Operation Manual
8-20 Statistisch aplet
TIP
Voor toegang tot de CORR en RELERR variabelen, nadat
u een set statistieken grafisch hebt weergegeven, dient u
te drukken op voor toegang tot de numerieke
weergave en daarna op om de correlatiewaarden
weer te geven. De waarden worden in de variabelen
opgeslagen, zodra u de Symbolische weergave hebt
geopend.
De curve opstellen (Beeld curve-instellingen)
Het beeld Curve-instellingen ( SETUP-PLOT) stelt de
meeste van dezelfde curveparameters in, net zoals het bij
de andere ingebouwde aplets doet.
Zie “De curve opstellen (Instelling curveweergave)” op
pagina 2-5. Instellingen die uniek zijn voor de statistische
aplet, zijn de volgende:
Curvetype (1 VAR) STATPLOT laat u toe ofwel een histogram, of een box-
and-whisker plot te bepalen voor statistieken van één
variabele (als is ingesteld). Druk op om de
gemarkeerde instelling te wijzigen
Breedte van
histogram
HWIDTH laat u toe de breedte van een histogrambalk te
bepalen. Dit bepaalt hoeveel balken er in de weergave
passen, evenals hoe de gegevens zullen worden
verdeeld (hoeveel waarden elke balk vertegenwoordigt).
Bereik van
histogram
HRNG laat u het waardebereik voor een stel
histogrambalken bepalen. Het bereik loopt van de
linkerrand van de balk uiterst links naar de rechterrand
van de balk uiterst rechts. U kunt het bereik beperken
door enkele waarden, waarvan u vermoedt dat deze
uitschieters zijn, uit te sluiten.
Curvemarkering
(2VAR)
S1MARK door S5MARK laat u één van de vijf symbolen
bepalen die moeten worden gebruikt om elke dataset
grafisch weer te geven. Druk op om de
gemarkeerde instelling te wijzigen.










