Operation Manual

Blz. 5-2
Druk nadat het object is aangemaakt op ` zodat het in het stapelgeheugen
wordt weergegeven (zowel de ALG- als RPN-modus worden weergegeven):
Eenvoudige handelingen met algebraïsche objecten
Algebraïsche objecten kunnen worden opgeteld, afgetrokken,
vermenigvuldigd, gedeeld (behalve door nul), tot een macht worden verheven,
als argumenten voor een aantal standaardfuncties worden gebruikt
(exponentieel, logaritme, trigonometrie, hyperbolisch, enz.), net als bij elk reël
of complex getal. Om de basishandelingen met algebraïsche objecten te laten
zien, maken we een aantal objecten, bijvoorbeeld ‘π*R^2’ en ‘g*t^2/4’, en
slaan we zo op in variabelen A1 en A2 (zie hoofdstuk 2 over het aanmaken
van variabelen en het opslaan van waarden in variabelen). Dit zijn de
toetsencombinaties voor het opslaan van variabelen A1 in de ALG-modus:
³„ì*~rQ2™K~a1`
Het resultaat:
De toetsencombinaties voor de RPN-modus zijn:
„ì~r`2Qx ~a1 K
Als u de variabele A2 heeft opgeslagen en op de toets heeft gedrukt, geeft
het scherm de variabelen als volgt weer: