Operation Manual

13–2 Programmeringstechnieken
Een routine begint als regel met een label (LBL) en eindigt met een instructie die
de uitvoering van het programma wijzigt of beëindigt, zoals RTN, GTO, STOP of
misschien weer een label.
Subroutines aanroepen (XEQ, RTN)
Een subroutine is een routine die wordt aangeroepen (uitgevoerd) door een
andere routine en die na voltooiing naar diezelfde routine terugkeert. De
subroutine moet beginnen met een LBL en eindigen met een RTN. Een subroutine
is zelf een routine en kan andere subroutines aanroepen.

XEQ moet een label (LBL) opgeven voor de subroutine. (Het kan geen
regelnummer opgeven.)

Bij de eerstvolgende RTN gaat de uitvoering verder bij de regel na de
XEQ.
Bijvoorbeeld, routine Q in het programma "Normale en inverse verdelingen" van
hoofdstuk 16 is een subroutine (om Q(x) te berekenen) die wordt aangeroepen
in routine D door de regel
 %
. Routine Q eindigt met een
RTN–instructie die de executie terugstuurt naar regel D0004 van D (om het
resultaat op te slaan en weer te geven). Zie de tekeningen hieronder.
De organigrammen in dit hoofdstuk gebruiken deze notatie:
 !
M
Uitvoering van het programma vertakt van deze
regel naar de regel die gemarkeerd is met
M
("van 1").
 
M
Uitvoering van het programma vertakt van een
regel die gemarkeerd is met
M
("naar 1") naar
deze regel.