperScript, uitgevoerd met het argument stop om het proces netjes te beëindigen.
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/telnet/gui/TelnetManager/ widgets/foregroundColor Bepaalt de status van de widget Foreground color (Voorgrondkleur) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/authorizations/user/ general Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker toestemming om de algemene instellingen voor dit type verbinding te wijzigen met behulp van Verbindingsbeheer. Deze sleutel heeft geen gevolgen voor Smart Zero. root/ConnectionType/view/connections// ExtraArgs Geeft extra argumenten aan voor de VMware Horizon Viewclient.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// beforeStartingCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd voordat de verbinding wordt gestart. root/ConnectionType/view/connections// closeAfterDisconnect Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding beëindigd nadat de eerste desktop is gesloten. Indien ingesteld op 0, keert de VMware Horizon View-client terug naar het selectiescherm voor desktops.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// isInMenu Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/view/connections// label Stelt de naam van de verbinding in die wordt weergegeven in de gebruikersinterface.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// username Stelt de standaardgebruikersnaam in die tijdens het aanmelden aan de externe host moet worden verstrekt. Doorgaans wordt deze instelling gebruikt bij kiosk-achtige toepassingen waarbij een generieke gebruikersnaam wordt gebruikt voor het aanmelden.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// xfreerdpOptions/general/sendHostname Als deze registersleutel is ingesteld op hostname, wordt de hostnaam van het systeem verzonden naar de externe host. Deze sleutel wordt doorgaans gebruikt om de clientcomputer gekoppeld aan een bepaalde RDP-sessie te identificeren.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// xfreerdpOptions/perfFlagNoTheming Indien ingesteld op 1, worden gebruikersinterfacethema's uitgeschakeld, waardoor de prestaties voor RDPverbindingen met een lage bandbreedte kunnen verbeteren. Indien ingesteld op 2, wordt de waarde geselecteerd op basis van de prestaties van de thin client.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving Multimedia Redirection) zal overeenkomen met lokale audio-instellingen. root/ConnectionType/view/connections// xfreerdpOptions/timeoutError Stelt het aantal milliseconden in dat moet worden gewacht nadat de verbinding is verbroken, voordat de pogingen om opnieuw verbinding te maken met de server worden gestaakt. Indien ingesteld op 0, zal er steeds opnieuw worden geprobeerd verbinding te maken.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving en als laatste weergegeven in Verbindingsbeheer. Typen verbindingen met dezelfde prioriteit worden in alfabetische volgorde weergegeven. root/ConnectionType/view/coreSettings/ serverRequired Geeft aan of een naam of adres van de server unused, optional of required is voor dit type verbinding.
Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/view/gui/viewManager/ widgets/label Bepaalt de status van de widget Name (Naam) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xdmcp/connections// coord Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/xdmcp/connections// dependConnectionId Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/ appName Stelt de interne toepassingsnaam in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/audio Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/ wrapperScript Stelt het script of het binaire bestand in dat moet worden uitgevoerd wanneer dit type verbinding wordt gestart. Dit is het primaire script dat alle verbindingsinstellingen en opdrachtregelargumenten voor de verbinding afhandelt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'status. root/ConnectionType/xdmcp/gui/XdmcpManager/ widgets/isInMenu Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/xdmcp/gui/XdmcpManager/ widgets/label Bepaalt de status van de widget Name (Naam) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/authorizations/user/ general Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker toestemming om de algemene instellingen voor dit type verbinding te wijzigen met behulp van Verbindingsbeheer. Deze sleutel heeft geen gevolgen voor Smart Zero.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/connections// autostart Indien ingesteld op een waarde tussen 1 en 5, wordt de verbinding automatisch gestart nadat het systeem is opgestart. De waarde 1 heeft hierbij de hoogste prioriteit. root/ConnectionType/xen/connections// autostartDelay Stelt de tijd in seconden in dat er wordt gewacht voordat de verbinding wordt gestart nadat het systeem is opgestart.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/connections// logOnMethod root/ConnectionType/xen/connections// loginfields/domain Toont het veld Domain (Domein) in het aanmeldingsvenster voor de verbinding. root/ConnectionType/xen/connections// loginfields/password Toont het veld Password (Wachtwoord) in het aanmeldingsvenster voor de verbinding.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving en terugkeert naar het eerste aanmeldingsscherm. Door vertragingen in het Citrix-proces kan het automatisch afmelden langer duren. root/ConnectionType/xen/coreSettings/ autoLogoutDelayBeforeLaunch Deze instelling is van toepassing op Citrix-servers met meerdere gepubliceerde bronnen. Als deze registersleutel lager is dan 0, wordt er niet automatisch afgemeld.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/coreSettings/watchPid Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding bewaakt onder de naam die is opgegeven in appName. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xen/coreSettings/ wrapperScript Stelt het script of het binaire bestand in dat moet worden uitgevoerd wanneer dit type verbinding wordt gestart.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/ drivePathMappedOn Stelt de lokale bestandssysteemmap in die moet worden toegewezen aan de externe host. Deze registersleutel wordt doorgaans ingesteld op /media zodat alle aangesloten USB-stations via één enkele stationsletter kunnen worden toegewezen aan de externe host.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving gevraagd. Indien ingesteld op Ask, wordt de gebruiker gevraagd wat er moet gebeuren. Indien ingesteld op Never, is de functie uitgeschakeld. root/ConnectionType/xen/general/ enableHDXFlashServerContentFetch Bepaalt het gedrag van HDX Flash Server-Side Content Fetching. Indien uitgeschakeld, wordt inhoud opgehaald door de client.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/ keyPassthroughEscapeShift Stelt u de toetsencombinatie op het toetsenbord in voor het uitschakelen van de transparante toetsenbordmodus. Deze instelling is direct gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .inibestanden KeyPassthroughEscapeShift. root/ConnectionType/xen/general/ lastComPortNum Stelt het aantal toegewezen seriële poorten in.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving X-beeldscherm. Deze instelling is direct gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .ini-bestanden EnableSessionSharingClient. root/ConnectionType/xen/general/sound Stelt de geluidskwaliteit in. Deze instelling is indirect gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .ini-bestanden AudioBandwidthLimit.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/userAgent De tekenreeks uit deze registersleutel wordt weergegeven door de Citrix-client en laat beheerders zien van wie het verbindingsverzoek afkomstig is. root/ConnectionType/xen/general/ waitForNetwork Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding pas gestart als het netwerk beschikbaar is. In een langzaam netwerk wordt de verbinding dus pas gestart als het netwerk beschikbaar is.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/xen/gui/XenManager/ widgets/fallBackConnection Bepaalt de status van de widget Fallback Connection (Reserveverbinding) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/gui/fbpanel/autohide Als deze is ingesteld op true, wordt de taakbalk automatisch verborgen. root/ConnectionType/xen/gui/fbpanel/edge Stelt de standaardpositie van de taakbalk in wanneer er meerdere gepubliceerde bureaubladen of toepassingen beschikbaar zijn.
Tabel E-12 root > Dashboard (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Dashboard/General/LengthToScreenSide Indien ingesteld op 1, is de lengte van de taakbalk vast en gelijk aan de lengte van de schermzijde waaraan de balk is verankerd. root/Dashboard/General/PanelDockSide Stelt de zijde van het scherm in waaraan de taakbalk moet worden verankerd. root/Dashboard/General/RemainPixel Stelt het aantal pixels in dat nog zichtbaar is wanneer de taakbalk verborgen is.
Tabel E-13 root > Display (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Display/Configuration/secondaryConnector Stelt de tweede connector in. root/Display/Configuration/secondarymode Stelt de positie van de tweede monitor in ten opzichte van de primaire monitor. Dit is afhankelijk van de hardware en wordt niet ondersteund op alle modellen. De waarden zijn als volgt: 0=Hetzelfde als; 1=Boven; 2=Rechts van; 3=Links van; 4=Onder.
Tabel E-13 root > Display (vervolg) Registersleutel Beschrijving instellen van een vernieuwingsfrequentie die niet wordt ondersteund door de aangesloten monitor, leidt tot een zwart scherm. HP adviseert om deze registersleutel te laten staan op 0. root/Display/Profiles//width Stelt de resolutiebreedte van de monitor in. Indien ingesteld op 0, wordt de resolutie automatisch gedetecteerd.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving MAC-adres van de client. Als het MAC-adres van de client dus 11:22:33:44:55:66 is, is de gegenereerde hostnaam HPTC112233. Als het patroon TC%MAC% is, is de gegenereerde hostnaam TC112233445566. Als het patroon HP%MAC:7% is, is de gegenereerde hostnaam HP1122334. root/Network/FtpProxy Stelt het FTP-proxyadres in.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/IPSec/IPSecRules// QMESPEncryptionAlg Stelt de ESP-versleutelingsalgoritme voor fase 2 in. root/Network/IPSec/IPSecRules// QMESPIntegrityAlg Stelt de ESP-integriteitsalgoritme voor fase 2 in. root/Network/IPSec/IPSecRules// QMLifetimeSeconds Stelt de levensduur voor fase 2 in. root/Network/IPSec/IPSecRules// RuleDescription Stelt de beschrijving voor de IPSec-regel in.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/Wired/DefaultGateway Stelt de standaardgateway in die door het apparaat wordt gebruikt om te communiceren met internet. Doorgaans is dit het IP-adres van de router. Deze instelling wordt pas van kracht als Method is ingesteld op Static. root/Network/Wired/EnableDefGatewayAsDNS Indien ingesteld op 1, is de standaardgateway ook de naamserver.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving het IP-adres van de router. Deze instelling wordt pas van kracht als Method is ingesteld op Static. root/Network/Wireless/EnableDefGatewayAsDNS Indien ingesteld op 1, is de standaardgateway ook de naamserver. root/Network/Wireless/IPAddress Stelt het IPv4-adres van de client in. Deze instelling wordt pas van kracht als Method is ingesteld op Static. root/Network/Wireless/IPv6Enable Indien ingesteld op 1, is IPv6 ingeschakeld.
Tabel E-14 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving Deze instelling wordt pas van kracht als Method is ingesteld op Static. root/Network/disableLeftClickMenu Indien ingesteld op 1, is het linksklikmenu voor het netwerkpictogram in het systeemvak uitgeschakeld. root/Network/disableRightClickMenu Indien ingesteld op 1, is het rechtsklikmenu voor het netwerkpictogram in het systeemvak uitgeschakeld.
Tabel E-16 root > Serial (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Serial//name Geeft de Windows-apparaatpoort aan voor communicatie met het seriële apparaat. root/Serial//parity Stelt de pariteitsbit van het seriële apparaat in. De pariteitsbit wordt gebruikt voor foutdetectie. Indien ingesteld op none, is er geen pariteitsdetectie.
root > USB Tabel E-19 root > USB Registersleutel Beschrijving root/USB/Classes//ClassID Stelt de ID van de USB-klasse in. root/USB/Classes//DisplayName Stelt de naam van de USB-klasse in. root/USB/Classes//State Geeft aan of de klasse is toegewezen aan de externe host. root/USB/Classes//Visible Geeft aan of de klasse wordt weergegeven in de gebruikersinterface, niet wordt weergegeven in de gebruikersinterface of is uitgeschakeld.
Tabel E-20 root > auto-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving voor automatische updates. Wanneer u een handmatige update uitvoert, moeten de registersleutels password, path, protocol, user en ServerURL worden ingesteld om ervoor te zorgen dat de updateserver bekend is. root/auto-update/ScheduledScan/Enabled Indien ingesteld op 1, scant de client periodiek de server voor automatische updates om te zien of er updates beschikbaar zijn.
Tabel E-20 root > auto-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/auto-update/gui/auto-update/ enableOnBootup Bepaalt de status van de widget Enable Automatic Update on system startup (Automatische update bij het opstarten inschakelen) in het hulpprogramma voor automatische updates. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen.
root > background Tabel E-21 root > background Registersleutel Beschrijving root/background/desktop/color Als theme is ingesteld op none, wordt met deze sleutel de kleur opgeslagen die door het gebruikersgedefinieerde thema wordt gebruikt. root/background/desktop/imagePath Als theme is ingesteld op none, wordt met deze sleutel het pad naar de achtergrondafbeelding op het bureaublad opgeslagen die door het gebruikersgedefinieerde thema wordt gebruikt.
root > desktop Tabel E-23 root > desktop Registersleutel Beschrijving root/desktop/shortcuts//command Stelt de opdracht in die wordt uitgevoerd met de snelkoppeling. root/desktop/shortcuts//enabled Indien ingesteld op 1, is de snelkoppeling ingeschakeld. root/desktop/shortcuts//shortcut Stelt de naam van de snelkoppeling in.
Tabel E-25 root > keyboard (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/keyboard/XkbLayout Dit is een interne sleutel gebruikt voor toewijzing aan een XKB-toetsenbordindeling. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/keyboard/XkbModel Dit is een interne sleutel gebruikt voor toewijzing aan een XKB-toetsenbordmodel. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
root > mouse Tabel E-27 root > mouse Registersleutel Beschrijving root/mouse/MouseHandedness Indien ingesteld op 0, is de muis voor rechtshandige gebruikers. Indien ingesteld op 1, is de muis voor linkshandige gebruikers. root/mouse/MouseSpeed Stelt de versnelling van de muisaanwijzer in. Een waarde tussen 0 en 25 ligt doorgaans in het bruikbare bereik. Met de waarde 0 is versnelling volledig uitgeschakeld, waardoor de aanwijzer met een constant trage, maar meetbare snelheid wordt verplaatst.
Tabel E-28 root > screensaver (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/screensaver/suspend Stelt de time-outvertraging in minuten in voordat de monitor naar de sluimerstand gaat. root/screensaver/timeoutScreensaver Stelt de time-outvertraging in minuten in voordat de schermbeveiliging start. root/screensaver/timeoutSleep Stelt de time-outvertraging in minuten in voordat de thin client naar de slaapstand gaat.
Tabel E-31 root > time (vervolg) Registersleutel Beschrijving protocol. Deze URL kan zich binnen een intranet of op internet bevinden. root/time/timezone Stelt de tijdzone in. Tijdzones moeten worden opgegeven zoals gedefinieerd door Linux Timezone (Linux-tijdzone) in het hulpprogramma Date and Time (Datum en tijd) in het Configuratiescherm, en ze moeten de volgende indeling hebben: /.
Tabel E-32 root > touchscreen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/touchscreen/swapy Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/touchscreen/type Geeft het type controller van het aanraakscherm aan.
Tabel E-34 root > usb-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/usb-update/searchMaxDepth Stelt de diepte in van de submappen die moeten worden doorzocht op updates. Het instellen van een hoge zoekdiepte kan vertragingen veroorzaken bij USBflashstations die duizenden mappen bevatten. root/usb-update/width Stelt de breedte in pixels in van het venster voor USBupdates.
Tabel E-35 root > users (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/users/user/apps/hptc-dhcp-mgr/authorized Indien ingesteld op 1, is DHCP Option Manager (DHCPoptiebeheer) toegankelijk voor standaardgebruikers. root/users/user/apps/hptc-display-prefs/ authorized Indien ingesteld op 1, is het hulpprogramma Display Preferences (Weergavevoorkeuren) toegankelijk voor standaardgebruikers.
Tabel E-35 root > users (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/users/user/apps/hptc-vncshadow/ authorized Indien ingesteld op 1, is het hulpprogramma VNC Shadow (VNC-schaduw) toegankelijk voor standaardgebruikers. root/users/user/apps/hptc-xterm/authorized Indien ingesteld op 1, is X Terminal (X-terminal) toegankelijk voor standaardgebruikers. VOORZICHTIG: Het inschakelen van toegang tot de Xterminal vormt een beveiligingsrisico en wordt afgeraden in een productieomgeving.
Tabel E-36 root > vncserver (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/vncserver/coreSettings/vncNotifyUser Indien ingesteld op 1, wordt er een melding weergegeven voor de gebruiker wanneer iemand via VNC probeert verbinding te maken met de thin client. root/vncserver/coreSettings/vncPassword Stelt het wachtwoord voor VNC-shadowing in. De sleutel vncUsePassword moet ook zijn ingeschakeld. root/vncserver/coreSettings/vncReadOnly Indien ingesteld op 1, werkt VNC-shadowing modus voor alleen-weergeven.
Tabel E-36 root > vncserver (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/vncserver/gui/VNCShadowManager/widgets/ vncNotifyTimeout Bepaalt de status van de numerieke widget in het hulpprogramma VNC Shadow (VNC-schaduw). Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status.
Tabel E-36 root > vncserver (vervolg) Registersleutel Beschrijving read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'status. root/vncserver/gui/VNCShadowManager/widgets/ vncUseSSL 170 Bijlage E Registersleutels Bepaalt de status van de widget VNC Use SSL (VNC - SSL gebruiken) in het hulpprogramma VNC Shadow (VNCschaduw). Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker.
Index A Aan de slag 4 aansluitingen algemene instellingen 28 types 1 verbergen 10 Achtergrondbeheer 10 AD/DDNS-beheer 11 apparaatomleiding RDP 43 VMware Horizon View 51 audio-omleiding RDP 45 VMware Horizon View 51 B Bediening van Verbindingsbeheer 7 beveiligingsinstellingen 10 C Certificaatbeheer 26 certificaten Bevestigen 26 VMware Horizon View 53 Citrix HDX MediaStream 32 instellingen, algemeen 33 instellingen, verbindingsspecifiek 36 ondersteuningsmatrix 33 client-aanmeldingsscherm aanpassen 79 clientag
N netwerkinstellingen bekabeld 17 DNS 19 draadloze communicatie 18 HP Velocity 20 IPSec 19 openen 17 VPN 19 P parallelle printerconfiguratie 70 printerconfiguratie 70 printeromleiding RDP 45 VMware Horizon View 51 printers 16 Problemen oplossen 72 beschadigde firmware 73 netwerkverbindingen 72 systeemdiagnose gebruiken 73 Profile Editor gebruiken 66 R RDP apparaatomleiding 43 audio-omleiding 45 instellingen, algemeen 38 instellingen, verbindingsspecifiek 39 massaopslagomleiding 44 multimedia-omleiding 43 mu