Operation Manual

8–2 Vergelijkingen integreren
Vergelijkingen integreren ( ³ FN)
Het integreren van een vergelijking:
1. Staat de vergelijking die de functie definieert niet in de vergelijkingenlijst,
voer hem dan in (zie "Vergelijkingen in de vergelijkingenlijst invoeren" in
hoofdstuk 6) en verlaat de vergelijkingenstand. De vergelijking bevat meestal
alleen een expressie.
2. Geef de grenzen van het integratiegebied op: geef de ondergrens op, druk
op
en geef de bovengrens op.
3. Toon de vergelijking: Druk op
|H
en blader zonodig door de
vergelijkingenlijst (druk op
of
) totdat de gewenste vergelijking
weergegeven wordt.
4. Selecteer de variabele waarnaar geïntegreerd moet worden: Druk op
|
variabele. De berekening start.
gebruikt veel meer geheugen dan enige andere bewerking van de
rekenmachine. Verschijnt bij gebruik van
het bericht
& "
, lees
dan aanhangsel B.
U kunt een lopende integratie stoppen door te drukken op
of
g
. Er is
echter geen informatie over de integratie beschikbaar voordat de berekening
normaal beëindigd is.
De instelling van de weergave beïnvloedt de nauwkeurigheid die voor de
functie wordt verondersteld en gebruikt wordt voor het resultaat. De integratie is
nauwkeuriger maar duurt veel langer met de instellingen {

} en de hogere
instellingen van {
%
}, {

}, en {

}. De onzekerheid van het resultaat vindt
u in het Y–register, waarbij de grenzen zijn opgetild naar het T– en Z–register.
Meer informatie vindt u in "Nauwkeurigheid van integratie" verderop in dit
hoofdstuk.
Dezelfde vergelijking met verschillende gegevens integreren:
Wilt u dezelfde integratiegrenzen gebruiken, druk dan op
om ze weer
in het X– en Y–register te zetten. Ga dan naar stap 3 van de procedure
hierboven. Wilt u andere grenzen gebruiken, begin dan bij stap 2.
Wilt u een ander probleem oplossen met een andere vergelijking, kies dan in
stap 1 een vergelijking die de gewenste functie beschrijft.