User manual

Tips voor het werken met cartridges
Gebruik de volgende tips om met cartridges te werken:
Schakel de printer altijd uit met behulp van de aan-uitknop om de cartridges te beschermen tegen
uitdrogen.
Open de inktcartridges niet, en verwijder de beschermkap niet tot u de inktcartridge kunt installeren. Door
de tape op de inktcartridge te houden voorkomt u dat de inkt verdampt.
Plaats de cartridges in de juiste sleuven. Controleer of de kleur van de cartridge overeenkomt met de kleur
van de cartridgevergrendeling. Zorg ervoor dat beide cartridges op hun plaats klikken.
Lijn de inktcartridges uit voor een optimale afdrukkwaliteit. Zie Problemen met afdrukken op pagina 90
voor meer informatie.
Als het scherm Geschatte cartridgeniveaus in de app HP Smart of het scherm Geschatte niveaus in de
printersoftware aangeeft dat een of beide cartridges bijna leeg zijn, overweegt u dan om vervangende
cartridges aan te schaen om afdrukvertragingen te voorkomen. U hoeft de inktcartridges niet te
vervangen voor de afdrukkwaliteit onaanvaardbaar wordt. Zie Vervang de cartridges op pagina 59 voor
meer informatie.
Als u een cartridge verwijdert, moet u deze zo snel mogelijk vervangen. Als een cartridge onbeschermd
zich buiten de printer bevindt, kunnen de sproeiers uitdrogen en verstopt raken.
Cartridges kunnen gedurende een langere tijd in de printer worden gelaten. Om de toestand van de
cartridge echter optimaal te houden, moet u de printer op de juiste wijze uitschakelen als de printer niet in
gebruik is.
Druk op (de Aan/uit-knop) om de printer uit te zetten. Wacht tot het lampje uitgaat voor u de stekker
loskoppelt of een wandschakelaar omzet.
VOORZICHTIG: Als u de printer verkeerd uitschakelt, wordt de wagen met de printcartridges mogelijk niet
op de juiste positie teruggezet. Dit kan problemen met de printcartridges en de afdrukkwaliteit
veroorzaken.
NLWW Tips voor het werken met cartridges 63