Operation Manual

12-4 Variabelen en geheugenbeheer
Het VARS-menu
U gebruikt het VARS-menu om toegang te krijgen tot alle
variabelen in de rekenmachine. Het VARS-menu wordt
vervolgens gerangschikt volgens categorie. Voor elke
categorie variabelen in de linkerkolom, vindt u in de
rechterkolom een lijst van variabelen. U selecteert een
categorie variabelen en selecteert daarna een variabele
binnen de categorie.
1. Open het VARS-menu.
2. Gebruik de pijltoetsen en druk op de lettertoets van
de eerste letter in de categorie om een categorie van
variabelen te selecteren.
Om bijvoorbeeld de
Matrixcategorie te
selecteren, drukt u op
.
Opmerking: In dit
geval moet u niet op de ALPHA-toets drukken.
3. Plaats de markering op de variabelenkolom.
4. Gebruik de pijltoetsen om de door u gewenste
variabele te selecteren. Om bijvoorbeeld de M2-
variabele te selecteren, drukt u op .
5. Kies of u de naam of
de waarde van de variabele op de opdrachtregel wilt
plaatsen.
Druk op
om aan te geven dat u de inhoud
van de variabele op de opdrachtregel wilt.
Druk op
om aan te geven dat u de naam
van de variabele op de opdrachtregel wilt.