Operation Manual

Blz. 13-13
In deze afbeelding beperken we ons tot het bepalen van de extreme punten
van de functie y = f(x) in het x-interval [a,b]. Binnen dit interval vinden we twee
punten x = x
m
en x = x
m
waarbij f’(x)=0. Het punt x = x
m
, waarbij f”(x)>0,
geeft een lokaal minimum weer terwijl het punt x = x
m
waarbij f”(x)<0 een
lokaal maximum weergeeft. Uit de grafiek van y = f(x) blijkt dat het absolute
maximum in het interval [a,b] zich bevindt op x = a en het absolute minimum
op x = b.
We kunnen de volgende invoer in de ALG-modus gebruiken om bijvoorbeeld te
bepalen waar de kritieke punten van de functie 'X^3-4*X^2-11*X+30' zich
bevinden.
We vinden twee kritieke punten, een bij X = 11/3 en een bij X = -1. Gebruik
om de tweede afgeleide voor ieder punt te evalueren: