Operation Manual

Blz. 2-4
Druk een keer op ` om twee kopieën van de uitdrukking in het
stapelgeheugen op te slaan voor evaluatie. We evalueren eerst de uitdrukking
met de functie EVAL en vervolgens met de functie NUM: µ.
Deze uitdrukking is semi-symbolisch, omdat er onderdelen met zwevende
punten in de uitkomst staan, net als een 3. Daarna wijzigen we de locaties
van het stapelgeheugen [d.m.v. ] en evalueren we met de functie NUM,
bijv., ™…ï.
De laatste uitkomst is puur numeriek, zodat de twee resultaten in het
stapelgeheugen er anders uitzien, hoewel ze voor dezelfde uitdrukking staan.
Om te controleren of ze inderdaad hetzelfde zijn, trekken we de twee
waarden van elkaar af en evalueren we dit verschil met de functie EVAL: -
µ. De uitkomst is nul (0.).
Raadpleeg hoofdstuk 2 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine voor
meer informatie over het bewerken van wiskundige uitdrukkingen in het
beeldscherm of in het stapelgeheugen van de rekenmachine.
Algebraïsche uitdrukkingen maken
Algebraïsche uitdrukkingen omvatten niet alleen getallen, maar ook
variabelennamen. Als voorbeeld voeren we de volgende algebraïsche
uitdrukking in de rekenmachine in:
b
L
yR
R
x
L
2
12
+
+
+
We stellen de bedieningsmodus van de rekenmachine in op Algebraic, het
CAS op Exact en het beeldscherm op Textbook. Voer deze algebraïsche
uitdrukking in met de volgende toetsencombinaties:
³2*~l*R„Ü1+~„x/~r™/
„Ü~r+~„y™+2*~l/~„b
Druk op ` voor het volgende resultaat: