Operation Manual

Blz. 16-5
4 tot 6 en 6 tot 8, dus 8 in totaal met de frequenties in de kolomvector in het
stapelgeheugen, namelijk (in dit geval):
23, 22, 22, 17, 26, 15, 20, 33.
Dit betekent dat er 23 waarden zijn in de categorie [-8,-6], 22 in [-6,-4], 22
in [-4,-2], 17 in [-2,0], 26 in [0,2], 15 in [2,4], 20 in [4,6] en 33 in [6,8]. U
kunt ook controleren dat als u al deze waarden plus de uitbijters, 14 en 8
zoals hierboven weergegeven, bij elkaar optelt u het totale aantal elementen
in de steekproef krijgt, namelijk 200.
Gegevens in een functie y = f(x) plaatsen
Het programma 3. Fit data.., als optie 3 beschikbaar in het menu STAT, kan
gebruikt worden om lineaire, logaritmische, exponentiële en krachtfuncties in
gegevenssets te plaatsen (x,y) die worden opgeslagen in kolommen van de
ΣDAT matrix. Voor deze toepassing moet de ΣDAT-variable tenminste twee
kolommen bezitten.
Voorbeeld: een lineaire relatie plaatsen in de gegevens uit de tabel hieronder:
x y
0 0,5
1 2,3
2 3,6
3 6,7
4 7,2
5 11
Voer eerst de twee kolommen gegevens in de ΣDAT-variabele met de
Matrixschrijver en functie STOΣ.
Gebruik de volgende toetsencombinatie om het programma
3. Fit data..:
te activeren: ‚Ù˜˜@@@OK@@@. Het invoerscherm geeft de huidige
ΣDAT weer die al geladen is. Verander indien nodig het setup-scherm
naar de volgende parameters voor een lineaire plaatsing: