HP ThinPro 5.1 - Administrator's Guide

Tabel E-14 root > Network (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
het IP-adres van de router. Deze instelling wordt pas van
kracht als Method is ingesteld op Static.
root/Network/Wireless/EnableDefGatewayAsDNS
Indien ingesteld op 1, is de standaardgateway ook de
naamserver.
root/Network/Wireless/IPAddress
Stelt het IPv4-adres van de client in. Deze instelling wordt
pas van kracht als Method is ingesteld op Static.
root/Network/Wireless/IPv6Enable
Indien ingesteld op 1, is IPv6 ingeschakeld.
root/Network/Wireless/Interface
Stelt de draadloze standaardinterface of draadloze
netwerkadapter in.
root/Network/Wireless/Method
Als deze registersleutel is ingesteld op Automatic, gebruikt
de client DHCP om netwerkinstellingen op te halen. Als deze
registersleutel is ingesteld op Static, worden de waarden
van de registersleutels IPAddress, SubnetMask en
DefaultGateway gebruikt. HP raadt af Static te
gebruiken in een generiek clientprofiel, omdat alle clients
hierdoor hetzelfde IP-adres ontvangen.
root/Network/Wireless/PowerEnable
Indien ingesteld op 1, is energiebeheer van de draadloze
netwerkkaart ingeschakeld.
root/Network/Wireless/SSID
Stelt het draadloze toegangspunt in dat via de SSID moet
worden gebruikt.
root/Network/Wireless/SSIDHidden
Geeft aan of de SSID van het draadloze toegangspunt
verborgen is.
root/Network/Wireless/Security/CACert
Stelt het pad naar het CA-certificaatbestand in.
root/Network/Wireless/Security/EAPFASTPAC
Stelt het pad naar het PAC-bestand voor EAP FAST-
verificatie in.
root/Network/Wireless/Security/
EAPFASTProvision
Stelt de inrichtingsoptie voor EAP FAST-verificatie in.
root/Network/Wireless/Security/Identity
Stelt de identiteit of anonieme identiteit in.
root/Network/Wireless/Security/InnerAuth
Stelt het interne verificatieprotocol voor PEAP in.
root/Network/Wireless/Security/InnerAuthTTLS
Stelt het interne verificatieprotocol voor TTLS in.
root/Network/Wireless/Security/PEAPVersion
Stelt de PEAP-versie in.
root/Network/Wireless/Security/Password
Stelt het wachtwoord in.
root/Network/Wireless/Security/PrivateKey
Stelt het pad naar een persoonlijke sleutelbestand in. Deze
sleutel wordt alleen gebruikt voor TLS-verificatie.
root/Network/Wireless/Security/Type
Stelt het type draadloze verificatie in.
root/Network/Wireless/Security/UserCert
Stelt het pad naar een gebruikerscertificaatbestand in. Deze
sleutel wordt alleen gebruikt voor TLS-verificatie.
root/Network/Wireless/Security/Username
Stelt de gebruikersnaam in.
root/Network/Wireless/Security/WEPAuth
Stelt het type WEP-verificatie in.
root/Network/Wireless/Security/WEPIndex
Stelt de WEP-wachtwoordindex in.
root/Network/Wireless/SubnetMask
Stelt het subnetmasker van het apparaat in, bijvoorbeeld
255.255.255.0 (voor een standaardsubnet van klasse C).
152 Bijlage E Registersleutels