HP ThinPro 5.
© Copyright 2015 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Citrix en XenDesktop zijn handelsmerken van Citrix Systems, Inc. en/of een van de dochterondernemingen en kunnen zijn geregistreerd bij het Patent and Trademark Office (Octrooi Raad of Bureau van de Industriële Eigendom) in de Verenigde Staten en andere landen. Linux® is een gedeponeerd handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en andere landen.
Open source-software Dit product bevat software die is uitgegeven onder een open source-softwarelicentie, zoals de GNU General Public License en de GNU Lesser General Public License of een andere open source-licentie. Voor zover HP een verplichting heeft of, naar eigen goeddunken, ervoor kiest de broncode voor dergelijke software beschikbaar te maken onder de van toepassing zijnde open source-softwarelicentie, kan de broncode voor de software worden verkregen van de FTP-server: ftp://ftp.hp.
iv Open source-software
Over deze handleiding Deze handleiding maakt gebruik van de volgende stijlen om elementen van tekst te onderscheiden: Stijl Betekenis Variabelen of tijdelijke aanduidingen zijn ingesloten in punthaken. Vervang bijvoorbeeld door het juiste pad, zoals C: \Windows\System. Laat de haken weg als u de werkelijke waarde voor de variabele typt. [optionele parameters] Optionele parameters zijn ingesloten in vierkante haken. Laat de haken weg als u de parameters opgeeft.
vi Over deze handleiding
Inhoudsopgave 1 Welkom ........................................................................................................................................................ 1 Meer bronnen zoeken ............................................................................................................................................ 1 Vergelijking van ThinPro en Smart Zero ................................................................................................................
HP ThinState ........................................................................................................................................................ 21 HP ThinPro-installatiekopie beheren ................................................................................................ 21 HP ThinPro-installatiekopie op een FTP-server vastleggen .......................................... 21 HP ThinPro-installatiekopie implementeren via FTP of HTTP .......................................
Verbindingsspecifieke RDP-instellingen ............................................................................................................. 41 RemoteFX met RDP gebruiken ............................................................................................................................ 45 Multi-monitorsessies met RDP gebruiken .......................................................................................................... 45 Multimedia-omleiding met RDP gebruiken .................
HP Smart Client Services verkrijgen .................................................................................................................... 65 Website Automatic Update weergeven ............................................................................................................... 65 Een profiel voor automatische updates maken .................................................................................................. 65 Thin clients bijwerken .....................................
Bestanden weergeven in de map /var/log ...................................................................... 77 Weergeven van bestanden in de map /etc ...................................................................... 77 Bijlage A USB-updates .................................................................................................................................... 78 Bijlage B BIOS-hulpprogramma's .................................................................................................
root > Search ...................................................................................................................................................... 158 root > Serial ....................................................................................................................................................... 159 root > SystemInfo ..............................................................................................................................................
1 Welkom Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van HP thin client-modellen die zijn gebaseerd op het HP ThinPro-besturingssysteem. Aangenomen wordt dat u de meest recente installatiekopie gebruikt die door HP is geleverd en dat u zich aanmeldt als beheerder als u configuraties uitvoert of beheerhulpprogramma's opent. Meer bronnen zoeken Bron Inhoud Website van HP ondersteuning Updates van installatiekopieën en invoegtoepassingen http://www.hp.
Aantal tegelijkertijd ondersteunde verbindingen veelvoud Eén Standaard geconfigureerd voor de Kiosk-modus Nee Ja Documentindeling Deze handleiding is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken en bijlagen: 2 ● Aan de slag op pagina 3: beschrijft de basisstappen voor het gebruiken van een thin client waarop HP ThinPro actief is. ● Navigeren in de interface op pagina 5: biedt een overzicht van de verschillende onderdelen van de interface.
2 Aan de slag Een beheerservice kiezen Thin clients met HP ThinPro kunnen worden beheerd met HP Smart Client Services of met HP Device Manager (HPDM). Gebruik de beheerservice die het beste bij uw implementatie past. HP Smart Client Services is geoptimaliseerd voor gebruik met Smart Zero. U hoeft dus zelf niets te configureren. HPDM is ideaal voor grote omgevingen die thin clients bevatten met verschillende besturingssystemen.
OPMERKING: Deze eerste verbindingswizard biedt een sneller installatieproces dan de standaardwizard voor verbindingsbeheer. Als u een enkele thin client wilt configureren en daarna de configuraties op andere thin clients wilt kopiëren en implementeren met HP ThinState (zie HP ThinState op pagina 21), gebruikt u het Configuratiescherm om eerst alle gewenste configuraties uit te voeren. Raadpleeg Navigeren in de interface op pagina 5 en Configuraties configuratiescherm op pagina 8 voor meer informatie.
3 Navigeren in de interface De volgende onderwerpen wordt in dit hoofdstuk besproken: ● De taakbalk gebruiken ● Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken ● Systeeminformatie weergeven De taakbalk gebruiken Tabel 3-1 Onderdelen van de taakbalk 1 Zoeken: hiermee kunt u geconfigureerde verbindingen, Verbindingsbeheer, hulpprogramma's voor het configuratiescherm en functies voor energiebeheer zoeken en uitvoeren.
Tabel 3-1 Onderdelen van de taakbalk (vervolg) 7 Date and time (Datum en tijd): hiermee geeft u de huidige datum en tijd weer. Klik hierop om toegang te krijgen tot de datum- en tijdinstellingen. 8 Aan/uit-knop: hiermee kunt u zich bij de thin client afmelden of de thin client opnieuw opstarten of afsluiten. Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken 1 Start (Starten): hiermee start u de geselecteerde verbinding. 2 Stop (Stoppen): hiermee stopt u de geselecteerde verbinding.
Systeeminformatie weergeven Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk om systeem-, netwerk- en software-informatie over de thin client weer te geven. In de volgende tabel wordt de informatie beschreven die op ieder tabblad wordt weergegeven. Tabel 3-2 Tabbladen System Information (Systeeminformatie) Tabblad Beschrijving General (Algemeen) Hiermee geeft u informatie weer over het BIOS, het besturingssysteem, de CPU en het geheugen.
4 Configuraties configuratiescherm Dit hoofdstuk bevat de volgende onderwerpen: ● Overzicht configuratiescherm ● Clientaggregatie ● Schermvoorkeuren ● Printers configureren ● USB-apparaten omleiden ● Netwerkinstellingen ● Component Manager (Onderdeelbeheer) ● Aanpassingscentrum ● HP ThinState ● VNC-schaduwkopie maken ● Certificaten ● DHCP Options (AMT-opties) Overzicht configuratiescherm Het configuratiescherm biedt toegang tot hulpprogramma's voor het configureren van de thin clien
Tabel 4-1 Configuratiescherm > Randapparatuur (vervolg) Menuoptie Beschrijving Zie Clientaggregatie op pagina 12 voor meer informatie. Schermvoorkeuren Hiermee kunt u opties configureren en testen voor een primair en secundair beeldscherm. Raadpleeg Schermvoorkeuren op pagina 14 voor meer informatie. Toetsenbordindeling Hiermee kunt u de toetsenbordindeling wijzigen om aan te passen aan de door het toetsenbord gebruikte taal.
Tabel 4-2 Configuratiescherm > Installatie (vervolg) Menuoptie Beschrijving ● Bureaublad- en taakbalkopties configureren ● Selecteren tot welke verbindingstypen en hulpprogramma's van het configuratiescherm standaardgebruikers toegang hebben Raadpleeg Aanpassingscentrum op pagina 20 voor meer informatie.
Tabel 4-3 Configuratiescherm > Beheer (vervolg) Menuoptie Beschrijving VNC-schaduw Hiermee kunt u VNC-schaduwopties configureren. Raadpleeg VNC-schaduwkopie maken op pagina 24 voor meer informatie. Draadloze statistieken Hiermee kunt u informatie over draadloze toegangspunten weergeven. Tabel 4-4 Configuratiescherm > Geavanceerd Menuoptie Beschrijving Certificaten Hiermee opent u Certificaatbeheer, waarmee u eenvoudig certificaten kunt importeren, weergeven of verwijderen.
Clientaggregatie Thin clients met HP ThinPro ondersteunen maximaal vier monitoren, afhankelijk van het hardwaremodel. Als u aanvullende schermruimte nodig hebt, kunnen met clientaggregatie maximaal 4 thin clients worden gecombineerd. Hierdoor is het mogelijk in totaal 16 beeldschermen te bedienen met één toetsenbord en één muis, zonder dat u extra hardware of software nodig heeft.
Als u de muisaanwijzer in deze configuratie vanaf de rechterkant van de beeldschermen van thin client A verplaatst, verschijnt de aanwijzer in het bovenste derde deel aan de linkerkant van de beeldschermen van thin client D. Als u de muisaanwijzer vanaf de rechterkant van de beeldschermen van thin client B verplaatst, verschijnt de aanwijzer in het middelste derde deel aan de linkerkant van de beeldschermen van thin client D.
3. Typ de serverhostnaam of het IP-adres van de aggregatieserver in het veld. 4. Klik op Apply (Toepassen). De aggregatieserver configureren Ga als volgt te werk om de aggregatieserver te configureren: 1. Selecteer Peripherals > Client Aggregation (Randapparatuur > Clientaggregatie) in het configuratiescherm. 2. Klik op Server. 3. De aggregatieserver wordt weergegeven in een blauw vakje met de hostnaam. Klik en sleep de aggregatieserver naar de gewenste positie in de opstelling van 4 bij 4. 4.
Printers configureren Een printer configureren: 1. Selecteer Peripherals > Printers (Randapparatuur > Printers) in het configuratiescherm. 2. Klik in het dialoogvenster Printing (Afdrukken) op Add (Toevoegen). 3. Selecteer de printer die u wilt configureren in het dialoogvenster New Printer (Nieuwe printer) en klik op Forward (Vooruit). OPMERKING: Als u een seriële printer selecteert, voert u de juiste instellingen in aan de rechterkant van het dialoogvenster. De printer werkt anders niet goed. 4.
4. Op de pagina Classes (Klassen) kunt u selecteren welke specifieke klassen moeten worden omgeleid naar externe sessies. 5. Klik op OK als u klaar bent. Netwerkinstellingen U kunt de netwerkinstellingen configureren in Netwerkbeheer. U opent Netwerkbeheer als volgt: ▲ Selecteer Setup > Network (Setup > Netwerk) in het configuratiescherm.
Optie Beschrijving Houd bij TLS rekening met het volgende: ● De instelling CA Certificate (CA-certificaat) moet verwijzen naar het servercertificaat op de lokale thin client. ● Als de Private Key (Persoonlijke sleutel) een .p12 of .pfx-bestand is, kunt u de instelling User Certificate (Gebruikerscertificaat) leeg laten. ● De instelling Identity (Identiteit) moet de gebruikersnaam zijn die overeenkomt met het gebruikerscertificaat.
Optie Beschrijving Zie Instellingen van het bekabelde netwerk op pagina 16 voor meer informatie over TTLS, PEAP en TLS. DNS-instellingen De volgende tabel bevat informatie over de opties in het tabblad DNS van Netwerkbeheer. Optie Beschrijving Hostnaam Dit wordt automatisch gegenereerd volgens het MAC-adres van de thin client. U kunt ook een aangepaste hostnaam instellen. DNS-servers Gebruik dit vak om aangepaste DNS-serverinformatie in te stellen.
Houd rekening met het volgende over het maken van een VPN met behulp van Cisco: ● De Gateway is het IP-adres of de hostnaam van de gateway. ● De Group name (Groepsnaam) en het Group password (Groepswachtwoord) zijn de IPSec-id en het IPSec-wachtwoord. ● De instelling Domain (Domein) is optioneel. ● De User name (Gebruikersnaam) en het User password (Gebruikerswachtwoord) zijn de gebruikersreferenties die rechten hebben voor het maken van een VPN-verbinding aan de serverkant.
Wijzigingen ongedaan maken Als de wijzigingen nog niet definitief toegepast zijn, kunt u alle wijzigingen een voor een ongedaan maken. De thin client moet na elke ongedaan gemaakte wijziging opnieuw worden gestart. Ga als volgt te werk om een wijziging in Component Manager ongedaan te maken: 1. Selecteer in Component Manager de optie Revert Last Change (Laatste wijziging ongedaan maken). 2. Selecteer Yes (Ja) om de thin client opnieuw te starten.
Optie Beschrijving Gebruiker toestaan om de beheermodus in te schakelen Schakel deze optie uit om de optie Administrator/User Mode Switch (Schakelen tussen beheerders-/gebruikersmodus) uit het configuratiescherm in de gebruikersmodus te verwijderen. Beveiliging X-hosttoegangsbeheer inschakelen Wanneer deze optie is ingeschakeld, mogen alleen de computers die in het gedeelte XHost Access Control List (Lijst X-hosttoegangsbeheer) voorkomen, de thin client op afstand bedienen.
OPMERKING: Het installatiekopiebestand van HP ThinPro is een eenvoudige schijfdump. De nietgecomprimeerde grootte is ongeveer 1 GB en een gecomprimeerde installatiekopie zonder invoegtoepassingen is ongeveer 500 MB. 6. Klik op Finish (Voltooien). Zodra het vastleggen van de installatiekopie begint, worden alle toepassingen stopgezet en verschijnt er een voortgangsvenster. Als er een probleem optreedt, klikt u op Details voor meer informatie. Zodra de opname voltooid is, verschijnt het bureaublad opnieuw.
5. Plaats een USB-flashstation in een USB-poort op de thin client. 6. Selecteer het USB-flashstation en klik op Finish (Voltooien). In een nieuw venster wordt de voortgang weergegeven. Als er een probleem optreedt, klikt u op Details voor meer informatie. Zodra de opname voltooid is, verschijnt het bureaublad opnieuw.
3. Selecteer restore a configuration (een configuratie herstellen) en klik op Next (Volgende). 4. Selecteer on a remote server (op een externe server) en klik op Next (Volgende). 5. Maak een keuze tussen het FTP- of het HTTP-protocol en typ de servergegevens in de velden. OPMERKING: U hoeft de velden Username (Gebruikersnaam) en Password (Wachtwoord) niet in te vullen als u het HTTP-protocol gebruikt. 6. Klik op Finish (Voltooien).
OPMERKING: U moet de thin client opnieuw opstarten voordat de eventuele wijzigingen in de opties van de VNC-schaduwkopie van kracht worden. De volgende tabel bevat meer informatie over de beschikbare opties van het hulpprogramma VNC-schaduw. Optie Beschrijving VNC-schaduw activeren Hiermee kunt u VNC-schaduwkopie inschakelen. VNC - Alleen-lezen Maakt de VNC-sessie alleen-lezen. VNC - Wachtwoord gebruiken Bij het openen van de thin client met VNC is een wachtwoord vereist.
Certificaatbeheer U kunt de certificaatbeheerder als volgt openen: ▲ Selecteer Advanced > Certificates (Geavanceerd > Certificaten) in het configuratiescherm. Gebruik de certificaatmanager om een certificaat van een certificeringsinstantie (CA) handmatig te installeren. Bij deze bewerking wordt het certificaat naar het lokale certificaatarchief van de gebruiker (/usr/ local/share/ca-certificates) gekopieerd en wordt OpenSSL zo ingesteld dat het certificaat voor verbindingsverificatie wordt gebruikt.
Als er in de kolom DHCP Code (DHCP-code) een potlood wordt weergegeven, kan het codenummer worden gewijzigd als er op uw DHCP-server een conflict is over een bepaald codenummer. U kunt een DHCP-code als volgt wijzigen: ▲ Dubbelklik op de DHCP-code en typ een nieuw nummer. OPMERKING: DHCP-codes die kunnen worden gewijzigd veranderen alleen als de DHCP-optie is ingeschakeld in de kolom Requested (Aangevraagd).
5 Algemene verbindingsconfiguraties Dit hoofdstuk bevat informatie over configuraties die over het algemeen voor alle verbindingstypen gelden. ● Algemene verbindingsinstellingen ● Kiosk-modus Algemene verbindingsinstellingen De volgende tabel bevat informatie over de instellingen die voor elk verbindingstype beschikbaar zijn op de laatste pagina van de wizard Verbindingsbeheer. Deze instellingen zijn verbindingsspecifiek en zijn alleen van toepassing op de verbinding die u momenteel configureert.
Tabel 5-1 Algemene verbindingsinstellingen (vervolg) Optie Beschrijving ● Het veld Show username (Gebruikersnaam weergeven) ● Het veld Show password (Wachtwoord weergeven) ● Het veld Show domain (Domein weergeven) ● Het selectievakje Show smartcard (Smartcard weergeven) ● Het selectievakje Show ‘remember me’ ('Mijn gegevens onthouden' weergeven) OPMERKING: Met deze optie worden de gebruikersnaam en het domein opgeslagen, maar moet het wachtwoord nog steeds iedere keer worden ingevoerd.
● ◦ Share credentials with screensaver (Referenties delen met screensaver) inschakelen (indien beschikbaar). ◦ Selecteer de optie Enable kiosk mode (Kiosk-modus inschakelen) (alleen voor Web Browserverbindingen). Stel zo nodig het juiste USB-omleidingsprotocol in in USB-beheer. TIP: Als u de verbinding wilt minimaliseren en terug wilt keren naar het lokale bureaublad, drukt u in de Kiosk-modus op Ctrl+Alt+End.
6 Citrix-verbindingen ● Citrix Receiver-functies ● Ondersteuningsmatrix voor Citrix-verbinding ● Algemene instellingen van Citrix ● Verbindingsspecifieke Citrix-instellingen Citrix Receiver-functies Citrix Receiver-functies bevatten het volgende: ● Vensterformaat en diepte-instellingen ● Uitstekende ondersteuning voor vensters ● Instellingen van de geluidskwaliteit ● Statische stationstoewijzing ● Dynamische stationstoewijzing ● USB-omleiding voor XenDesktop en VDI-in-a-Box OPMERKING: HP
OPMERKING: ● Deze is alleen beschikbaar bij Lync 2010. Verificatie voor Citrix Access Gateway 5.0 en NetScaler Gateway 9.x/10.x met de ICA Proxy-modus OPMERKING: Alleen SHA-1-certificaten die door CA uitgegeven zijn worden ondersteund. Zelfondertekende en SHA-2-certificaten worden niet ondersteund. ● HP True Graphics (zie HP True Graphics op pagina 33) HDX MediaStream Waar mogelijk maakt HDX MediaStream gebruik van de verwerkingskracht van de thin client voor het weergeven van multimedia-inhoud.
HP True Graphics HP True Graphics biedt offloads van veelzijdige multimedia-inhoud naar de GPU, videobeelden met hoge framesnelheid en verbeterde prestaties. Voor HP True Graphics is een van de volgende Citrix-omgevingen vereist: ● Citrix XenApp/XenDesktop 7 of hoger ● Citrix HDX 3D Pro (niet actief in de modus Always Lossless (Altijd zonder verlies)) Vereisten voor HP True Graphics-server XenApp/XenDesktop De Citrix-server moet geschikt zijn voor verzending van sessiegegevens in de indeling H.264. H.
Sommige schermgegevens, zoals tekst, kunnen worden verzonden met andere methoden dan H.264.
Tabel 6-2 Ondersteuningsmatrix voor Citrix-verbinding (vervolg) webbrowser 4.5 / 5 / 6 / 6.5 / 7.X 4.5 / 5.5 / 5.6.5 / 7.X 5.x StoreFront 4.5 / 5 / 6 / 6.5 / 7.X 4.5 / 5.5 / 5.6.5 / 7.X 5.x Algemene instellingen van Citrix De volgende tabellen bevatten meer informatie over de instellingen in Xen Connection General Settings Manager. Deze instellingen zijn universeel en zijn van toepassing op alle Citrix-verbindingen.
Tabel 6-3 Xen Connection General Settings Manager > Options (Beheer algemene instellingen XEN-verbinding > Opties) (vervolg) Optie Beschrijving H264-compressie inschakelen Hiermee schakelt u H264-compressie in. Raadpleeg de Citrix-documentatie om te zien of deze methode van gegevenscompressie geschikt is voor uw situatie. Middelste knop plakken inschakelen Hiermee kunt aangeven dat u met de middelste muisknop kunt plakken.
Tabel 6-5 Xen Connection General Settings Manager > Window (Beheer algemene instellingen XEN-verbinding > Venster) (vervolg) Optie Beschrijving Standaard venstergrootte Hiermee wordt de standaardvenstergrootte bepaald als TWI Mode (TWImodus) wordt ingesteld op Force Seamless Off (Naadloos geforceerd uitschakelen). Standaard vensterkleuren Hiermee stelt u de standaardkleurdiepte in.
Tabel 6-7 Xen Connection General Settings Manager > Keyboard Shortcuts (Beheer algemene instellingen XENverbinding > Toetsenbordsneltoetsen) (vervolg) Optie Beschrijving ● Translated (Vertaald): sneltoetsen zijn van toepassing op het lokale bureaublad (clientzijde) ● Direct in full screen desktops only (Alleen direct op bureaublad in modus volledig scherm): sneltoetsen zijn van toepassing op het externe bureaublad (serverzijde), maar alleen voor een niet-naadloze ICA-sessie in de modus volledig scherm
Tabel 6-9 Citrix-verbindingsbeheer > Configuratie (vervolg) Optie Beschrijving Verbindingsmodus Hiermee stelt u de verbindingsmodus in op een van de volgende opties: ● PNAgent ● StoreFront ● StoreFront-SmartCard ● Direct Als u de verbindingsmodus instelt op PNAgent, StoreFront of Direct, kunt u de gebruikersnaam, het wachtwoord en het domein instellen.
7 RDP-aansluitingen ● Functies van RDP ● Algemene RDP-instellingen ● Verbindingsspecifieke RDP-instellingen ● RemoteFX met RDP gebruiken ● Multi-monitorsessies met RDP gebruiken ● Multimedia-omleiding met RDP gebruiken ● Apparaatomleiding met RDP gebruiken Functies van RDP De RDP-client is gebaseerd op FreeRDP 1.1 en voldoet aan de volgende eisen voor RDP 7.
Verbindingsspecifieke RDP-instellingen De volgende tabellen bevatten meer informatie over de beschikbare instellingen van RDP Verbindingsbeheer. Deze instellingen zijn verbindingsspecifiek en zijn alleen van toepassing op de RDP-verbinding die u momenteel configureert. OPMERKING: Zie Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 6 voor meer informatie over hoe u deze instellingen kunt opzoeken.
Tabel 7-3 RDP Connection Manager > Service (RDP-verbindingsbeheer > Service) Optie Beschrijving uitgevoerd in de andere shell. Als u bijvoorbeeld Microsoft Word wilt uitvoeren, typt u Word.exe. Als Mode (Modus) is ingesteld op Alternate Shell (Andere shell), bevat het veld Directory het werkmappad van de server voor de programmabestanden van de toepassing. De werkmap voor Microsoft Word is bijvoorbeeld C: \Program Files\Microsoft.
Tabel 7-5 RDP Verbindingsbeheer > Opties (vervolg) Optie Beschrijving Verouderde RDP-codering activeren Activeert de RDP-codering van de laatste generatie wanneer NLA niet beschikbaar is. Cache buiten beeld inschakelen Als deze optie ingeschakeld wordt, wordt het off-screengeheugen gebruikt om bitmaps in de cache op te slaan. Bevestigen aan beheerconsole Hiermee bevestigt u de verbinding aan de beheerconsolepoort.
Tabel 7-7 RDP Verbindingsbeheer > Ervaring Optie Beschrijving Kies de verbindingssnelheid voor het optimale resultaat Als u een verbindingssnelheid (LAN, Broadband (breedband) of Modem) selecteert, worden de volgende opties in- of uitgeschakeld voor het optimale resultaat: ● Achtergrond van het bureaublad ● Lettertypen vloeiend maken ● Bureaubladsamenstelling ● Inhoud van venster tijdens slepen weergeven ● Animatie van menu's en vensters ● Thema's Als u Client Preferred Settings (Voorkeursins
RemoteFX met RDP gebruiken RemoteFX (RFX) is een geavanceerd grafisch beeldschermprotocol dat ontworpen is om het grafische onderdeel van het traditionele RDP-protocol te vervangen. Deze maakt gebruik van hardwareversnellingsopties van de server-GPU om de inhoud van het scherm via de RFX-codec te coderen en updates van het scherm naar de RDP-client te verzenden.
Multimedia-omleiding met RDP gebruiken Multimedia-omleiding (MMR) is een technologie die geïntegreerd is met Windows Media Player op de externe host. De gecodeerde media worden niet op de externe host afgespeeld en opnieuw gecodeerd via RDP, maar worden naar de RDP-client gestreamd. Deze technologie beperkt de serverlast en het netwerkverkeer, waardoor u optimaal kunt genieten van multimedia. Hierbij wordt de 24 fps-weergave van 1080p-video's met automatische audiosynchronisatie ondersteund.
Massaopslagomleiding met RDP gebruiken De RDP-sessie leidt alle apparaten voor massaopslag standaard om naar de externe host via stationsomleiding van hoog niveau. Wanneer een apparaat zoals een USB-flashstation, een USB-DVD-ROMstation of een externe vaste schijf voor USB op de thin client wordt aangesloten, wordt het station op het lokale bestandssysteem gevonden en gekoppeld. RDP detecteert vervolgens een gekoppelde schijf en leidt deze om naar de externe host.
Voor deze methode moet de printer op de thin client worden geconfigureerd en moet er een Windowsstuurprogramma op de thin client worden gespecificeerd, omdat de RDP-client aan de externe host moet opgeven welk stuurprogramma moet worden gebruikt voor de externe printer. Dit Windowsstuurprogramma moet overeenkomen met het stuurprogramma dat de printer gebruikt als deze lokaal is aangesloten op een Windows-besturingssysteem. Deze informatie staat meestal bij Model in de printereigenschappen.
8 VMware Horizon View-verbindingen ● VMware Horizon View-instellingen ● Sessies met meerdere beeldschermen gebruiken in VMware Horizon View ● Sneltoetsen gebruiken in VMware Horizon View ● Multimedia omleiden in VMware Horizon View ● Apparaat omleiden in VMware Horizon View ● Het protocoltype in VMware Horizon View wijzigen ● HTTPS- en certificaatbeheervereisten in VMware Horizon View VMware Horizon View-instellingen De volgende tabellen bevatten de instellingen die beschikbaar zijn in de Con
Tabel 8-2 VMware Horizon View Verbindingsbeheer > Algemeen (vervolg) Optie Beschrijving Formaat van toepassing Hiermee stelt u de grootte van het toepassingsvenster in. U kunt kiezen uit All Monitors (Alle beeldschermen), Full Screen (Volledig scherm), Large Window (Groot venster) of Small Window (Klein venster). Formaat van bureaublad Hiermee stelt u de grootte van het bureaubladvenster in.
Tabel 8-4 VMware Horizon View Verbindingsbeheer > RDP-opties (vervolg) Optie Beschrijving Cache buiten beeld inschakelen Als deze optie ingeschakeld wordt, wordt het off-screengeheugen gebruikt om bitmaps in de cache op te slaan. Bevestigen aan beheerconsole Hiermee bevestigt u de verbinding aan de beheerderconsolepoort. RDP6-primitieven in buffer opslaan Indien ingeschakeld, worden de prestaties van niet-RemoteFX-afbeeldingen verbeterd, maar wordt het scherm minder vaak vernieuwd.
Tabel 8-5 VMware Horizon View Verbindingsbeheer > RDP-ervaring (vervolg) Optie Beschrijving ● Inhoud van venster tijdens slepen weergeven ● Animatie van menu's en vensters ● Thema's Als u Client Preferred Settings (Voorkeursinstellingen client) selecteert, kunt u op de VMware Horizon View-client kiezen welke opties u gebruikt. U kunt ook een eigen combinatie van opties selecteren.
Multimedia omleiden in VMware Horizon View Verbindingen in VMware Horizon View ondersteunen MMR-functionaliteit in combinatie met het RDP-protocol van Microsoft. Raadpleeg Multimedia-omleiding met RDP gebruiken op pagina 46 voor meer informatie. Apparaat omleiden in VMware Horizon View USB omleiden in VMware Horizon View Selecteer VMware Horizon View als extern protocol in de USB Manager (USB-beheer) voor het inschakelen van USBR in VMware Horizon View-verbindingen.
OPMERKING: Voor audio-omleiding op hoog niveau via het RDP-protocol moet de server dit ondersteunen en zo worden geconfigureerd, dat audio-opnamen via een externe sessie zijn toegestaan. Op de server moet Windows 7 of hoger staan. Controleer ook of de registersleutel HKLM\SYSTEM \CurrentControlSet\Control\Terminal Server\WinStations\RDP-Tcp \fDisableAudioCapture is ingesteld op 0. ● Als u een USB-headset met een microfoon hebt, kunt u USBR gebruiken.
testen, kunnen het beste gebruikmaken van x86-computers met RTAV-technologie om goede resultaten te bereiken. Met USBR werkt de webcam slecht of helemaal niet. Raadpleeg USB-omleiding met RDP gebruiken op pagina 46 voor aanvullende informatie. Het protocoltype in VMware Horizon View wijzigen De VMware Horizon View-client maakt verbinding met bureaubladen via een van de volgende protocoltypen: ● PCoIP-protocol ● RDP-protocol Het verbindingstype wijzigen: 1.
Tabel 8-6 Certificaatbeveiligingsniveaus in VMware Horizon View (vervolg) Security level (Beveiligingsniveau) (Certificaatve rtrouwen) Self-signed (Zelfondertekend) Fout Waarschuwing Untrusted (Niet-vertrouwd) Verlopen Fout Waarschuwing Untrusted (Niet-vertrouwd) Untrusted (Nietvertrouwd) Fout Fout Untrusted (Niet-vertrouwd) Tabel 8-7 Definities certificaatbeveiligingsniveau 56 Niveau Beschrijving Vertrouwd Maakt verbinding, zonder een dialoogvenster met een certificaatwaarschuwing en too
9 Verbindingen in Web Browser ● Algemene instellingen voor Web Browser ● Verbindingsspecifieke instellingen voor Web Browser Algemene instellingen voor Web Browser De volgende tabellen bevatten meer informatie over de instellingen in Web Browser Connection General Settings Manager (Beheer algemene verbindingsinstellingen in Web Browser). Deze instellingen zijn universeel en zijn van toepassing op alle Web Browser-verbindingen.
OPMERKING: Zie Algemene verbindingsinstellingen op pagina 28 voor informatie over de beschikbare instellingen op de laatste pagina van de Web Browser Connection Manager (Verbindingsbeheer in Web Browser).
10 Aanvullende verbindingstypen (alleen in ThinPro-configuratie) De verbindingstypen in dit hoofdstuk zijn alleen beschikbaar als de thin client is ingesteld op de ThinProconfiguratie. Raadpleeg Vergelijking van ThinPro en Smart Zero op pagina 1 voor meer informatie.
Tabel 10-2 TeemTalk Session Wizard > pagina 1 Optie Beschrijving Session Name (Sessienaam) De naam van de sessie. Vervoer Het netwerktransport dat voor de verbinding moet worden gebruikt. Geldige transporttypen zijn: TCP/IP, Serieel, SSH2 en SSL. Verbinding De verbindingsmethode die moet worden gebruikt. Geavanceerde verbindingsopties kunnen worden geconfigureerd via de knop.
Tabel 10-5 TeemTalk Session Wizard > pagina 3 > Preferences (vervolg) Optie Beschrijving Run in Full Screen Mode (Uitvoeren op volledig scherm) Selecteer deze optie als u het venster wilt uitvoeren op het volledige scherm en het frame, de softwareknoppen, het menu en de configuratiebalken wilt verbergen.
OPMERKING: Zie Algemene verbindingsinstellingen op pagina 28 voor informatie over de beschikbare instellingen op de laatste pagina van XDMCP Verbindingsbeheer. SSH-verbindingsinstellingen Secure Shell (SSH) is de meest gebruikelijke manier om via een externe opdrachtregel toegang te krijgen tot UNIX-achtige besturingssystemen zoals Linux, BSD en HP-UX. SSH is ook versleuteld. In de volgende tabel worden de instellingen beschreven die beschikbaar zijn in Secure Shell Verbindingsbeheer.
OPMERKING: Zie Bediening van Verbindingsbeheer gebruiken op pagina 6 voor meer informatie over hoe u deze instellingen kunt opzoeken. Tabel 10-9 Telnet Verbindingsbeheer > Configuratie Optie Beschrijving Naam De naam van de verbinding. Adres Het IP-adres van het externe systeem. Poort De poort die moet worden gebruikt op het externe systeem. Foreground color (Voorgrondkleur) De voorgrondkleur. Background color (Achtergrondkleur) De achtergrondkleur.
11 HP Smart Client Services HP Smart Client Services is een reeks serverhulpprogramma's waarmee u ThinPro-profielen kunt configureren die kunnen worden gedistribueerd naar grote aantallen thin clients. Deze functie wordt Automatic Update (Automatische update) genoemd. Bij het opstarten wordt een Automatic Update-server gedetecteerd en worden de bijbehorende instellingen geconfigureerd. Hierdoor wordt de installatie en het onderhoud van het apparaat vereenvoudigd.
HP Smart Client Services verkrijgen Zo verkrijgt u HP Smart Client Services: 1. Ga naar http://www.hp.com/support. 2. Zoek naar het thin client-model. HP Smart Client Services vindt u onder de categorie Software - System Management (Software - Systeembeheer) op de pagina Drivers, Software & Firmware (Stuurprogramma's, software en firmware). Website Automatic Update weergeven 1.
● Handmatig Via broadcastupdates Voor een broadcastupdate sluit u de thin client aan op hetzelfde netwerk als de updateserver. Een broadcastupdate gebruikt HP Smart Client Services, dat met IIS samenwerkt om updates automatisch op de thin client te zetten. OPMERKING: server. Broadcastupdates werken alleen als de thin client zich in hetzelfde subnet bevindt als de TIP: Om te controleren of de broadcastupdates correct werken, voert u de Profile Editor (profieleditor) uit en maakt u enkele aanpassingen.
http://auto-update.dominio.com:18287/auto-update 8. Klik op OK om de installatie te voltooien. U kunt nu specifieke thin clients bijwerken met DHCP-tagging. Via DNS-aliasupdates Tijdens het opstarten probeert Automatic Update het DNS-alias auto-update op te lossen. Als die hostnaam wordt opgelost, wordt gecontroleerd op updates op http://auto-update:18287.
12 De Profile Editor HP Smart Client Services bevat de Profile Editor waarmee beheerders ThinPro-profielen kunnen maken en uploaden naar de Automatic Update-server (Automatische updateserver). TIP: Naast het maken een nieuw ThinPro-profiel kunt u een bestaand profiel bewerken dat is geëxporteerd met HP ThinState.
● Het ThinPro-profiel opslaan Het platform van een ThinPro-profiel selecteren Met het scherm Platform in de Profile Editor kunt u het volgende doen: ● De gewenste versie van de HP ThinPro-installatiekopie selecteren die compatibel is met uw hardware ● Schakelen tussen de ThinPro-configuratie en de Smart Zero-configuratie ● Geïnstalleerde clientsets met aanvullende registerinstellingen weergeven OPMERKING: Clientsets moeten zich bevinden in de volgende map: C:\Program Files (x86)\Hewlett-Packard\HP
● Certificaten toevoegen ● Apparaatinstellingen wijzigen wanneer een registerinstelling voor de wijziging niet beschikbaar is ● De werking van het systeem wijzigen door aangepaste scripts in te voegen of bestaande scripts te wijzigen U kunt ook een symbolische koppeling opgeven naar een bestand dat al is geïnstalleerd op de thin client. Gebruik dit wanneer u het bestand vanuit meer dan één map moet openen. Een configuratiebestand toevoegen aan een ThinPro-profiel 1.
4. Klik op Save (Opslaan) om het toevoegen van het certificaat aan het ThinPro-profiel te voltooien. 5. Na het installeren van het ThinPro-profiel controleert u met Certificate Manager (Certificaatbeheer) of het certificaat goed is geïmporteerd. Een symbolische koppeling toevoegen aan een ThinPro-profiel 1. Klik op het scherm Files (Bestanden) in de Profile Editor op Add a file (Bestand toevoegen). 2. Selecteer de Link (Koppeling) in de vervolgkeuzelijst Type. 3.
Printerpoorten instellen 1. Selecteer in de Profile Editor (Profieleditor) Registry (Register) en schakel vervolgens het selectievakje Show all settings (Alle instellingen weergeven) in. 2. Printerpoort toewijzen voor het verbindingstype activeren: ● Citrix: er is geen actie vereist. ● RDP: blader naar root > ConnectionType > freerdp. Klik met de rechtermuisknop op de map Connections (Verbindingen), selecteer New connection (Nieuwe verbinding) en klik vervolgens op OK.
8. Wijs een naam toe aan de printer. Selecteer Yes (Ja) als u de printer wilt gebruiken als standaardprinter en klik vervolgens op Next (Volgende). 9. Als u de printer wilt delen, selecteert u Share name (Sharenaam) en kent de printer een naam toe. Anders klikt u op Next (Volgende). 10. Op de volgende pagina kunt u vragen om een testafdruk. HP adviseert u om dit te doen, omdat u hiermee controleert of de printerinstellingen juist zijn.
13 Problemen oplossen De volgende onderwerpen wordt in dit hoofdstuk besproken: ● Problemen met netwerkverbindingen ● Problemen met beschadigde firmware oplossen ● Problemen met een verlopen Citrix-wachtwoord oplossen ● Problemen oplossen met System Diagnostics (Systeemdiagnose) Problemen met netwerkverbindingen 1. Ping de gewenste server als volgt: a. Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk en klik vervolgens op het tabblad Net Tools (Netwerkprogramma's). b.
Problemen met beschadigde firmware oplossen Als de thin client twee keer piept nadat deze is ingeschakeld of niet lijkt te starten, is de firmware van het apparaat mogelijk beschadigd. Een mogelijke oplossing is om de thin client-installatiekopie te downloaden van http://www.hp.com, de installatiekopie te kopiëren op een verwisselbaar USB-flashstation en de thin client vervolgens op te starten vanaf dat flashstation. Nieuwe installatiekopie van firmware van thin client maken 1.
Diagnostische gegevens van het systeem opslaan 1. Plaats een USB-flashstation in de thin client. 2. Klik op de knop System Information (Systeeminformatie) op de taakbalk en klik vervolgens op het tabblad System Logs (Systeemlogboeken). 3. Klik op Diagnostic (Diagnose) en sla vervolgens het gecomprimeerde diagnostische bestand Diagnostic.tgz op het USB-flashstation op. De diagnostische bestanden van het systeem decomprimeren Het diagnostische bestand van het systeem Diagnostic.
Bestanden weergeven in de map /var/log Het nuttige bestand in de map /var/log is Xorg.0.log. Weergeven van bestanden in de map /etc De map /etc bevat het bestandssysteem op het moment dat de systeemdiagnose wordt uitgevoerd.
A USB-updates Wanneer USB-updates zijn ingeschakeld (zie Aanpassingscentrum op pagina 20), kunt u een USB-flashstation gebruiken om gelijktijdig meerdere add-ons en certificaten te installeren en om een profiel te implementeren. USB-updates uitvoeren: 1. Plaats de gewenste bestanden op een USB-flashstation. OPMERKING: 2. De bestanden kunnen worden geplaatst in de hoofdmap of submappen. Sluit het USB-flashstation aan op de thin client.
B BIOS-hulpprogramma's Er zijn twee verschillende soorten BIOS-hulpmiddelen voor HP ThinPro: ● Hulpprogramma met BIOS-instellingen: wordt gebruikt om BIOS-instellingen op te halen of te wijzigen ● Hulpprogramma flash-BIOS: wordt gebruikt om het BIOS bij te werken Hulpprogramma met BIOS-instellingen In de volgende tabel wordt de syntaxis voor het hulpprogramma met BIOS-instellingen beschreven.
C Partitiegrootte van flashstation wijzigen BELANGRIJK: Op HP thin clients die af fabriek worden geleverd met HP ThinPro 5.2 of hoger, wordt het hele flashstation gebruikt. De methoden voor het vastleggen van installatiekopieën zijn bijgewerkt om de installatiekopie zo klein mogelijk te houden, zodat installatiekopieën van grotere flashstations ook kunnen worden geïmplementeerd op kleinere flashstations.
D Het Smart Zero-aanmeldingsscherm aanpassen De schermachtergrond aanpassen In dit gedeelte worden de algemene kenmerken en elementen beschreven die worden gebruikt bij het aanpassen van de achtergrond van het Smart Zero-aanmeldingsscherm (login screen). Er is één map per verbindingstype, plus een standaardstijl, waarmee de stijlelementen van de achtergrondafbeelding en de stijl van het aanmeldingsscherm van de verbinding worden bepaald.
Tabel D-1 Login Screen > Common Attributes > Name (vervolg) Type Beschrijving Standaard Gebruiken Geeft de tekenreeks weer die moet worden gekoppeld aan het element. Deze wordt alleen gebruikt als uitvoer bij de foutopsporing, zoals wanneer een syntaxis- of waardefout is aangetroffen bij het parsen van het kenmerk.
Tabel D-5 Login Screen > Common Attributes > size Type Beschrijving Parameter WWxHH, waarbij WW de breedte in absolute pixels is of een percentage van de schermbreedte en HH de hoogte is in absolute pixels of een percentage van de hoogte van het scherm. Voorbeeld size: 256 x 128; Standaard De natuurlijke grootte van het element; bijvoorbeeld de pixelgrootte van een afbeelding. Gebruiken Bepaalt de grootte van het element. Elementen worden aangepast aan de opgegeven grootte.
Tabel D-8 Login Screen > Common Attributes > context (vervolg) Type Beschrijving voor het protocol (indien aanwezig) of op beide. Alleen bepaalde protocollen (bijvoorbeeld Citrix XenDesktop) hebben een bureaubladscherm. Elements Tabel D-9 Login Screen > Elements > Custom > Global Type Beschrijving Gebruiken Bepaalt de 'global' achtergrond of opvulwaarden.
Tabel D-12 Login Screen > Elements > Custom > Axis (vervolg) Type Beschrijving Standaard height Gebruiken Bij lineaire kleurovergangen bepaalt de as de richting van de kleurovergang (van boven naar onder of van links naar rechts). Bij radiale kleurovergangen bepaalt de as of de straal van de kleurovergang de halve schermhoogte of de halve schermbreedte.
Tabel D-15 Login Screen > Elements > Custom > dithered Type Beschrijving Parameter [true | false] Voorbeeld dithered: true; Standaard false Gebruiken Als er bij een kleurovergang kleurbanden zichtbaar zijn, voorkomt u dit visuele artefact met dithering. Dithering wordt niet ondersteund voor radiale kleurovergangen met kwadraatberekening. Afbeelding Tabel D-16 Login screen > Image Type Beschrijving Gebruiken Bepaalt dat een afbeelding een deel van de achtergrond overlapt.
Tekst Tabel D-19 Login screen > Text Type Beschrijving Gebruiken Bepaalt een tekenreeks die over de achtergrond ligt. Herkende algemene kenmerken name, size, color, alpha, position, alignment, context Algemene kenmerken Raadpleeg de volgende tabellen. Tabel D-20 Login screen > Text > text-locale Type Beschrijving Parameter Vertaalde tekst Voorbeeld text-de_DE: Dieser text is in Deutsch.
Tabel D-22 Login screen > Text > font-locale (vervolg) Type Beschrijving Standaard Niet van toepassing Gebruiken Bij de overeenkomende landinstellingen wordt dit lettertype gebruikt bij rendering van de tekenreeks. Zie de eerdere beschrijving onder text-locale. De naam moet overeenkomen met een van de lettertypen onder /usr/share/fonts/ truetype. Voor Japanse tekst moet u mogelijk kochi-gothic selecteren; voor tekst in vereenvoudigd Chinees, u mi ng.
Tabel D-26 Login screen > Text > max-height Type Beschrijving Parameter Grootte in pixels of percentage van de hoogte van het scherm. Voorbeeld max-height: 64; Standaard Niet van toepassing Gebruiken Als de tekst anders hoger zou worden dan de opgegeven hoogte, wordt deze verkleind totdat de tekst past binnen de opgegeven hoogte.
E Registersleutels In de tabellen in deze bijlage worden de paden, functies en opties beschreven voor de registersleutels van HP ThinPro. De waarden van deze registersleutels kunnen op verschillende manieren worden gewijzigd: ● Met een _File and Registry-taak in HPDM ● Met de Register-editor van de Profile Editor, waarna het nieuwe profiel kan worden geïmplementeerd ● Met de Register-editor in de gebruikersinterface van HP ThinPro, die u opent door regeditor in de XTerminal te typen.
● root > keyboard ● root > logging ● root > mouse ● root > restore-points ● root > screensaver ● root > security ● root > sshd ● root > time ● root > touchscreen ● root > translation ● root > usb-update ● root > users ● root > vncserver root > Audio Tabel E-1 root > Audio Registersleutel Beschrijving root/Audio/AdjustSoundPath Stelt het volledige pad in naar het geluid dat wordt afgespeeld wanneer het volume wordt gewijzigd met behulp van de volumeregeling.
root > CertMgr Deze registercategorie wordt intern gebruikt en heeft geen enkele, door de gebruiker gedefinieerde invoer. root > ComponentMgr Tabel E-2 root > ComponentMgr Registersleutel Beschrijving root/ComponentMgr/General/ NotShowDeleteSnapshotWarning Indien ingesteld op 1, wordt er geen waarschuwing weergegeven bij het verwijderen van een momentopname.
Tabel E-4 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/custom/connections/ /afterStartedCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestart. root/ConnectionType/custom/connections/ /afterStoppedCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestopt.
Tabel E-4 root > ConnectionType > custom (vervolg) 94 Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/custom/connections/ /startMode Als deze registersleutel is ingesteld op de standaardfocus en de verbinding al is gestart, krijgt de verbinding de focus. Anders wordt een fout geretourneerd met de opmerking dat de verbinding al is gestart. root/ConnectionType/custom/connections/ /waitForNetwork Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding pas gestart als het netwerk beschikbaar is.
Tabel E-4 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving dat is opgegeven in wrapperScript, uitgevoerd met het argument stop om het proces netjes te beëindigen. root/ConnectionType/custom/coreSettings/ watchPid Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding bewaakt onder de naam die is opgegeven in appName. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-4 root > ConnectionType > custom (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/custom/gui/CustomManager/ widgets/label Bepaalt de status van de widget Name (Naam) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status.
Tabel E-5 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/firefox/connections/ /autostartDelay Stelt de tijd in seconden in dat er wordt gewacht voordat de verbinding wordt gestart nadat het systeem is opgestart. Met de standaardwaarde 0 wordt de verbinding direct gestart. Deze instelling geldt alleen als autostart is ingesteld op 1.
Tabel E-5 root > ConnectionType > firefox (vervolg) 98 Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/firefox/connections/ /startMode Als deze registersleutel is ingesteld op de standaardfocus en de verbinding al is gestart, krijgt de verbinding de focus. Anders wordt een fout geretourneerd met de opmerking dat de verbinding al is gestart. root/ConnectionType/firefox/connections/ /waitForNetwork Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding pas gestart als het netwerk beschikbaar is.
Tabel E-5 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving gestuurd. Indien ingesteld op kill, zal het proces dat is opgegeven in appName gedwongen worden beëindigd. Indien ingesteld op custom, wordt er een aangepast uitvoeringsscript, dat is opgegeven in wrapperScript, uitgevoerd met het argument stop om het proces netjes te beëindigen.
Tabel E-5 root > ConnectionType > firefox (vervolg) Registersleutel Beschrijving verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/firefox/gui/ FirefoxManager/widgets/hasDesktopIcon Bepaalt de status van de widget Show icon on desktop (Pictogram weergeven op bureaublad) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /ExtraArgs Geeft extra argumenten op voor de client xfreerdp. Voer xfreerdp --help uit vanaf een X-terminal om alle beschikbare argumenten te zien. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /SingleSignOn root/ConnectionType/freerdp/connections/ /address Stelt de hostnaam of het IP-adres in waarmee verbinding moet worden gemaakt.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /disableMMRwithRFX Indien ingesteld op 1, is multimediaomleiding uitgeschakeld als er een geldige RemoteFX-sessie actief is. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /domain Stelt het standaarddomein in dat tijdens het aanmelden aan de externe host moet worden verstrekt. Als er geen domein is opgegeven, wordt het standaarddomein voor de externe host gebruikt.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /label Stelt de naam van de verbinding in die wordt weergegeven in de gebruikersinterface. Bij Smart Zero is deze registersleutel doorgaans ingesteld op Default Connection en wordt het label niet weergegeven in de gebruikersinterface.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving blokken van het scherm asynchroon worden bijgewerkt, waardoor schermovergangen niet uniform worden bijgewerkt. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /password Stelt het standaardwachtwoord in dat tijdens het aanmelden aan de externe host moet worden verstrekt. Deze waarde wordt gecodeerd.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /printerMapping Indien ingesteld op 1, worden alle printers lokaal gedefinieerd via CUPS via de uitbreiding Printers omgeleid naar de externe host. Indien ingesteld op 0, is de uitbreiding uitgeschakeld. Indien ingesteld op 2, worden de USB-printers omgeleid zoals geconfigureerd in de USB Manager.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving webtoegang), wordt eerst een verbinding met een RDwebtoegangsservice gemaakt om een feed van de gepubliceerde RemoteApp-bronnen op te halen. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /remoteFx Indien ingesteld op 1, wordt RemoteFX in de stijl van RDP 7.1 gebruikt (indien beschikbaar). Deze instelling is verouderd en is mogelijk niet meer beschikbaar in een toekomstige versie van HP ThinPro.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving ingesteld op 0, zal er steeds opnieuw worden geprobeerd verbinding te maken. root/ConnectionType/freerdp/connections/ /timeoutRecovery Stelt het aantal milliseconden in dat moet worden gewacht nadat de verbinding is verbroken, voordat via het netwerk wordt geprobeerd om de verbinding te herstellen zonder geforceerd opnieuw te verbinden.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /windowSizeWidth root/ConnectionType/freerdp/connections/ /windowType root/ConnectionType/freerdp/connections/ /xkbLayoutId Stelt een XKB-indelings-ID in om het systeemtoetsenbord te omzeilen. Voor de lijst met beschikbare ID's typt u de volgende opdracht in een X-terminal: xfreerdp --kbd-list.
Tabel E-6 root > ConnectionType > freerdp (vervolg) Registersleutel Beschrijving is dit close, waardoor er een stopsignaal naar het proces wordt gestuurd. Indien ingesteld op kill, zal het proces dat is opgegeven in appName gedwongen worden beëindigd. Indien ingesteld op custom, wordt er een aangepast uitvoeringsscript, dat is opgegeven in wrapperScript, uitgevoerd met het argument stop om het proces netjes te beëindigen.
root > ConnectionType > ssh Tabel E-7 root > ConnectionType > ssh Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/authorizations/ user/add Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker toestemming om een nieuwe verbinding van dit type toe te voegen met behulp van Verbindingsbeheer. Deze sleutel heeft geen gevolgen voor Smart Zero.
Tabel E-7 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/connections// dependConnectionId Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/ssh/connections// extraEnvValues//key Stelt de naam in van een extra omgevingsvariabele voor gebruik met de verbinding.
Tabel E-7 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/coreSettings/appName Stelt de interne toepassingsnaam in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/ssh/coreSettings/ className Stelt de klassenaam van de interne toepassing in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-7 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/title Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/ widgets/address Bepaalt de status van de widget Address (Adres) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-7 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/ssh/gui/SshManager/ widgets/foregroundColor Bepaalt de status van de widget Foreground color (Voorgrondkleur) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker.
Tabel E-7 root > ConnectionType > ssh (vervolg) Registersleutel Beschrijving Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status.
Tabel E-8 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/connections/ /extraEnvValues//key Stelt de naam in van een extra omgevingsvariabele voor gebruik met de verbinding. root/ConnectionType/teemtalk/connections/ /extraEnvValues//value Stelt de waarde in van een extra omgevingsvariabele voor gebruik met de verbinding.
Tabel E-8 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/coreSettings/ icon32Path Stelt het pad in naar het pictogram van 32x32 pixels voor deze toepassing. root/ConnectionType/teemtalk/coreSettings/ icon48Path Stelt het pad in naar het pictogram van 48x48 pixels voor deze toepassing. root/ConnectionType/teemtalk/coreSettings/ label Stelt de naam in die voor dit type verbinding moet worden weergegeven in de gebruikersinterface.
Tabel E-8 root > ConnectionType > teemtalk (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/teemtalk/gui/ TeemtalkManager/widgets/hasDesktopIcon Bepaalt de status van de widget Show icon on desktop (Pictogram weergeven op bureaublad) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen.
Tabel E-9 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/connections/ /autostart Indien ingesteld op een waarde tussen 1 en 5, wordt de verbinding automatisch gestart nadat het systeem is opgestart. De waarde 1 heeft hierbij de hoogste prioriteit. root/ConnectionType/telnet/connections/ /backgroundColor Stelt de achtergrondkleur voor de verbinding in.
Tabel E-9 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/coreSettings/ appName Stelt de interne toepassingsnaam in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/telnet/coreSettings/ className Stelt de klassenaam van de interne toepassing in die voor dit type verbinding moet worden gebruikt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-9 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/telnet/gui/TelnetManager/ title Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/ConnectionType/telnet/gui/TelnetManager/ widgets/address Bepaalt de status van de widget Address (Adres) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-9 root > ConnectionType > telnet (vervolg) Registersleutel Beschrijving interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/telnet/gui/TelnetManager/ widgets/port Bepaalt de status van de widget Port (Poort) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// authorizations/user/edit Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker toestemming om de verbindingsinstellingen voor deze verbinding te wijzigen. root/ConnectionType/view/connections// authorizations/user/execution Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker toestemming om deze verbinding uit te voeren.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// domain Stelt het domein in dat moet worden doorgegeven aan View Connection Server. Als er geen domein is opgegeven, wordt het standaarddomein voor de server gebruikt. root/ConnectionType/view/connections// enableSingleMode root/ConnectionType/view/connections// extraEnvValues//key Stelt de naam in van een extra omgevingsvariabele voor gebruik met de verbinding.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// loginfields/smartcard Indien ingesteld op 1, wordt het selectievakje Smart card login (Smartcard aanmelden) weergegeven in het aanmeldingsvenster voor de verbinding. Indien ingesteld op 2, wordt het selectievakje wel weergegeven, maar kan het niet worden gewijzigd. Indien ingesteld op 0, wordt het selectievakje verborgen.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving toestaan), wordt het servercertificaat niet geverifieerd en zijn verbindingen met alle servers toegestaan. root/ConnectionType/view/connections// waitForNetwork Indien ingesteld op 1, wordt de verbinding pas gestart als het netwerk beschikbaar is. In een langzaam netwerk wordt de verbinding dus pas gestart als het netwerk beschikbaar is. Zo wordt een fout voorkomen.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving blokken van het scherm asynchroon worden bijgewerkt, waardoor schermovergangen niet uniform worden bijgewerkt. root/ConnectionType/view/connections// xfreerdpOptions/perfFlagDesktopComposition Indien ingesteld op 1, is bureaubladsamenstelling (zoals transparante randen) toegestaan als dit wordt ondersteund door de server.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/freerdp/connections/ /rdp8Codecs Indien ingesteld op 1, worden RDP 8-codecs gebruikt (indien beschikbaar). Deze instelling mag alleen worden uitgeschakeld bij een specifiek probleem met RDP 8-codecs. Als u deze instelling uitschakelt, worden mogelijk ook meer geavanceerde codecs uitgeschakeld.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/view/connections// xfreerdpOptions/xkbLayoutId Stelt een XKB-indelings-ID in om het systeemtoetsenbord te omzeilen. Voor de lijst met beschikbare ID's typt u de volgende opdracht in een X-terminal: xfreerdp --kbd-list. root/ConnectionType/view/coreSettings/ USBrelevant Hiermee wordt aangegeven of dit verbindingstype relevant is voor USB.
Tabel E-10 root > ConnectionType > view (vervolg) Registersleutel Beschrijving opdrachtregelargumenten voor de verbinding afhandelt. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/view/general/rdpOptions Opties die hier worden opgegeven, worden rechtstreeks doorgestuurd naar de RDP-client als RDP wordt gebruikt als weergaveprotocol voor de VMware Horizon View-verbinding.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xdmcp/connections// afterStartedCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestart. root/ConnectionType/xdmcp/connections// afterStoppedCommand Stelt de opdracht in die moet worden uitgevoerd nadat de verbinding is gestopt.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving wordt een fout geretourneerd met de opmerking dat de verbinding al is gestart. root/ConnectionType/xdmcp/connections// type Stelt het type XDMCP-verbinding in. Als deze optie ingesteld is op chooser, staan alle beschikbare hosts in de lijst en kan de gebruiker kiezen met welke host hij/zij verbinding wil maken. Als deze optie ingesteld is op query, wordt er direct een XDMCPverzoek naar de opgegeven host verzonden.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xdmcp/coreSettings/ priorityInConnectionLists Stelt de prioriteit van dit type verbinding in wanneer deze wordt weergegeven in Verbindingsbeheer en de configuratiewizard die tijdens de initiële installatie wordt weergegeven. Met een hogere waarde wordt een type verbinding hoger in de lijst gekozen.
Tabel E-11 root > ConnectionType > xdmcp (vervolg) Registersleutel Beschrijving verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/xdmcp/gui/XdmcpManager/ widgets/color Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
root > ConnectionType > xen Tabel E-12 root > ConnectionType > xen Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/authorizations/ user/add Indien ingesteld op 1, heeft een standaardgebruiker toestemming om een nieuwe verbinding van dit type toe te voegen met behulp van Verbindingsbeheer. Deze sleutel heeft geen gevolgen voor Smart Zero.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving gesproken hoeft u de bronnen van de server niet regelmatig te vernieuwen. root/ConnectionType/xen/connections// autoStartDesktop Indien ingesteld op 1, wordt automatisch het eerste bureaublad gestart dat beschikbaar is wanneer de verbinding wordt gestart.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/connections// hasDesktopIcon Indien ingesteld op 1, is het bureaubladpictogram voor deze verbinding ingeschakeld. Deze sleutel heeft geen gevolgen voor Smart Zero. root/ConnectionType/xen/connections// ignoreCertCheck Indien ingesteld op 1, worden certificaatcontroles genegeerd voor de verbinding.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/connections// savePassword root/ConnectionType/xen/connections// smartCardModuleKey Hiermee geeft u de te gebruiken beveiligingsmodule voor een smartcard-verbinding op. root/ConnectionType/xen/connections// startMode Als deze registersleutel is ingesteld op de standaardfocus en de verbinding al is gestart, krijgt de verbinding de focus.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/coreSettings/ generalSettingsEditor Stelt de interne toepassingsnaam in die moet worden gebruikt wanneer de General Settings Manager wordt gestart voor dit type verbinding. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen. root/ConnectionType/xen/coreSettings/ icon16Path Stelt het pad in naar het pictogram van 16x16 pixels voor deze toepassing.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/async Indien ingesteld op 1, is asynchrone polling ingeschakeld. Deze instelling is direct gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .inibestanden CommPollSize. root/ConnectionType/xen/general/autoReconnect Indien ingesteld op 1, is het automatisch opnieuw verbinden met de sessie ingeschakeld. Dit is niet hetzelfde als het automatisch herstellen van de verbinding.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/ enableDataCompression Indien ingesteld op 1, is gegevenscompressie ingeschakeld. Deze instelling is direct gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .inibestanden Compress. root/ConnectionType/xen/general/ enableDriveMapAndRedirect Indien ingesteld op 1, wordt de functionaliteit voor toewijzing en omleiding van USB-opslagapparaten ingeschakeld.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving bandbreedte in 15-bits en 24-bits kleurmodi ten koste van Xservergeheugen en processortijd. Deze instelling is direct gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .ini-bestanden EnableOSS. root/ConnectionType/xen/general/ enableSessionReliability Indien ingesteld op 1, wordt Citrix-sessiebetrouwbaarheid ingeschakeld. Sessiebetrouwbaarheid verandert de manier waarop sessies worden hervat nadat een netwerkverbinding is verbroken.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving wordt de monitor niet gebruikt voor het weergeven van het virtuele bureaublad. root/ConnectionType/xen/general/localTextEcho Bepaalt de latentiereductie van toetsenbordknoppen. Deze instelling is indirect gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .inibestanden ZLKeyboardMode. root/ConnectionType/xen/general/ monitorNetwork Indien ingesteld op Off, wordt de netwerkconnectiviteit niet bewaakt.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/general/ serverCheckTimeout root/ConnectionType/xen/general/ sessionSharingClient Indien ingesteld op 1, worden verzoeken voor het delen van sessies verzonden naar andere Citrix-sessies op hetzelfde Xbeeldscherm. Deze instelling is direct gekoppeld aan de Citrixinstelling voor .ini-bestanden EnableSessionSharingClient.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving schijfcache worden de prestaties van verbindingen met een lage bandbreedte verbeterd, maar wordt de hoeveelheid beschikbare schijfruimte op de thin client verlaagd. Thin clients in hogesnelheids-LAN's hoeven geen gebruik te maken van een persistente schijfcache. Deze instelling is direct gekoppeld aan de Citrix-instelling voor .ini-bestanden PersistentCacheEnabled.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/gui/XenDesktopPanel/ disabled Indien ingesteld op 1, zijn het XenDesktop-venster en de taakbalk uitgeschakeld. Deze sleutel wordt meestal gebruikt als autoStartResource of autoStartDesktop is ingeschakeld. root/ConnectionType/xen/gui/XenManager/name Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ConnectionType/xen/gui/XenManager/ widgets/autostart Bepaalt de status van de widget Auto start priority (Prioriteit automatisch starten) in Verbindingsbeheer voor dit type verbinding. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen.
Tabel E-12 root > ConnectionType > xen (vervolg) Registersleutel Beschrijving is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker. Als deze is ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleen-lezen'-status. root/ConnectionType/xen/gui/fbpanel/autohide Als deze is ingesteld op true, wordt de taakbalk automatisch verborgen.
Tabel E-14 root > Dashboard Registersleutel Beschrijving root/Dashboard/GUI/Clock Indien ingesteld op 1, wordt de klok weergegeven op de taakbalk. root/Dashboard/GUI/ConnectionManager Indien ingesteld op 1, wordt de knop voor Verbindingsbeheer weergegeven op de taakbalk. root/Dashboard/GUI/ControlPanel Indien ingesteld op 1, wordt de knop voor het Configuratiescherm weergegeven op de taakbalk. root/Dashboard/GUI/PowerButton Indien ingesteld op 1, wordt de aan/uit-knop weergegeven op de taakbalk.
Tabel E-15 root > Display (vervolg) Registersleutel Beschrijving ingesteld op 0, wordt een door de hardware gegenereerde muiscursor gebruikt. Dit kan problemen met het afspelen van multimedia en aanraakschermen oplossen. root/Display/Configuration/displaymode Stelt de weergavemodus in. Indien ingesteld op 0, wordt de standaardmodus gebruikt (de monitorconfiguratie 1-4).
Tabel E-15 root > Display (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Display/Configuration/tertiaryrelative Geeft aan welke monitor het referentiepunt vormt voor het instellen van de positie van de derde monitor. root/Display/Profiles//colorScaling Stelt de kleurtemperatuur of directe RGB-schaling in voor thin clients met ingebouwde monitoren. De invoer is een zescijferige hexwaarde (RRGGBB), waarbij ffffff volledig (100%) geschaald is op alle drie de kleurkanalen.
Tabel E-16 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/ActiveDirectory/Password Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/Network/ActiveDirectory/Username Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/Network/DNSServers Hier kunnen aanvullende DNS-servers voor domeinnaamomzetting worden opgegeven.
Tabel E-16 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/IPSec/IPSecRules// MMIntegrityAlg Stelt de integriteitsalgoritme voor fase 1 in. root/Network/IPSec/IPSecRules// MMLifetimeMinutes Stelt de levensduur voor fase 1 in. root/Network/IPSec/IPSecRules// QMAHEnable Schakelt fase 2 AH in. root/Network/IPSec/IPSecRules// QMAHIntegrityAlg Stelt de AH-integriteitsalgoritme voor fase 2 in.
Tabel E-16 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/VPN/PPTP/Password Stelt het PPTP-gebruikerswachtwoord in. root/Network/VPN/PPTP/Username Stelt de PPTP-gebruikersnaam in. root/Network/VPN/Type Stelt het VPN-type in. root/Network/VPN/VPNC/Domain Stelt het VPNC-domein in. root/Network/VPN/VPNC/Gateway Stelt de VPNC-gateway in. root/Network/VPN/VPNC/Group Stelt de VPNC-groep in. root/Network/VPN/VPNC/GroupPassword Stelt het VPNC-groepswachtwoord in.
Tabel E-16 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving in een generiek ThinPro-profiel, omdat alle thin clients hierdoor hetzelfde IP-adres ontvangen. root/Network/Wired/Security/CACert Stelt het pad naar het CA-certificaatbestand in. root/Network/Wired/Security/EnableMachineAuth Indien ingesteld op 1, wordt computerverificatie voor PEAP ingeschakeld. root/Network/Wired/Security/Identity Stelt de identiteit of anonieme identiteit in.
Tabel E-16 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Network/Wireless/SSIDWhiteList Specificeert een lijst met goedgekeurde draadloze toegangspunten. Als deze registersleutelwaarde niet leeg is, worden in de scanresultaten van draadloze toegangspunten alleen die SSID's weergegeven die in de waarde zijn opgegeven. Scheid de SSID's met een puntkomma. root/Network/Wireless/Security/CACert Stelt het pad naar het CA-certificaatbestand in.
Tabel E-16 root > Network (vervolg) Registersleutel Beschrijving netwerkinstellingen behouden tijdens het importeren van een ThinPro-profiel. root/Network/userLockEngaged Deze registersleutel wordt automatisch ingesteld op 1 nadat de weergave-instellingen zijn gewijzigd door de gebruiker. U hoeft deze instelling normaal gesproken niet te wijzigen.
Tabel E-18 root > ScepMgr (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/ScepMgr/ScepEnroll/ScepServers// ServerName Stelt de naam van de SCEP-server in. root/ScepMgr/ScepEnroll/ScepServers// ServerUrl Stelt de URL van de SCEP-server in. Deze is vereist voor de SCEPclient om een certificaat te registreren. root/ScepMgr/ScepEnroll/ScepServers// Status/Code Bevat de statuscode van de SCEP-registratie. Deze waarde is alleen-lezen.
Tabel E-19 root > Search (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/Search/Category/Miscellaneons/Logout root/Search/Category/Miscellaneons/Reboot root/Search/Category/Miscellaneons/ShutDown root/Search/Category/Miscellaneons/Sleep root/Search/Category/Miscellaneons/ SwitchToAdmin root/Search/Category/Regeditor/byDir root/Search/Category/Regeditor/byKey root/Search/Category/Regeditor/byValue root/Search/Category/Regeditor/byWhole root/Search/GUI/showCategory root > Serial Tabel E-20 root > Serial Regist
Tabel E-21 root > SystemInfo (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/SystemInfo/Pages/Network Indien ingesteld op 0, is het tabblad Network (Netwerk) van het venster met systeeminformatie verborgen voor standaardgebruikers. root/SystemInfo/Pages/SoftwareInformationTab/ ServicePacks Indien ingesteld op 0, is het tabblad Service Packs (Servicepacks) in de sectie Software Information (Softwaregegevens) in het venster met systeeminformatie verborgen voor standaardgebruikers.
Tabel E-23 root > USB (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/USB/Devices//ProductID Stelt de product-ID van het apparaat in. root/USB/Devices//State Geeft als volgt aan of dit apparaat is toegewezen aan de externe host: 0=Niet omleiden; 1=Standaardwaardeen gebruiken; 2=Omleiden. root/USB/Devices//VendorID Stelt de leverancier-ID van het apparaat in.
Tabel E-24 root > auto-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving clients bijvoorbeeld wilt spreiden over een periode van 2,5 uur, stelt u deze waarde in op 02:30. root/auto-update/ScheduledScan/StartTime Stelt de begintijd in van de eerste geplande scanperiode voor updates in de indeling HH:MM met de 24-uursnotatie. Voer half vijf 's middags bijvoorbeeld in als 16:30.
Tabel E-24 root > auto-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/auto-update/gui/auto-update/tag Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/auto-update/gui/auto-update/user Bepaalt de status van de widget User name (Gebruikersnaam) in het hulpprogramma voor automatische updates. Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker.
Tabel E-25 root > background (vervolg) Registersleutel Beschrijving geldige waarden zijn afhankelijk van de thema's die beschikbaar zijn op het systeem. U kunt deze waarde instellen op none (geen) als u het thema wilt laten definiëren door de gebruiker, op auto (automatisch) als u het thema van het desbetreffende protocol automatisch wilt laten instellen voor Smart Zero, of op default (standaard) als u het standaardthema voor ThinPro wilt gebruiken.
Tabel E-28 root > entries (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/entries//icon root/entries//label root/entries//metaInfo root/entries//onDesktop root/entries//onMenu root > keyboard Tabel E-29 root > keyboard Registersleutel Beschrijving root/keyboard/DrawLocaleLetter Indien ingesteld op 1, gebruikt het pictogram voor het toetsenbord in het systeemvak de tekenreeks voor de ingestelde taal in plaats van statische afbeeldingen.
Tabel E-29 root > keyboard (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/keyboard/model Stelt het primaire toetsenbordmodel in. root/keyboard/model2 Stelt het secundaire toetsenbordmodel in. root/keyboard/numlock Indien ingesteld op 1, wordt de functie Num Lock ingeschakeld tijdens het opstarten. root/keyboard/rdp_kb Dit is een interne sleutel gebruikt voor toewijzing aan een RDPtoetsenbordtoewijzing. Deze registersleutel hoeft u over het algemeen niet te wijzigen.
Tabel E-31 root > mouse (vervolg) Registersleutel Beschrijving versnelling volledig uitgeschakeld, waardoor de aanwijzer met een constant trage, maar meetbare snelheid wordt verplaatst. root/mouse/MouseThreshold Stelt het aantal pixels in voordat versnelling van de muis wordt ingeschakeld. Met de waarde 0 is de versnelling ingesteld op een natuurlijke kromme waarover de versnelling geleidelijk verloopt. Hierdoor zijn zowel nauwkeurige als snelle bewegingen mogelijk.
Tabel E-33 root > screensaver (vervolg) Registersleutel Beschrijving gemaakt van de afbeeldingen in de map die is opgegeven in SlideShowPath. root/screensaver/off Stelt de time-outvertraging in minuten in voordat de monitor wordt uitgeschakeld. root/screensaver/origImageCopyPath Dit is het pad waar de aangepaste afbeelding wordt opgeslagen wanneer mode is ingesteld op Default. root/screensaver/standby Stelt de time-outvertraging in minuten in voordat de monitor naar de stand-bymodus gaat.
Tabel E-36 root > time (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/time/TimeServerIPAddress Stelt de tijdserver in die door de Linux-opdracht net wordt gebruikt. Deze servers zijn gewoonlijk de domeincontrollerservers in het bedrijfsnetwerk. Gebruik deze sleutel als er geen NTP-servers zijn geconfigureerd of als deze niet reageren. De Linux-opdracht net identificeert deze server zelf. U kunt hier echter, indien gewenst, specifieke server-IPadressen opgeven.
Tabel E-37 root > touchscreen (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/touchscreen/swapx Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/touchscreen/swapy Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd. root/touchscreen/type Geeft het type controller van het aanraakscherm aan.
Tabel E-39 root > usb-update (vervolg) Registersleutel Beschrijving vertragingen veroorzaken bij USB-flashstations die duizenden mappen bevatten. root/usb-update/width Stelt de breedte in pixels in van het venster voor USB-updates. root > users Tabel E-40 root > users Registersleutel Beschrijving root/users/gui/hptc-user-rights/name Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
Tabel E-40 root > users (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/users/user/apps/hptc-i18n-mgr/authorized Indien ingesteld op 1, is het hulpprogramma Language (Taal) toegankelijk voor standaardgebruikers. root/users/user/apps/hptc-keyboard-layout/ authorized Indien ingesteld op 1, is het hulpprogramma Keyboard Layout (Toetsenbordindeling) toegankelijk voor standaardgebruikers.
Tabel E-40 root > users (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/users/user/apps/scim-setup/authorized Indien ingesteld op 1, is het hulpprogramma SCIM Input Method Setup (SCIM-invoermethode instellen) toegankelijk voor standaardgebruikers. root/users/user/hideDesktopPanel Indien ingesteld op 1, worden bureaubladvensters zoals de taakbalk niet gestart of weergegeven op het bureaublad. root/users/user/kioskMode Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor toekomstig gebruik.
Tabel E-41 root > vncserver (vervolg) Registersleutel Beschrijving root/vncserver/coreSettings/ vncTakeEffectRightNow Indien ingesteld op 1, zijn de VNC-instellingen direct van kracht nadat ze zijn gewijzigd. root/vncserver/coreSettings/vncUsePassword Indien ingesteld op 1, is het wachtwoord opgegeven in vncPassword vereist voor VNC-shadowing. root/vncserver/coreSettings/vncUseSSL Indien ingesteld op 1, wordt SSL gebruikt voor VNC-verbindingen.
Tabel E-41 root > vncserver (vervolg) Registersleutel Beschrijving ingesteld op inactive, is de widget verborgen. Als deze is ingesteld op read-only, is de widget zichtbaar in een 'alleenlezen'-status. root/vncserver/gui/VNCShadowManager/widgets/ vncReadOnly Bepaalt de status van de widget VNC Read Only (VNC alleen lezen) in het hulpprogramma VNC Shadow (VNC-schaduw). Als de registersleutel is ingesteld op active, is de widget zichtbaar in de UI en is er interactie mogelijk met de gebruiker.
Index A Aan de slag 3 aansluitingen algemene instellingen 28 types 1 verbergen 9 Achtergrondbeheer 9 AD/DDNS-beheer 10 apparaatomleiding RDP 46 VMware Horizon View 53 audio-omleiding RDP 48 VMware Horizon View 53 B Bediening van Verbindingsbeheer 6 beveiligingsinstellingen 9 C Certificaatbeheer 26 certificaten Bevestigen 26 VMware Horizon View 55 Citrix HDX MediaStream 32 HP True Graphics 33 instellingen, algemeen 35 instellingen, verbindingsspecifiek 38 ondersteuningsmatrix 34 clientaggregatie 12 clientcon
P parallelle printerconfiguratie 71 printerconfiguratie 71 printeromleiding RDP 47 VMware Horizon View 53 printers 15 Problemen oplossen 74 beschadigde firmware 75 netwerkverbindingen 74 systeemdiagnose gebruiken 75 Profile Editor gebruiken 68 R RDP apparaatomleiding 46 audio-omleiding 48 instellingen, algemeen 40 instellingen, verbindingsspecifiek 41 massaopslagomleiding 47 multimedia-omleiding 46 multi-monitorsessies 45 printeromleiding 47 RemoteFX 45 smartcardomleiding 48 USB-omleiding 46 registersleutel