Operation Manual
Programmeren 16-25
BREAK Beëindigt de lus.
BREAK:
Matrix-opdrachten
De matrix-opdrachten nemen variabelen M0-M9 als
argumenten aan.
ADDCOL Kolom toevoegen. Voert waarden in een kolom in voor
kolomnummer in de aangegeven matrix. U voert de
waarden als een vector in. De waarden moeten door
komma’s worden gescheiden en het aantal waarden
dient hetzelfde te zijn als het aantal rijen in de
matrixnaam.
ADDCOL
naam;[waarde
1
,..., waarde
n
];kolomnummer:
ADDROW Rij toevoegen. Voegt waarden in een rij in voor
rijnummer in de aangegeven matrix. U voert de waarden
als een vector in. De waarden moeten door komma’s
worden gescheiden en het aantal waarden dient
hetzelfde te zijn als het aantal kolommen in de
matrixnaam.
ADDROW
naam;[waarde
1
,..., waarde
n
];rijnummer:
DELCOL Kolom Verwijderen. Verwijdert de aangegeven kolom uit
de aangegeven matrix.
DELCOL naam;kolomnummer:
DELROW Rij Verwijderen. Verwijdert de aangegeven rij uit de
aangegeven matrix.
DELROW naam;rijnummer:
EDITMAT Start de Matrix-editor en geeft de aangegeven matrix
weer. Als deze bij het programmeren wordt gebruikt,
keert u naar het programma terug als u op drukt.
EDITMAT naam:










