HP ThinPro 5.2 - Administrator's Guide
Printers congureren
Een printer congureren:
1. Selecteer Peripherals > Printers (Randapparatuur > Printers) in het conguratiescherm.
2. Klik in het dialoogvenster Printing (Afdrukken) op Add (Toevoegen).
3. Selecteer de printer die u wilt congureren in het dialoogvenster New Printer (Nieuwe printer) en klik op
Forward (Vooruit).
OPMERKING: Als u een seriële printer selecteert, voert u de juiste instellingen in aan de rechterkant
van het dialoogvenster. De printer werkt anders niet goed.
4. Selecteer het merk van de printer. Als u niet zeker bent, selecteert u de optie Generic (recommended)
(Algemeen (aanbevolen)) en klikt u op Forward (Vooruit).
5. Selecteer het printermodel en -stuurprogramma en klik op Forward (Vooruit).
OPMERKING: Als het printermodel niet wordt genoemd of als u niet weet wat het printermodel is of
welk stuurprogramma u moet gebruiken, klikt u op Back (Terug) en gebruikt u de optie Generic
(recommended) (Algemeen (aanbevolen)) voor het merk printer.
Als u Generic (recommended) (Algemeen (aanbevolen)) voor het merk gebruikt, selecteert u text-only
(recommended) (alleen tekst (aanbevolen)) voor het model en Generic text-only printer [en]
(recommended) (Algemeen alleen tekst printer [en] (aanbevolen)) voor het stuurprogramma.
6. Vul optionele printergegevens in zoals de naam en de locatie.
OPMERKING: HP raadt u aan om de naam van het juiste stuurprogramma in het vak Windows Driver
(Windows-stuurprogramma) in te voeren. Als er bij het verbinding maken met de externe sessie geen
map toegewezen wordt, gebruikt Windows mogelijk niet het juiste stuurprogramma en kan er niet
afgedrukt worden. De print werkt alleen als het stuurprogramma op de Windows-server geïnstalleerd
wordt.
7. Klik op Apply (Toepassen) en druk zo nodig een testpagina af.
Als u meerdere printers wilt congureren, herhaalt u deze procedure.
TIP: Het komt vaak voor dat het verkeerde stuurprogramma wordt gebruikt voor de printer. Als u een ander
stuurprogramma wilt gebruiken, klikt u met de rechtermuisknop op de printer, selecteert u Properties
(Eigenschappen) en wijzigt u het merk en het model.
USB-apparaten omleiden
USB-apparaten omleiden:
1. Selecteer Peripherals > USB Manager (Randapparatuur > USB-beheer) in het conguratiescherm.
2. Selecteer een extern protocol op de pagina Protocol.
Als de instelling Local (Lokaal) is, kunt u ook de opties allow devices to be mounted (apparaten
koppelen toestaan) en mount devices read-only (apparaten koppelen alleen-lezen) opgeven.
3. Zo nodig kunt u de omleidingsopties voor afzonderlijke apparaten op de pagina Devices (Apparaten) in-
of uitschakelen.
Printers congureren 15