Operation Manual
13-14 Matrices
TRACE Bepaalt de trace van een vierkante matrix. De trace is
gelijk aan de som van de diagonale elementen. (Het is
ook gelijk aan de som van de eigenwaarden.)
TRACE(matrix)
TRN Transponeert matrix. Voor een complexe matrix, zoekt
TRN de toegevoegde transponering.
TRN(matrix)
Voorbeelden
Identiteitsmatrix U kunt een identiteitsmatrix creëren met de IDENMAT-
functie. IDENMAT(2) creëert bijvoorbeeld de 2x2
identiteitsmatrix [[1,0],[0,1]].
U kunt ook een identiteitsmatrix creëren met de
MAKEMAT (maak matrix) -functie. Door
MAKEMAT(I≠J,4,4) in te voeren wordt er bijvoorbeeld
een 4 ×
4 matrix gecreëerd die het cijfer 1 bevat voor alle
elementen behalve nullen op de diagonaal. De logische
operator ≠ retourneert 0 wanneer I (het rijnummer) en J
(het kolomnummer) gelijk zijn, en retourneert 1 als ze niet
gelijk zijn.
Een Matrix
Transponeren
De TRN-functie wisselt de rij-kolom en kolom-rij-elementen
van een matrix om. Element 1,2 (rij 1, kolom 2) wordt
bijvoorbeeld omgewisseld met element 2,1; element 2,3
wordt met element 3,2 omgewisseld, enzovoort.
Bijvoorbeeld, TRN([[1,2],[3,4]]) creëert de matrix
[[1,3],[2,4]].
Gereduceerde-Rij
Echelonvorm.
De volgende set vergelijkingen
kunt u als de aangevulde matrix schrijven
die u dan kunt opslaan als
een reële matrix in
elke willekeurige
matrixvariabele. M1 wordt
in dit voorbeeld gebruikt.
x 2y–3z+14
2xyz–+3
4x
–
2y–2z+14
=
=
=
12–314
21 1–3–
42–214
34×










