HP ThinPro 5.2 - Administrator's Guide

Tabel E-16 root > Network (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
root/Network/ActiveDirectory/Password
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor
toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
root/Network/ActiveDirectory/Username
Deze registersleutel wordt intern gebruikt of is gereserveerd voor
toekomstig gebruik. De waarde mag niet worden gewijzigd.
root/Network/DNSServers
Hier kunnen aanvullende DNS-servers voor
domeinnaamomzetting worden opgegeven. De opgegeven
servers worden gebruikt naast alle via DHCP verkregen servers. Er
kunnen maximaal drie IPv4- of IPv6-adressen worden opgegeven,
gescheiden door komma's.
root/Network/DefaultHostnamePattern
Stelt het standaardpatroon voor hostnamen in dat moet worden
gebruikt bij het genereren van een nieuwe hostnaam. Deze
registersleutel wordt gebruikt als de registersleutel Hostname
en /etc/hostname beide leeg zijn. In het hostnaampatroon
wordt % gebruikt als scheidingsteken. In het voorbeeld HPTC
%MAC:1-6% is HPTC het voorvoegsel, gevolgd door de eerste
zes tekens van het MAC-adres van de thin client. Als het MAC-
adres van de thin client dus 11:22:33:44:55:66 is, is de
gegenereerde hostnaam
HPTC112233. Als het patroon TC%MAC
% is, is de gegenereerde hostnaam TC112233445566. Als het
patroon HP%MAC:7% is, is de gegenereerde hostnaam
HP1122334.
root/Network/FtpProxy
Stelt het FTP-proxyadres in. HP raadt aan voor deze waarde de
volgende indeling te gebruiken, omdat het voorvoegsel http beter
wordt ondersteund: http://ProxyServer:Port
root/Network/Hostname
Stelt de hostnaam van de thin client in.
root/Network/HttpProxy
Stelt het HTTP-proxyadres in. HP raadt aan de volgende indeling
te gebruiken: http://ProxyServer:Port
root/Network/HttpsProxy
Stelt het HTTPS-proxyadres in. HP raadt aan voor deze waarde de
volgende indeling te gebruiken, omdat het voorvoegsel http beter
wordt ondersteund: http://ProxyServer:Port
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/DstAddr
Stelt het doeladres voor de IPsec-regel in.
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/
MMAuthMethod
Stelt de vericatiemethode voor de IPsec-regel in. PSK is voor het
gebruik van een vooraf gedeelde sleutel en Certificate is
voor het gebruik van
certicaatbestanden.
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/
MMAuthMethodCACert
Als de vericatiemethode Certificate is, wordt het pad naar
het CA-certicaatbestand opgeslagen in deze registersleutel.
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/
MMAuthMethodClientCert
Als de vericatiemethode Certificate is, wordt het pad naar
het clientcerticaatbestand opgeslagen in deze registersleutel.
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/
MMAuthMethodPresharedKey
Als de vericatiemethode PSK is, wordt de vooraf gedeelde
sleutelwaarde opgeslagen in deze registersleutel.
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/
MMAuthMethodPrivateKey
Als de vericatiemethode Certificate is, wordt het pad naar
het persoonlijke sleutelbestand dat overeenkomt met het
clientcerticaat opgeslagen in deze registersleutel.
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/
MMDHGroup
Stelt de Die Hellman-groep voor fase 1 in.
root/Network/IPSec/IPSecRules/<UUID>/
MMEncryptionAlg
Stelt de versleutelingsalgoritme voor fase 1 in.
152 Bijlage E Registersleutels