Operation Manual

Blz. 9-21
Vervolgens wordt de bewerking van functies OBJ, LIST, ARRY en DROP
uitgevoerd aan de hand van enkele voorbeelden.
De functie OBJ
Deze functie ontleedt een object in zijn componenten. Indien het argument een
lijst is, geeft de functie OBJ een lijst met elementen weer in het
stapelgeheugen met het aantal elementen in stapelgeheugen 1, bijvoorbeeld:
{1,2,3} `„°@)TYPE! @OBJ@ resulteert in:
Indien de functie OBJ toegepast wordt op een vector, geeft die de elementen
weer van de vector in het stapelgeheugen, met het aantal elementen op niveau
1: tussen haakjes (een lijst). Het volgende voorbeeld illustreert deze toepassing:
[1,2,3] `„°@)TYPE! @OBJ@ resulteert in:
Indien we nu de OBJ functie nogmaals toepassen, wordt de lijst in het
stapelgeheugen op niveau 1:, {3.}, als volgt ontleed:
De functie LIST
Deze functie wordt gebruikt om een lijst aan te maken met de elementen van de
lijst en de lijstlengte en –grootte. In de RPN-modus zou de lijstgrootte, bijv. n,
moeten worden opgeslagen op niveau 1:. van het stapelgeheugen. De
elementen van de lijst zouden moeten worden opgeslagen op niveaus 2:, 3:,...,
n+1:.Om bijvoorbeeld de lijst {1, 2, 3} aan te maken, voert u het volgende in:
1` 2` 3` 3` „°@)TYPE! !LIST@.