HP ThinPro 5.1 - Administrator's Guide
Tabel E-14 root > Network (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
root/Network/Wired/DefaultGateway
Stelt de standaardgateway in die door het apparaat wordt
gebruikt om te communiceren met internet. Doorgaans is dit
het IP-adres van de router. Deze instelling wordt pas van
kracht als Method is ingesteld op Static.
root/Network/Wired/EnableDefGatewayAsDNS
Indien ingesteld op 1, is de standaardgateway ook de
naamserver.
root/Network/Wired/EthernetSpeed
Stelt de verbindingssnelheid van de primaire Ethernet-
netwerkinterface in. Met Automatic wordt de snelst
beschikbare verbindingssnelheid gebruikt. Dit is doorgaans 1
Gbps of 100 Mbps/Full afhankelijk van de switch. De
verbindingssnelheid kan ook worden afgedwongen naar een
enkele snelheid (100 Mbps of 10 Mbps) en duplexmodus
(Full of Half) ter ondersteuning van switches en hubs die niet
juist automatisch onderhandelen.
root/Network/Wired/IPAddress
Stelt het IPv4-adres van de client in. Deze instelling wordt
pas van kracht als Method is ingesteld op Static.
root/Network/Wired/IPv6Enable
Indien ingesteld op 1, is IPv6 ingeschakeld.
root/Network/Wired/Interface
Stelt de standaard Ethernet-interface of NIC in.
root/Network/Wired/MTU
Stelt de MTU in. Het maakt niet uit of het IP-adres statisch is
of verkregen is van DHCP.
root/Network/Wired/Method
Als deze registersleutel is ingesteld op Automatic, gebruikt
de client DHCP om netwerkinstellingen op te halen. Als deze
registersleutel is ingesteld op Static, worden de waarden
van de registersleutels IPAddress, SubnetMask en
DefaultGateway gebruikt. HP raadt af Static te
gebruiken in een generiek clientprofiel, omdat alle clients
hierdoor hetzelfde IP-adres ontvangen.
root/Network/Wired/Security/CACert
Stelt het pad naar het CA-certificaatbestand in.
root/Network/Wired/Security/Identity
Stelt de identiteit of anonieme identiteit in.
root/Network/Wired/Security/InnerAuth
Stelt het interne verificatieprotocol voor PEAP in.
root/Network/Wired/Security/InnerAuthTTLS
Stelt het interne verificatieprotocol voor TTLS in.
root/Network/Wired/Security/PEAPVersion
Stelt de PEAP-versie in.
root/Network/Wired/Security/Password
Stelt het wachtwoord in.
root/Network/Wired/Security/PrivateKey
Stelt het pad naar een persoonlijke sleutelbestand in. Deze
sleutel wordt alleen gebruikt voor TLS-verificatie.
root/Network/Wired/Security/Type
Stelt het type 802.1 x-verificatie in.
root/Network/Wired/Security/UserCert
Stelt het pad naar een gebruikerscertificaatbestand in. Deze
sleutel wordt alleen gebruikt voor TLS-verificatie.
root/Network/Wired/Security/Username
Stelt de gebruikersnaam in.
root/Network/Wired/SubnetMask
Stelt het subnetmasker van het apparaat in, bijvoorbeeld
255.255.255.0 (voor een standaardsubnet van klasse C).
Deze instelling wordt pas van kracht als Method is ingesteld
op Static.
root/Network/Wireless/DefaultGateway
Stelt de standaardgateway in die door het apparaat wordt
gebruikt om te communiceren met internet. Doorgaans is dit
root > Network 151