HP ThinPro 5.1 - Administrator's Guide

Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/address
Stelt de hostnaam of het IP-adres in waarmee verbinding
moet worden gemaakt.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/afterStartedCommand
Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de
verbinding is gestart.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/afterStoppedCommand
Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de
verbinding is gestopt.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/authorizations/user/edit
Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker
toestemming om de verbindingsinstellingen voor deze
verbinding te wijzigen.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/authorizations/user/execution
Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker
toestemming om deze verbinding uit te voeren.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/autoReconnect
Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding opnieuw gestart
wanneer deze gesloten of verbroken is.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/autostart
Indien ingesteld op een waarde tussen 1 en 5, wordt de
verbinding automatisch gestart nadat het systeem is
opgestart. De waarde 1 heeft hierbij de hoogste prioriteit.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/backgroundColor
Stelt de achtergrondkleur voor de verbinding in.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/beforeStartingCommand
Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd voordat de
verbinding wordt gestart.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/connectionEndAction
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd
voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden
gewijzigd.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/coord
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd
voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden
gewijzigd.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/dependConnectionId
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd
voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden
gewijzigd.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/extraEnvValues/<UUID>/key
Stelt de naam in van een extra omgevingsvariabele voor
gebruik met de verbinding.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/extraEnvValues/<UUID>/value
Stelt de waarde in van een extra omgevingsvariabele voor
gebruik met de verbinding.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/fallBackConnection
Stelt de reserveverbinding in via de UUID.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/font
Stelt de tekengrootte voor de verbinding in.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/foregroundColor
Stelt de voorgrondkleur voor de verbinding in.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/hasDesktopIcon
Indien ingesteld op 1, is het bureaubladpictogram voor deze
verbinding ingeschakeld. Deze sleutel heeft geen gevolgen
voor Smart Zero.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/label
Stelt de naam van de verbinding in die wordt weergegeven in
de gebruikersinterface. Bij Smart Zero is deze registersleutel
doorgaans ingesteld op Default Connection en wordt
het label niet weergegeven in de gebruikersinterface.
116 Bijlage E Registersleutels