Operation Manual

Blz. 4-5
RE(z) : Reëel deel van een complex getal
IM(z) : Denkbeeldig deel van een complex getal
CR(z) : Scheid een complex getal in het reële en het denkbeeldige deel
RC(x,y) : Vormt het complexe getal (x,y) uit de reële getallen x en y
ABS(z) : Berekent de grootte van een complex getal.
ARG(z) : Berekent het argument van een complex getal.
SIGN(z) : Berekent een complex getal met eenheidgrootte als z/|z|.
NEG(z) : Wijzigt het merkteken van z
CONJ(z) : Produceert de complexe geconjugeerde grootheid van z
Hieronder volgen voorbeelden van toepassingen van deze functies in RECT-
coördinaten. Vergeet niet dat in de ALG-modus de functie voor het argument
moet staan, terwijl in de RPN-modus het argument eerst moet worden
ingevoerd en daarna de functie moet worden geselecteerd. Deze functies kunt
u ook als softmenulabels krijgen door de instelling van systeemvlag 117 te
wijzigen (zie hoofdstuk 2). [Opmerking: niet alle lijnen zullen zichtbaar zijn
wanneer u klaar bent met de oefeningen in de volgende afbeeldingen.]
Menu CMPLX via het toetsenbord
Er kan een tweede CMPLX-menu geactiveerd worden via de optie rechts-shift
samen met de toets 1, dus ‚ß. Als systeemvlag 117 is ingesteld op
CHOOSE-boxes , verschijnt het toetsenbordmenu CMPLX als volgt op het
scherm: