HP ThinPro 5.1 - Administrator's Guide

Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de
widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status.
root/ConnectionType/view/gui/viewManager/
widgets/label
Bepaalt de status van de widget Name (Naam) in
Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de
registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar
in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als
deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als
deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in
een 'alleen-lezen'-status.
root > ConnectionType > xdmcp
Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp
Registersleutel Beschrijving
root/ConnectionType/xdmcp/authorizations/
user/add
Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker
toestemming om een nieuwe verbinding van dit type toe te
voegen met behulp van Verbindingsbeheer. Deze sleutel
heeft geen gevolgen voor Smart Zero.
root/ConnectionType/xdmcp/authorizations/
user/general
Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker
toestemming om de algemene instellingen voor dit type
verbinding te wijzigen met behulp van Verbindingsbeheer.
Deze sleutel heeft geen gevolgen voor Smart Zero.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
address
Stelt de hostnaam of het IP-adres in waarmee verbinding
moet worden gemaakt.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
afterStartedCommand
Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de
verbinding is gestart.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
afterStoppedCommand
Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de
verbinding is gestopt.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
authorizations/user/edit
Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker
toestemming om de verbindingsinstellingen voor deze
verbinding te wijzigen.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
authorizations/user/execution
Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker
toestemming om deze verbinding uit te voeren.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
autoReconnect
Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding opnieuw gestart
wanneer deze gesloten of verbroken is.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
autostart
Indien ingesteld op een waarde tussen 1 en 5, wordt de
verbinding automatisch gestart nadat het systeem is
opgestart. De waarde 1 heeft hierbij de hoogste prioriteit.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
beforeStartingCommand
Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd voordat de
verbinding wordt gestart.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
color
Stelt de kleurdiepte in van het beeldscherm voor de
verbinding.
root/ConnectionType/xdmcp/connections/<UUID>/
connectionEndAction
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd
voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden
gewijzigd.
128 Bijlage E Registersleutels