HP ThinPro 5.1 - Administrator's Guide
Tabel E-8 root > ConnectionType > telnet (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/locale
Stelt de landinstellingen van de verbinding in.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/port
Stelt het poortnummer in dat moet worden gebruikt wanneer
er contact wordt gelegd met de server. De
standaardinstelling is 23.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/startMode
Als deze registersleutel is ingesteld op de standaardfocus
en de verbinding al is gestart, krijgt de verbinding de focus.
Anders wordt een fout geretourneerd met de opmerking dat
de verbinding al is gestart.
root/ConnectionType/telnet/connections/
<UUID>/waitForNetwork
Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding pas gestart als het
netwerk beschikbaar is. In een langzaam netwerk wordt de
verbinding dus pas gestart als het netwerk beschikbaar is.
Zo wordt een fout voorkomen.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
appName
Stelt de interne toepassingsnaam in die voor dit type
verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft
u over het algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
className
Stelt de klassenaam van de interne toepassing in die voor dit
type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel
hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
editor
Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden
gebruikt wanneer Verbindingsbeheer wordt gestart voor dit
type verbinding. Deze registersleutel hoeft u over het
algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
generalSettingsEditor
Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden
gebruikt wanneer de General Settings Manager wordt gestart
voor dit type verbinding. Deze registersleutel hoeft u over het
algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
icon16Path
Stelt het pad in naar het pictogram van 16x16 pixels voor
deze toepassing.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
icon32Path
Stelt het pad in naar het pictogram van 32x32 pixels voor
deze toepassing.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
icon48Path
Stelt het pad in naar het pictogram van 48x48 pixels voor
deze toepassing.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/label
Stelt de naam in die voor dit type verbinding moet worden
weergegeven in de gebruikersinterface.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
priorityInConnectionLists
Stelt de prioriteit van dit type verbinding in wanneer deze
wordt weergegeven in Verbindingsbeheer en de
configuratiewizard die tijdens de initiƫle installatie wordt
weergegeven. Met een hogere waarde wordt een type
verbinding hoger in de lijst gekozen. Indien ingesteld op 0,
wordt het type verbinding verborgen in de configuratiewizard
en als laatste weergegeven in Verbindingsbeheer. Typen
verbindingen met dezelfde prioriteit worden in alfabetische
volgorde weergegeven.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
serverRequired
Geeft aan of een naam of adres van de server unused,
optional of required is voor dit type verbinding.
root/ConnectionType/telnet/coreSettings/
stopProcess
Stelt het gedrag in dat moet optreden wanneer
connection-mgr stop wordt aangeroepen voor deze
verbinding. Standaard is dit close, waardoor er een
root > ConnectionType 117