HP ThinPro 5.1 - Administrator's Guide

Tabel E-10 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
appName
Stelt de interne toepassingsnaam in die voor dit type
verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft
u over het algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/audio
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd
voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden
gewijzigd.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
className
Stelt de klassenaam van de interne toepassing in die voor dit
type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel
hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
desktopButton
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd
voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden
gewijzigd.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/editor
Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden
gebruikt wanneer Verbindingsbeheer wordt gestart voor dit
type verbinding. Deze registersleutel hoeft u over het
algemeen niet te wijzigen.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
generalSettingsEditor
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd
voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden
gewijzigd.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
icon16Path
Stelt het pad in naar het pictogram van 16x16 pixels voor
deze toepassing.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
icon32Path
Stelt het pad in naar het pictogram van 32x32 pixels voor
deze toepassing.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
icon48Path
Stelt het pad in naar het pictogram van 48x48 pixels voor
deze toepassing.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/label
Stelt de naam in die voor dit type verbinding moet worden
weergegeven in de gebruikersinterface.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
priorityInConnectionLists
Stelt de prioriteit van dit type verbinding in wanneer deze
wordt weergegeven in Verbindingsbeheer en de
configuratiewizard die tijdens de initiële installatie wordt
weergegeven. Met een hogere waarde wordt een type
verbinding hoger in de lijst gekozen. Indien ingesteld op 0,
wordt het type verbinding verborgen in de configuratiewizard
en als laatste weergegeven in Verbindingsbeheer. Typen
verbindingen met dezelfde prioriteit worden in alfabetische
volgorde weergegeven.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
serverRequired
Geeft aan of een naam of adres van de server unused,
optional of required is voor dit type verbinding.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
stopProcess
Stelt het gedrag in dat moet optreden wanneer
connection-mgr stop wordt aangeroepen voor deze
verbinding. Standaard is dit close, waardoor er een
stopsignaal naar het proces wordt gestuurd. Indien ingesteld
op kill, zal het proces dat is opgegeven in appName
gedwongen worden beëindigd. Indien ingesteld op custom,
wordt er een aangepast uitvoeringsscript, dat is opgegeven
in wrapperScript, uitgevoerd met het argument stop om
het proces netjes te beëindigen.
root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/
watchPid
Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding bewaakt onder de
naam die is opgegeven in appName. Deze registersleutel
hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
130 Bijlage E Registersleutels