Operation Manual

Index–11
punten (in getallen), 1–19, A–1
Q
Quotiënt en rest bij deling, 4–2
R
g
programma’s hervatten, 12–16,
12–20
programma’s onderbreken,
12–20
programma’s starten, 12–23
prompts beëindigen, 6–12,
6–15, 7–2, 12–15
SOLVE stoppen, 7–7, 14–1
stoppen van integratie, 8–2,
14–8
R
and R
µ
, C–6
R
en R
µ
, 2–3
radialen
converteren naar graden, 4–13
hoekeenheden, 4–4, A–2
radix mark, 1–19
RCL, 12–14
RCL–rekenen, 3–5, B–6
rechthoekig converteren naar polair,
4–10
rechthoekige coördinaten
converteren, 9–5
rechthoekig–naar–polaire conversie,
15–1
reëel deel (complexe getallen), 9–1,
9–2
reële getallen
bewerkingen, 4–1
integreren met, 8–1
SOLVE, 14–2
regressie (lineair), 11–8, 16–1
rekenen
algemene procedure, 1–17
binair, 10–2
complexe getallen, 9–1
hexadecimaal, 10–2
lange berekeningen, 2–12
octaal, 10–2
reële getallen, 4–1
stapel, 9–2
stapelwerking, 2–4
tussenresultaten, 2–12
volgorde, 2–14
rekenen met opslag, 3–5
rekenmachine
aan–en uitzetten, 1–1
bedrijfsomgeving, A–2
contrast instellen, 1–2
reset, B3
resetten, A5
shorting contacts, A–5
standaardinstelling, B–4
testen, A–5, A–6
vragen, A–1
zelftest, A6
rente (financiën), 17–3
reset, B3
resetten van de rekenmachine, A–5
return (programma). Zie
programma’s
rollen door de stapel, 2–3, C–6
root functions, 4–3
routines
aanroepen, 13–2
delen van programma’s, 13–1
nesten, 13–3, 14–12
RPN
in programma’s, 12–4
oorsprong, 2–1