LASERJET PRO MFP Gebruikershandleiding 2 M521
HP LaserJet Pro MFP M521 Gebruikershandleiding
Copyright en licentie Handelsmerken © 2014 Copyright Hewlett-Packard Development Company, L.P. Adobe®, Acrobat® en PostScript® zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Verveelvoudiging, bewerking en vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming zijn verboden, behalve zoals toegestaan door het auteursrecht. De informatie in dit document kan zonder vooraankondiging worden gewijzigd.
Inhoudsopgave 1 Inleiding ........................................................................................................................... 1 Productvergelijking ................................................................................................................... 2 Productweergaven ................................................................................................................... 4 Vooraanzicht van apparaat ............................................................
De instelling Vrijwel leeg in- of uitschakelen ................................................................ 29 Zelfreparatie-onderdelen voor de klant ..................................................................................... 31 Accessoires ........................................................................................................................... 33 Tonercartridge ...................................................................................................................
Een afdruktaak annuleren (Windows) ........................................................................ 72 Afdruktaken (Mac OS X) ......................................................................................................... 73 Een afdrukvoorinstelling gebruiken (Mac OS X) .......................................................... 73 Een afdrukvoorinstelling maken (Mac OS X) ............................................................... 73 Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X) ......
Scannen naar een USB-flashstation ......................................................................................... 102 Stel de map voor scannen naar netwerk en scannen naar e-mail in ............................................ 103 De functie Scannen naar netwerkmap configureren ................................................... 103 De functie Scannen naar e-mail configureren ............................................................ 103 Scannen naar een netwerkmap ..............................
Specifieke belsignalen instellen ............................................................................... 125 Inkomende faxen automatisch verkleinen .................................................................. 125 Instellingen voor het opnieuw afdrukken van faxen configureren ................................. 126 Het volume van de faxgeluiden instellen ...................................................................
HP Wireless Direct-afdrukken instellen .................................................................................... 145 Toepassingen van HP Webservices gebruiken ......................................................................... 146 IP-netwerkinstellingen configureren ......................................................................................... 147 Disclaimer voor printer delen ..................................................................................
Het apparaat pakt meerdere vellen papier op. ......................................................... 168 Het papier in de documentinvoer loopt vast of scheef of er worden meerdere vellen tegelijk doorgevoerd ............................................................................................. 169 Papierstoringen in de lades voorkomen .................................................................... 169 Storingen verhelpen .........................................................................
Faxapparaat van de afzender controleren ................................................................ 202 Het apparaat drukt niet of langzaam af .................................................................................. 203 Het apparaat drukt niet af ...................................................................................... 203 Het apparaat drukt langzaam af .............................................................................
De fax reageert niet ................................................................................ 219 De fax heeft een eigen telefoonlijn ............................................ 219 Er is een antwoordapparaat op het apparaat aangesloten ........... 219 De instelling Antwoordmodus is ingesteld op Handmatig. ............. 220 Voicemail is beschikbaar op de faxlijn ....................................... 220 Het apparaat is verbonden met een DSL-telefoondienst ................
Er kunnen geen computers meer worden aangesloten op het draadloos apparaat ......... 232 De verbinding van het draadloos apparaat wordt verbroken wanneer er verbinding wordt gemaakt met een virtueel privénetwerk. .......................................................... 232 Het netwerk wordt niet weergegeven in de lijst met draadloze netwerken .................... 232 Het draadloos netwerk functioneert niet ...................................................................
1 NLWW Inleiding ● Productvergelijking ● Productweergaven ● Bedieningspaneel ● Apparaatrapporten afdrukken 1
Productvergelijking Papierverwerking M521dn M521dw A8P79A A8P80A Lade 1 (100 vel) Lade 2 (500 vel) Optionele lade 3 (500 vel) Standaarduitvoerbak (250 vel) Achterste uitvoerbak (50 vel) Automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplex) Ondersteunde besturingssystemen Windows XP 32-bits, Service Pack 2 en hoger Windows Vista, 32-bits en 64bits Windows 7, 32-bits en 64-bits Windows 2003 Server (32-bits, Service Pack 1 of hoger), alleen print- en scandrivers Windows 2008 Server (32-bits, 64-bits en R2), alle
Kopie M521dn M521dw A8P79A A8P80A Kopieert met maximaal 20 ppm Kopieert met 300 dots per inch (dpi) De documentinvoer heeft een capaciteit van maximaal 50 pagina's en ondersteunt paginaformaten van 127 tot 356 mm lang en 127 tot 216 mm breed Flatbedscanner met ondersteuning voor paginaformaten van maximaal 297 mm lang en maximaal 215 mm breed.
Productweergaven ● Vooraanzicht van apparaat ● Achteraanzicht van apparaat ● Interfacepoorten ● Locatie van serienummer en modelnummer Vooraanzicht van apparaat 1 2 12 11 3 10 9 4 8 7 2 5 6 4 1 Automatische documentinvoer 2 Uitvoerbak documentinvoer 3 USB-poort voor direct afdrukken en scannen zonder computer 4 Bedieningspaneel met grafisch kleurenaanraakscherm 5 Aan-uitknop 6 Optionele lade 3 7 Lade 2 8 Lade 1 9 Ontgrendelknop van de voorklep (toegang tot de tonercartrid
Achteraanzicht van apparaat 1 2 4 3 NLWW 1 Achterklep en uitvoerbak afdrukzijde omhoog (toegang om storingen te verhelpen) 2 Stofklep voor lade 2 (voor het afdrukken op legal-papierformaat) 3 Netsnoeraansluiting 4 I/O-poorten en beveiligingsslot Productweergaven 5
Interfacepoorten 1 2 3 4 5 6 1 Sleuf voor kabelslot 2 Ethernetpoort (RJ-45) voor LAN (Local Area Network) 3 Snelle USB 2.
Locatie van serienummer en modelnummer Het modelnummer en het serienummer staan op een identificatielabel op de achterzijde van het apparaat. Ze staan ook op de binnenkant van de voorklep. Het serienummer bevat informatie over land/regio van herkomst, apparaatversie, productiecode en het productienummer van het apparaat.
Bedieningspaneel ● Indeling van het bedieningspaneel ● Beginscherm bedieningspaneel ● Help-systeem op het bedieningspaneel Indeling van het bedieningspaneel 1 Aanraakscherm Biedt toegang tot apparaatfuncties en geeft de huidige apparaatstatus aan 2 Help-knop en -lampje Biedt toegang tot het Help-systeem op het bedieningspaneel 3 Pijl naar rechts en lampje Beweegt de cursor naar rechts of brengt u naar het volgende scherm OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige
9 Pijl naar links en lampje Beweegt de cursor naar links OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm kan worden gebruikt. 10 Beginscherm-knop en -lampje Brengt u naar het beginscherm OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm kan worden gebruikt. Beginscherm bedieningspaneel Het beginscherm biedt toegang tot apparaatfuncties en geeft de huidige apparaatstatus weer.
6 Knop Benodigdheden Biedt informatie over de status van benodigdheden. Op het scherm voor benodigdheden kunt u de pagina Status benodigdheden afdrukken. 7 Knop Fax Biedt toegang tot de Fax-functie 8 Knop Apps Biedt toegang tot het menu Apps om direct af te drukken vanuit webtoepassingen die u hebt gedownload vanaf de HP ePrintCenter-website op www.hpeprintcenter.com 9 Apparaatstatus Geeft aan dat het apparaat gereed is of een taak verwerkt.
Apparaatrapporten afdrukken Vanuit het menu Rapporten kunt u verschillende informatieve pagina's over het apparaat afdrukken. NLWW 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak de knop Rapporten aan. 3. Ga naar het rapport dat u wilt afdrukken. aan. Menu-item Omschrijving Demopagina Een pagina afdrukken ter illustratie van de afdrukkwaliteit Menustructuur Drukt een schema af van de menustructuur van het bedieningspaneel.
12 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
2 NLWW Papierladen ● Ondersteunde papierformaten ● Ondersteunde papiersoorten ● Lade 1 ● Lade 2 en optionele lade 3 ● Gebruik van de opties voor papieruitvoer 13
Ondersteunde papierformaten OPMERKING: Voor de beste resultaten selecteert u het juiste papierformaat en de juiste papiersoort in de printerdriver voordat u gaat afdrukken.
Tabel 2-1 Ondersteunde papierformaten (vervolg) Formaat en afmetingen Lade 1 Lade 2 en de optionele laden voor 500 vel Automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplex) Aangepast 105 x 148 mm tot 216 x 356 mm Aangepast 210 x 280 mm tot 216 x 356 mm Envelop #10 105 x 241 mm DL-envelop 110 x 220 mm C5-envelop 162 x 229 mm B5-envelop 176 x 250 mm Envelop Monarch 98 x 191 mm NLWW Ondersteunde papierformaten 15
Ondersteunde papiersoorten Ga naar www.hp.com/support/ljmfpM521series voor een compleet overzicht van specifieke HPpapiersoorten die dit apparaat ondersteunt. OPMERKING: Voor de beste resultaten selecteert u het juiste papierformaat en de juiste papiersoort in de printerdriver voordat u gaat afdrukken.
Lade 1 ● Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier ● Lade 1 vullen Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier Plaats niet te veel papier in de laden om storingen te voorkomen. Let erop dat de bovenkant van de stapel niet boven de indicator voor de maximale hoogte uitkomt. Vul de lade tot minder dan de helft van de indicatoren bij kort/smal of zwaar/glanzend papier.
Lade 1 vullen 18 1. Open lade 1. 2. Trek de papiersteun naar buiten en klap het verlengstuk open.
3. Plaats het papier in de lade. Let erop dat het papier onder de tabs past en niet boven de maximale papier hoogte-indicator komt 4. Stel de zijgeleiders zo in dat deze de stapel papier licht raken zonder dat het papier buigt.
Lade 2 en optionele lade 3 ● Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier ● Vul lade 2 en de optionele lade 3 Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier Plaats niet te veel papier in de laden om storingen te voorkomen. Let erop dat de bovenkant van de stapel niet boven de indicator voor de maximale hoogte uitkomt. Vul de lade tot minder dan de helft van de indicatoren bij kort/smal of zwaar/glanzend papier.
Vul lade 2 en de optionele lade 3 OPMERKING: De procedure voor het plaatsen van papier is voor lade 3 hetzelfde als voor lade 2. Hier wordt alleen lade 2 weergegeven. 1. Trek de lade uit en iets omhoog om de lade volledig uit het apparaat te verwijderen. 2. Knijp de ontgrendeling van de linkerpapiergeleider in en schuif de zijgeleiders tot op het gewenste papierformaat. 3. Knijp de ontgrendeling van de achterste papiergeleider in en schuif deze tot het gewenste papierformaat.
4. Plaats het papier in de lade. Let erop dat de stapel papier in alle vier hoeken plat ligt en dat de bovenzijde van de stapel niet boven de maximale papierhoogte-indicator uitkomt. 5. Schuif de lade volledig terug in het apparaat.
Gebruik van de opties voor papieruitvoer Afdrukken naar de standaarduitvoerbak In de standaarduitvoerbak wordt het papier in de juiste volgorde verzameld met de voorzijde omlaag. Gebruik deze bak voor de meeste afdruktaken, inclusief transparanten. Zorg ervoor dat de achterste uitvoerbak is gesloten als u de standaarduitvoerbak gebruikt. Ter voorkoming van storingen mag de achterste uitvoerbak tijdens het afdrukken niet worden geopend of gesloten.
OPMERKING: Wanneer de achterste uitvoerbak wordt geopend, zijn de duplexeenheid en de bovenste uitvoerbak niet beschikbaar. Ter voorkoming van storingen mag de achterste uitvoerbak tijdens het afdrukken niet worden geopend of gesloten.
3 NLWW Onderdelen, benodigdheden en accessoires ● Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen ● Beleid van HP ten aanzien van benodigdheden van derden ● Anti-namaakwebsite van HP ● Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt ● Zelfreparatie-onderdelen voor de klant ● Accessoires ● Tonercartridge 25
Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen 26 Originele HP tonercartridges en papier www.hp.com/go/suresupply Originele onderdelen of accessoires van HP bestellen www.hp.com/buy/parts Bestellen via service- of ondersteuningsproviders Neem contact op met een erkend service- of ondersteuningspunt van HP.
Beleid van HP ten aanzien van benodigdheden van derden Hewlett-Packard Company raadt het gebruik af van nieuwe of opnieuw gevulde tonercartridges die niet afkomstig zijn van HP. OPMERKING: het gebruik van tonercartridges die niet van HP zijn, of het gebruik van nagevulde tonercartridges in printerproducten van HP heeft geen invloed op de garantie die aan de klant is gegeven of op ondersteuningsovereenkomsten van HP die met de klant zijn afgesloten.
Anti-namaakwebsite van HP Ga naar www.hp.com/go/anticounterfeit als u een tonercartridge van HP heeft geïnstalleerd en er op het bedieningspaneel een melding wordt weergegeven dat de cartridge niet van HP is. HP helpt u te bepalen of de desbetreffende cartridge een echt HP-product is en stappen te ondernemen om het probleem op te lossen.
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt Zwarte cartridge bijna leeg: Het apparaat geeft aan wanneer een tonercartridge vrijwel leeg is. De werkelijke resterende levensduur van een tonercartridge kan afwijken. Zorg dat u een vervangende tonercartridge heeft die u kunt plaatsen wanneer de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. De tonercartridge hoeft nu nog niet te worden vervangen.
Wanneer de optie Stoppen/Vervangen is ingesteld op het apparaat, bestaat het risico dat faxen niet worden afgedrukt nadat de nieuwe cartridge is geïnstalleerd. Dit gebeurt wanneer het apparaat toen het was uitgeschakeld meer faxen heeft ontvangen dan in het geheugen passen. Wanneer de optie Prompt is ingesteld op het apparaat, bestaat het risico dat faxen niet worden afgedrukt nadat de nieuwe cartridge is geïnstalleerd.
Zelfreparatie-onderdelen voor de klant De volgende onderdelen voor zelfreparatie zijn beschikbaar voor uw apparaat. ● Onderdelen die zijn gemarkeerd met Verplicht, kunnen door de klant zelf worden geïnstalleerd. U kunt de reparatie ook laten uitvoeren door servicemedewerkers van HP maar dan worden kosten in rekening gebracht. Voor deze onderdelen wordt onder uw HP-productgarantie geen ondersteuning ter plekke of reparatie in de werkplaats aangeboden.
Tabel 3-1 Zelfreparatie-onderdelen voor de klant (vervolg) 32 Artikel Omschrijving Instructies voor zelf vervangen Nummer Netsnoer 110 V - 10 A Vervangend netsnoer - Brazilië Verplicht 8121-1071 Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer Argentinië Verplicht 8121-0729 Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer - ZuidAmerika/Chili/Peru Verplicht 8121-0735 Netsnoer 220 / 110 V Vervangend netsnoer - Thailand/ Filipijnen Verplicht 8121-0734 Netsnoer 110 V - 10 A Vervangend netsnoer – Saoedi
Accessoires NLWW Artikel Omschrijving Onderdeelnummer Optionele lade voor 500 vel en invoereenheid Optionele lade om de papiercapaciteit te vergroten. CE530A MFP-standaard Een kast met opslagruimte waar het apparaat op kan worden gezet.
Tonercartridge ● Afbeelding van tonercartridge ● Informatie over tonercartridges ● De tonercartridge vervangen Afbeelding van tonercartridge 2 3 1 1 Afbeeldingsdrum VOORZICHTIG: raken. 34 Raak de pendel of het oppervlak van de roller niet aan. Als u dit doet, kan de cartridge beschadigd 2 Geheugenchip 3 Treklipje van de beschermingstape.
Informatie over tonercartridges Capaciteit Cartridgenummer Nummer Zwarte tonercartridge met standaardcapaciteit 55A CE255A Zwarte tonercartridge met hoge capaciteit 55X CE255X Meer informatie over benodigdheden vindt u op www.hp.com/go/learnaboutsupplies. De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga voor de meest recente informatie over benodigdheden naar www.hp.com/support/ljmfpM521series.
De tonercartridge vervangen VOORZICHTIG: Als er toner op uw kleding komt, veegt u dit af met een droge doek en wast u de kleding in koud water. Met warm water wordt de toner in de stof opgenomen. OPMERKING: Op de verpakking van de tonercartridge vindt u informatie over hergebruik van gebruikte cartridges. 1. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep. 2 2. Open de voorste klep.
3. Verwijder de gebruikte tonercartridge uit het apparaat. 1 2 4. Neem de nieuwe tonercartridge uit de zak. Plaats de gebruikte tonercartridge in de zak voor recycling. 5. Pak de voor- en achterzijde van de printcartridge vast en verspreid de toner door de tonercartridge voorzichtig vijf of zes keer heen en weer te schudden. VOORZICHTIG: Raak de sluiter en het oppervlak van de rol niet aan. 6. Verwijder de verpakkingstape van de nieuwe tonercartridge.
7. Lijn de tonercartridge uit met de sporen in het apparaat en druk de tonercartridge stevig op zijn plaats. 1 2 8. Sluit de voorklep.
4 NLWW Afdrukken ● Ondersteunde printerdrivers (Windows) ● Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows) ● Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X) ● Afdruktaken (Windows) ● Afdruktaken (Mac OS X) ● Afdrukken van archiefkwaliteit maken ● HP ePrint gebruiken ● AirPrint gebruiken ● Direct afdrukken via USB 39
Ondersteunde printerdrivers (Windows) U krijgt toegang tot het afdruksysteem van het apparaat via printerdrivers. De volgende printerdrivers zijn beschikbaar op www.hp.com/go/ljmfpM521series_software. HP PCL 6-driver HP UPD PS-driver HP UPD PCL 5 HP UPD PCL 6 ● Meegeleverd als de standaarddriver op de installatie-cd. Deze driver wordt automatisch geïnstalleerd, tenzij u een andere driver selecteert.
bewezen. Ook is de driver grondig getest en gebruikt in combinatie met veel verschillende softwareprogramma's. Het betreft een krachtige oplossing die gelijkmatig presteert. De HP UPD communiceert rechtstreeks met elk HP-product, verzamelt configuratiegegevens en past vervolgens de gebruikersinterface aan om zo de unieke, beschikbare functies van het product weer te geven. De UPD schakelt automatisch functies in die voor het product beschikbaar zijn.
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows) ● Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak ● De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten ● De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen ● De configuratie-instellingen van het product wijzigen Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak Wijzigingen die u in de afdrukinstellingen aanbrengt, hebben prioriteit afhankelijk van waar de wijzigingen zijn aangebracht: OPMERKING: Namen van
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen 1. Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen vanuit de standaardweergave van het menu Start): klik op Start en vervolgens op Printers en faxapparaten. Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen vanuit de klassieke weergave van het menu Start): klik op Start, Instellingen en vervolgens op Printers.
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X) ● Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak ● De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten ● De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen ● De configuratie-instellingen van het product wijzigen Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak Wijzigingen die u in de afdrukinstellingen aanbrengt, hebben prioriteit afhankelijk van waar de wijzigingen zijn aangebracht: OPMERKING: Namen van
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen 1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken. 2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer. 3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de vervolgkeuzelijst van het menu en open vervolgens het menu waarvoor u de afdrukinstellingen wilt wijzigen. 4. Selecteer voor elk menu de afdrukinstellingen die u wilt opslaan, zodat u deze opnieuw kunt gebruiken. 5.
Afdruktaken (Windows) ● Een afdruksnelkoppeling gebruiken (Windows) ● Een afdruksnelkoppeling maken (Windows) ● Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows) ● Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Windows) ● Meerdere pagina's per vel afdrukken (Windows) ● De afdrukrichting selecteren (Windows) ● De papiersoort selecteren (Windows) ● De eerste of laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows) ● De schaal van een document aanpassen aan het papierformaat (Windows) ● Een brochure maken (Windo
3. Klik op het tabblad Snelkoppelingen. 4. Selecteer een van de snelkoppelingen. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. OPMERKING: Wanneer u een snelkoppeling selecteert, worden de bijbehorende instellingen op de overige tabbladen in de printerdriver gewijzigd. 5. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
Een afdruksnelkoppeling maken (Windows) 1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op de knop Eigenschappen of Voorkeuren. 3. Klik op het tabblad Snelkoppelingen. 4. Selecteer een bestaande snelkoppeling als basis. OPMERKING: Selecteer altijd eerst een snelkoppeling voordat u een van de instellingen aan de rechterkant van het scherm aanpast.
5. Selecteer de afdrukopties voor de nieuwe snelkoppeling. 6. Klik op de knop Opslaan als.
50 7. Geef een naam op voor de snelkoppeling en klik vervolgens op de knop OK. 8. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows) De volgende papierformaten voor automatisch dubbelzijdig afdrukken worden door het apparaat ondersteund: ● Letter ● Legal ● A4 ● 8,5 x 13 De volgende papiersoorten voor automatisch dubbelzijdig afdrukken worden door het apparaat ondersteund: ● Niet opgegeven ● Gewoon ● HP EcoSMART Lite ● Licht 60-74 g ● Middengewicht 96–110 g ● Briefhoofd ● Voorbedrukt ● Geperforeerd ● Kleur ● Bankpost ● Kringloop Kies bij andere papiersoorten of -fo
52 3. Klik op het tabblad Afwerking. 4. Vink het vakje Dubbelzijdig afdrukken aan. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. 5. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Windows) Kies bij papiersoorten of -formaten die niet door de automatische tweezijdige functie worden ondersteund voor handmatig tweezijdig afdrukken. Als u deze optie wilt gebruiken, dient u het apparaat voor handmatig tweezijdig afdrukken te configureren. De eerste vijf stappen van de volgende taak hoeven slechts eenmaal te worden uitgevoerd. Hierna kunt u handmatig tweezijdig afdrukken door te beginnen bij stap 6. 1.
54 6. Plaats het papier voor uw document in lade 1. 7. Selecteer Afdrukken in het programma. 8. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren. 9. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
10. Selecteer het gewenste papierformaat voor uw document en de papiersoort die u gebruikt. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papierbron de optie Handmatige invoer in lade 1. 11. Klik op het tabblad Afwerking. 12. Schakel het selectievakje Dubbelzijdig afdrukken in. Klik op OK om de eerste zijde van de taak af te drukken.
13. Haal de bedrukte stapel uit de uitvoerbak en plaats die met de bedrukte zijde omlaag in lade 1. OPMERKING: Draai de pagina's niet om. 14. Raak, wanneer u hierom wordt gevraagd, de desbetreffende knop op het bedieningspaneel aan om door te gaan.
Meerdere pagina's per vel afdrukken (Windows) 1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren. 3. Klik op het tabblad Afwerking. 4. Selecteer het aantal pagina's per vel in het vervolgkeuzemenu Pagina's per vel.
58 5. Selecteer de juiste opties voor Paginaranden afdrukken, Paginavolgorde en Afdrukrichting. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. 6. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
De afdrukrichting selecteren (Windows) 1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op de knop Eigenschappen of Voorkeuren. 3. Klik op het tabblad Afwerking.
4. Selecteer in het gebied Afdrukrichting de optie Staand of Liggend. Als u het paginabeeld ondersteboven wilt afdrukken, selecteert u 180 graden draaien. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. 5. 60 Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
De papiersoort selecteren (Windows) 1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op de knop Eigenschappen of Voorkeuren. 3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit. 4. Klik in de vervolgkeuzelijst Papiersoort op Meer....
62 5. Vouw de lijst Type is: uit. 6. Vouw de categorie met papiersoorten uit die het best overeenkomt met het papier dat u gebruikt.
7. Selecteer de papiersoort die u gebruikt en klik vervolgens op de knop OK. 8. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
De eerste of laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows) 64 1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren. 3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit. 4. klik in het gedeelte Speciale pagina's op de optie Pagina's op ander papier afdrukken en vervolgens op de knop Instellingen.
5. Selecteer in het gebied Pagina's in document de optie Eerste of Laatste. 6. Selecteer de juiste opties in de vervolgkeuzelijsten Papierbron en Papiersoort. Klik op de knop Toevoegen. 7. Als u zowel de eerste als de laatste pagina op ander papier wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 en selecteert u de opties voor de andere pagina.
66 8. Klik op de knop OK. 9. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
De schaal van een document aanpassen aan het papierformaat (Windows) 1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op de knop Eigenschappen of Voorkeuren. 3. Klik op het tabblad Effecten.
4. Selecteer de optie Document afdrukken op en selecteer vervolgens een formaat in de vervolgkeuzelijst. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. 5. 68 Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
Een brochure maken (Windows) 1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaaten klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren. 3. Klik op het tabblad Afwerking. 4. Schakel het selectievakje Dubbelzijdig afdrukken in.
5. Klik in de vervolgkeuzelijst Brochurelay-out op de optie Links binden of Rechts binden. De optie Pagina's per vel wordt automatisch gewijzigd in 2 pagina's per vel. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. 6. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken. Het papierformaat selecteren (Windows) 1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma. 2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren. 3.
4. Klik op de knop Aangepast. 5. Voer een naam voor het aangepaste formaat in en geef de afmetingen op. ● De breedte is de korte zijde van het papier. ● De lengte is de lange zijde van het papier. 6. Klik op de knop Opslaan en dan op de knop Sluiten. 7. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken. Watermerken afdrukken (Windows) 1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma. 2.
Een afdruktaak annuleren (Windows) 1. Als er een taak wordt afgedrukt, kunt u deze onderbreken door op Annuleren bedieningspaneel van het apparaat. te drukken op het OPMERKING: Als de afdruktaak zich al te ver in het afdrukproces bevindt, kan deze mogelijk niet meer worden geannuleerd. OPMERKING: Als u op Annuleren drukt, wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt, gewist.
Afdruktaken (Mac OS X) ● Een afdrukvoorinstelling gebruiken (Mac OS X) ● Een afdrukvoorinstelling maken (Mac OS X) ● Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X) ● Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X) ● Meerdere pagina's per vel afdrukken (Mac OS X) ● De afdrukrichting selecteren (Mac OS X) ● De papiersoort selecteren (Mac OS X) ● Een voorblad afdrukken (Mac OS X) ● Een document aanpassen aan paginagrootte (Mac OS X) ● Een brochure maken (Mac OS X) ● Het papierformaat selecteren
4. Selecteer voor elk menu de afdrukinstellingen die u wilt opslaan, zodat u deze opnieuw kunt gebruiken. 5. Klik in het menu Voorinstellingen op de optie Opslaan als... en typ een naam voor de voorinstelling. 6. Klik op de knop OK.
4. Selecteer een bindoptie in de vervolgkeuzelijst Tweezijdig. 5. Klik op de knop Afdrukken. Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X) 1. Klik op het menu Bestand en daarna op de optie Afdrukken. 2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer. 3. De printerdriver toont standaard het menu Aantal en pagina's. Open de vervolgkeuzelijst en klik op het menu Handmatige duplex. 4. Klik op het vak Handmatige duplex en selecteer een bindoptie. 5. Klik op de knop Afdrukken. 6.
4. Klik op het pictogram dat de afdrukrichting vertegenwoordigt die u wilt gebruiken, en klik vervolgens op de knop OK. 5. Klik op de knop Afdrukken. De papiersoort selecteren (Mac OS X) 1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken. 2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer. 3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Afwerking. 4.
Een brochure maken (Mac OS X) 1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken. 2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer. 3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Lay-out. 4. Selecteer een bindoptie in de vervolgkeuzelijst Tweezijdig. 5. Open de vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Brochure afdrukken. 6.
4. Selecteer in het menu Modus de optie Watermerk. 5. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's of u het watermerk wilt afdrukken op alle pagina's of alleen op de eerste pagina. 6. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Tekst een van de standaardberichten of selecteer de optie Aangepast en typ in het vak een nieuw bericht. 7. Selecteer opties voor de overige instellingen. 8. Klik op de knop Afdrukken. Een afdruktaak annuleren (Mac OS X) 1.
Afdrukken van archiefkwaliteit maken Met archiefafdrukken wordt uitvoer geproduceerd die minder vatbaar is voor tonervegen en stofdeeltjes. Gebruik archiefafdrukken om documenten te maken die u wilt bewaren of archiveren OPMERKING: Afdrukken met archiefkwaliteit wordt gedaan door de temperatuur van de fuser te verhogen. Vanwege de hogere temperaturen wordt er op halve snelheid afgedrukt om schade te voorkomen. NLWW 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2.
HP ePrint gebruiken Gebruik HP ePrint om documenten af te drukken door ze als e-mailbijlage vanaf een willekeurig apparaat met een e-mailfunctie naar het e-mailadres van het apparaat te sturen. OPMERKING: Het apparaat moet op een bekabeld of draadloos netwerk zijn aangesloten en over een internetverbinding beschikken om HP ePrint te gebruiken. 1. Om HP ePrint te gebruiken, moet u eerst HP-webservices inschakelen. a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Webservices b.
AirPrint gebruiken Direct afdrukken met AirPrint van Apple wordt ondersteund op iOS 4.2 en later. Gebruik AirPrint om direct op het apparaat af te drukken vanaf een iPad (iOS 4.2), iPhone (3GS of later), of iPod touch (derde generatie of later) in de volgende toepassingen: ● Mail ● Foto's ● Safari ● Selecteer externe toepassingen. Om AirPrint te gebruiken, moet het apparaat zijn verbonden met een netwerk.
Direct afdrukken via USB 1. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat. 2 2. 82 Het menu USB-flashdrive wordt geopend. Raak de pijknoppen aan om door de opties te bladeren. ● Docum. afdrukken ● Foto's bekijken en afdr. ● Scan naar USB-station 3. Om een document af te drukken, raakt u het scherm Docum. afdrukken aan en vervolgens de naam van de map op het USB-station waarin het document is opgeslagen.
5 NLWW Kopiëren ● Nieuwe standaardinstellingen voor kopiëren instellen ● Standaardinstellingen voor kopiëren herstellen ● Eén kopie maken ● Meerdere kopieën maken ● Een origineel met meerdere pagina's kopiëren ● Identiteitsbewijzen kopiëren ● Een kopieertaak sorteren ● Dubbelzijdig kopiëren (duplex) ● Kopieën vergroten of verkleinen ● Kopieerkwaliteit optimaliseren ● De helderheid of donkerte voor kopieën aanpassen ● Kopiëren in conceptmodus ● Het papierformaat en de papiersoort
Nieuwe standaardinstellingen voor kopiëren instellen U kunt elke combinatie kopieerinstellingen opslaan om als standaardinstellingen te gebruiken voor elke taak. 84 1. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan. 2. Raak de knop Instellingen aan. 3. Pas de kopieerinstellingen aan uw wensen aan en blader vervolgens naar de knop Inst. als nwe standaard en raak deze aan. 4. Raak de knop Ja aan.
Standaardinstellingen voor kopiëren herstellen Gebruik deze procedure om de standaardinstellingen voor kopiëren te herstellen. NLWW 1. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan. 2. Raak de knop Instellingen aan. 3. Ga naar de knop Standaardwaarden en raak deze aan. 4. Raak de knop OK aan om de standaardinstellingen te herstellen.
Eén kopie maken 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. OPMERKING: Als er zich gelijktijdig documenten in de documentinvoer en op de glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het document in de documentinvoer en niet dat op de glasplaat. 86 2. Als u het document in de documenttoevoer hebt geplaatst, stel de geleiders dan bij zodat ze stevig tegen het papier aan zitten. 3. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Kopie aan. 4.
Meerdere kopieën maken 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. OPMERKING: Als er zich gelijktijdig documenten in de documentinvoer en op de glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het document in de documentinvoer en niet dat op de glasplaat. 2. Als u het document in de documenttoevoer hebt geplaatst, stel de geleiders dan bij zodat ze stevig tegen het papier aan zitten. 3. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Kopie aan. 4.
Een origineel met meerdere pagina's kopiëren 88 1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de documentinvoer. 2. Schuif de geleiders goed tegen het papier aan. 3. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan. 4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het kopiëren te starten.
Identiteitsbewijzen kopiëren Met de functie Id's kopiëren kunt u beide kanten van een identiteitsbewijs of kleine documenten afdrukken op één vel papier. Het apparaat vraagt u de eerste zijde te kopiëren en vervolgens de tweede zijde op een ander gedeelte van de scannerglasplaat te plaatsen om de volgende kopie te maken. Beide afbeeldingen worden tegelijk afgedrukt. 1. Leg het document op de scannerglasplaat. 2. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan. 3. Raak de knop Id's kopiëren aan. 4.
Een kopieertaak sorteren 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. OPMERKING: Als er zich gelijktijdig documenten in de documentinvoer en op de glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het document in de documentinvoer en niet dat op de glasplaat. 90 2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Kopie aan. 3. Raak de knop Instellingen aan, blader vervolgens naar de knop Sortering en raak deze aan.
Dubbelzijdig kopiëren (duplex) Automatisch dubbelzijdig kopiëren 1. Plaats de originele documenten in de documentinvoer met de afdrukkant van de eerste pagina omhoog en met de bovenkant van de pagina als eerste. 2. Stel de papiergeleiders in op het documentformaat. 3. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Kopie aan. 4. Raak de knop Instellingen aan. 5. Ga naar de knop Tweezijdig en raak deze aan. 6.
Handmatig dubbelzijdig kopiëren 92 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner met de afdrukzijde naar beneden en de linkerbovenhoek van de pagina in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Sluit de scannerklep. 2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Kopie aan. 3. Raak de knop Instellingen aan. 4. Ga naar de knop Tweezijdig en raak deze aan. 5. Raak de pijlknoppen aan om door de opties te bladeren en raak vervolgens een optie aan om deze te selecteren. 6.
Kopieën vergroten of verkleinen 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. OPMERKING: Als er zich gelijktijdig documenten in de documentinvoer en op de glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het document in de documentinvoer en niet dat op de glasplaat. 2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Kopie aan. 3. Raak de knop Instellingen en vervolgens de knop Verkl./vergr. aan.
Kopieerkwaliteit optimaliseren De volgende instellingen voor kopieerkwaliteit zijn beschikbaar: 94 ● Aut. selectie: Gebruik deze instelling als u de kwaliteit van de kopie niet erg belangrijk vindt. Dit is de standaardinstelling. ● Gemengd: Gebruik deze instelling voor documenten met zowel tekst als afbeeldingen. ● Tekst: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk tekst bestaan. ● Afbeelding: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk afbeeldingen bestaan. 1.
De helderheid of donkerte voor kopieën aanpassen 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. 2. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan. 3. Raak de knop Instellingen aan. 4. Raak de knop Lichter/donkerder aan. 5. Raak de knop + of - aan als u de instelling wilt aanpassen en raak vervolgens de knop OK aan. 6. Raak de knop Kopiëren starten aan om het kopiëren te starten.
Kopiëren in conceptmodus Door de conceptmodus te gebruiken, verbruikt u minder toner. Het gebruik van de conceptmodus kan echter ook leiden tot een lagere afdrukkwaliteit. HP raadt u niet aan de conceptmodus continu te gebruiken. Als de conceptmodus voortdurend wordt gebruikt, is het mogelijk dat de toner langer meegaat dan de mechanische onderdelen van de tonercartridge. Als de afdrukkwaliteit slechter wordt en niet meer acceptabel is, is het verstandig de tonercartridge te vervangen. 96 1.
Het papierformaat en de papiersoort voor kopiëren op speciaal papier instellen 1. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan. 2. Raak de knop Instellingen aan, blader vervolgens naar de knop Papier en raak deze aan. 3. Raak in de lijst met papierformaten het formaat aan dat zich in lade 1 bevindt. OPMERKING: Met dit apparaat kunt u kopieën afdrukken op de volgende papierformaten: Letter, Legal en A4. NLWW 4. Raak in de lijst met papiersoorten de soort aan die zich in lade 1 bevindt. 5.
98 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
6 NLWW Scannen ● Scannen via de HP Scan-software (Windows) ● Scannen via de HP Scan-software (Mac OS X) ● Scannen naar een USB-flashstation ● Stel de map voor scannen naar netwerk en scannen naar e-mail in ● Scannen naar een netwerkmap ● Scannen naar e-mail ● Scannen via andere software 99
Scannen via de HP Scan-software (Windows) 1. Dubbelklik op het pictogram HP Scan op het bureaublad. Als het pictogram zich niet op het bureaublad bevindt, opent u de map Programma's, klikt u op HP, opent u de map voor dit product en klikt u vervolgens op HP Scan. 2. Selecteer een scansnelkoppeling en pas desgewenst de instellingen aan. 3. Klik op Scannen. OPMERKING: Klik op Geavanceerde instellingen voor toegang tot meer opties.
Scannen via de HP Scan-software (Mac OS X) NLWW 1. Open de HP Scan-software. Deze bevindt zich in de map Hewlett-Packard in de map Toepassingen. 2. Volg de aanwijzingen op het scherm om het document te scannen. 3. Klik nadat alle pagina's zijn gescand op de knop Verzenden om de pagina's af te drukken of als een bestand op te slaan.
Scannen naar een USB-flashstation 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. 2. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat. 3. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Scan aan. 4. Raak het scherm Scan naar USB-station aan. 5. Raak de knop Scan aan om het bestand te scannen en op te slaan. Het apparaat maakt een map genaamd HPSCANS op het USB-station.
Stel de map voor scannen naar netwerk en scannen naar e-mail in Om deze scanfuncties te gebruiken, moet het apparaat zijn verbonden met een netwerk. Deze scanfuncties zijn niet beschikbaar voordat u ze geconfigureerd hebt. Gebruik de Wizard Scannen naar netwerkmap (Windows) en de Wizard Scannen naar e-mail (Windows) na het installatieproces van de productsoftware, of gebruik de geïntegreerde webserver van HP om deze functies te configureren.
104 6. Vul de velden in dit venster in. Vraag uw netwerkbeheerder of uw internetserviceprovider om de informatie van de SMTP-server. Als er voor de SMTP-server authenticatie is vereist, hebt u ook de SMTP-gebruikersnaam en het wachtwoord nodig. 7. Klik op de knop Opslaan en testen onder aan het scherm om de instellingen op te slaan en te testen. 8. U kunt contactpersonen toevoegen aan het e-mailadresboek of de standaardinstellingen voor email configureren. Deze stappen zijn optioneel.
Scannen naar een netwerkmap Via het bedieningspaneel van het apparaat kunt u een document scannen en dit in een map op het netwerk opslaan. OPMERKING: Om de functie te kunnen gebruiken, moet het product zijn verbonden met een netwerk en moet de scanfunctie zijn geconfigureerd met de HP geïntegreerde webserver. 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. 2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Scan aan. 3. Raak het item Scannen naar netwerkmap aan.
Scannen naar e-mail Via het bedieningspaneel van het apparaat kunt u een bestand scannen en rechtstreeks naar een emailadres verzenden. Het gescande bestand wordt als bijlage naar het geselecteerde e-mailadres verzonden. OPMERKING: Om de functie te kunnen gebruiken, moet het product zijn verbonden met een netwerk en moet de scanfunctie zijn geconfigureerd met de HP geïntegreerde webserver. 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. 2.
Scannen via andere software Als u de volledige apparaatsoftware installeert, is het apparaat compatibel met TWAIN en met de Windows Imaging Application (WIA). Als u de minimale apparaatsoftware installeert, is het apparaat compatibel met WIA. Het apparaat werkt met Windows-programma's die scanapparaten ondersteunen die compatibel zijn met TWAIN of WIA.
108 Hoofdstuk 6 Scannen NLWW
7 NLWW Fax ● Het apparaat instellen als fax ● Het telefoonboek gebruiken ● Instellingen voor het verzenden van faxen configureren ● Instellingen voor het ontvangen van faxen configureren ● Faxen ophalen instellen ● Fax gebruiken 109
Het apparaat instellen als fax Faxpoort aansluiten op een telefoonlijn 1. Sluit het meegeleverde telefoonsnoer aan op de faxaansluiting op het apparaat en op de telefoonaansluiting in de muur. Het product is een analoog apparaat. U wordt aanbevolen het product op een vaste analoge telefoonlijn aan te sluiten. OPMERKING: In bepaalde landen/regio's is mogelijk een adapter vereist voor gebruik van het meegeleverde telefoonsnoer.
U kunt toestellen op twee manieren in combinatie met het product gebruiken: ● Extra toestellen worden op dezelfde telefoonlijn aangesloten, maar op een andere locatie. ● Downstream-toestellen worden rechtstreeks op het product aangesloten of op een ander apparaat dat met het product is verbonden. Sluit de extra apparaten aan in de volgorde zoals hierna wordt beschreven. De uitvoerpoort voor elk apparaat is aangesloten op de invoerpoort van de volgende. Zo wordt een "ketting" gevormd.
OPMERKING: Wanneer een antwoordapparaat op dezelfde telefoonlijn is aangesloten, maar op een andere aansluiting (bijvoorbeeld in een andere kamer), is het mogelijk dat het product hierdoor geen faxberichten meer kan ontvangen. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak de knop Faxinstellingen aan. 3. Raak de knop Basisinstell. aan. 4. Raak de knop Keer overg. v. antw. aan. 5.
9. Raak de knop twee keer aan om terug te keren naar het menu Faxinstellingen. 10. Ga naar de knop Geav. instell. en raak deze aan. 11. Ga naar de knop Beltijd Fax/Tel en raak deze aan. 12. Stel in na hoeveel seconden het hoorbare fax-/belsignaal moeten ophouden om een inkomend gesprek te melden. De stand-alone fax instellen U kunt het product als een stand-alone faxapparaat gebruiken zonder het op een computer of netwerk aan te sluiten. 1. Haal het product uit de doos en sluit het aan. 2.
10. Gebruik het toetsenblok om uw faxnummer in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan. OPMERKING: Het maximumaantal tekens voor het faxnummer is 20. 11. Gebruik het toetsenblok om de naam of kopregel van uw bedrijf in te voeren en druk vervolgens op de knop OK. Om speciale tekens die niet op het standaard toetsenblok aanwezig zijn, in te voeren, raakt u de knop 123 aan om een toetsenblok met speciale tekens te openen. OPMERKING: Het maximumaantal tekens voor de kopregel van de fax is 25.
Het telefoonboek gebruiken U kunt vaak gekozen faxnummers opslaan (maximaal 120) als snelkiesnummers. Snelkiesnummers kunnen individuele faxnummers zijn of groepen faxnummers. ● Snelkiesnummers maken en bewerken ● Groepskiescodes maken en bewerken ● Snelkiesnummers verwijderen ● Groepskiescodes verwijderen Snelkiesnummers maken en bewerken 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan. 2. Raak de knop Faxmenu aan. 3. Raak de knop Tel.-boekinst. aan. 4.
4. Gebruik het toetsenblok om een naam voor de groep in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan. 5. Raak de naam van elke individuele vermelding aan die u wilt toevoegen aan de groep. Als u klaar bent, raakt u de knop Klaar met selecteren. aan. Snelkiesnummers verwijderen 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan. 2. Raak de knop Faxmenu aan. 3. Raak de knop Tel.-boekinst. aan. 4. Raak de knop Verm. verw. aan. Of raak de knop Alle vermeld. verw.
Instellingen voor het verzenden van faxen configureren ● Speciale kiessymbolen en opties instellen ● Kiestoondetectie instellen ● Opties voor automatische nummerherhaling ● Het contrast en de resolutie instellen ● Factuurcodes instellen Speciale kiessymbolen en opties instellen U kunt pauzes invoeren in faxnummers die u invoert. Pauzes zijn vaak vereist wanneer u een internationaal nummer kiest of wanneer u verbinding maakt met een buitenlijn.
Kiestoondetectie instellen Gewoonlijk begint het product direct met het kiezen van een faxnummer. Wanneer u het product op dezelfde lijn als uw telefoon gebruikt, schakelt u kiestoondetectie in. Zo voorkomt u dat er een fax wordt verzonden terwijl er iemand aan de telefoon is. De fabrieksinstelling voor kiestoondetectie is Aan voor Frankrijk en Hongarije en Uit voor alle overige landen/regio's. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
De optie Opnieuw kiezen bij geen gehoor instellen Als deze optie is ingeschakeld, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen als de faxoproep niet wordt beantwoord door het ontvangende apparaat. De fabrieksinstelling voor de optie Opnieuw kiezen bij geen gehoor is Uit. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak het menu Faxinstellingen aan. 3. Raak het menu Geav. instell. aan. 4. Ga naar de knop Opn. kiezen bij gn antw. en raak deze aan.
De volgende instellingen zijn beschikbaar: ● Standaard: bij deze instelling is de kwaliteit het laagst en de verzendtijd het kortst. ● Fijn: bij deze instelling is de resolutiekwaliteit hoger dan bij Standaard, wat meestal geschikt is voor tekstdocumenten. ● Zeer fijn: deze instelling kan het beste worden gebruikt voor documenten met zowel tekst als afbeeldingen. De verzendtijd is langer dan bij Fijn, maar korter dan bij Foto.
3. Raak het menu Geav. instell. aan. 4. Ga naar de knop Factuurcodes aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan aan. Factuurcodes gebruiken 1. Plaats het document in de documentinvoer of op de glasplaat van de scanner. 2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan. 3. Voer het faxnummer in of selecteer een snelkiesnummer of groepskiescode. 4. Raak de knop Faxen starten aan. 5. Voer de factuurcode in en raak vervolgens op de knop OK aan.
Instellingen voor het ontvangen van faxen configureren ● Fax doorsturen instellen ● De antwoordmodus instellen ● Faxnummers blokkeren of deblokkeren ● Het aantal belsignalen instellen ● Specifieke belsignalen instellen ● Inkomende faxen automatisch verkleinen ● Instellingen voor het opnieuw afdrukken van faxen configureren ● Het volume van de faxgeluiden instellen ● Het stempelen van ontvangen faxen instellen ● De functie Privé ontvangen instellen Fax doorsturen instellen U kunt uw produ
De antwoordmodus instellen Afhankelijk van de situatie stelt u de antwoordmodus van het apparaat in op Automatisch, TAM, Fax/ Tel of Handmatig. De fabrieksinstelling is Automatisch. ● Automatisch: Inkomende oproepen worden beantwoord na een opgegeven aantal belsignalen of nadat speciale faxtonen zijn herkend. ● TAM: Het apparaat beantwoordt de oproep niet automatisch. In plaats daarvan wacht het op het faxsignaal. ● Fax/Tel: het apparaat beantwoordt inkomende oproepen onmiddellijk.
5. Raak de knop Nummer toevoegen aan. 6. Gebruik het toetsenblok om het faxnummer in te voeren dat u wilt blokkeren en raak de knop OK aan. Het aantal belsignalen instellen Wanneer de antwoordmodus is ingesteld op Automatisch, bepaalt de instelling voor het aantal belsignalen het aantal keren dat de telefoon overgaat voordat het product een inkomende oproep beantwoordt.
Specifieke belsignalen instellen Belpatroondiensten of specifieke belsignalen zijn verkrijgbaar bij uw lokale telefoonmaatschappij. Met deze service kunt u over meer dan één telefoonnummer op één lijn beschikken. Elk telefoonnummer heeft een uniek belpatroon, zodat u zelf telefoongesprekken kunt beantwoorden terwijl faxoproepen worden beantwoord door het product.
OPMERKING: Zorg dat de instelling voor het standaardpapierformaat overeenkomt met het papierformaat dat in de lade is geplaatst. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak het menu Faxinstellingen aan. 3. Raak het menu Geav. instell. aan. 4. Raak de knop Aan pg. aanp. en vervolgens de knop Aan aan. aan. Instellingen voor het opnieuw afdrukken van faxen configureren 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2.
OPMERKING: Wanneer u stempelen van ontvangen faxen inschakelt, is het mogelijk dat de paginagrootte toeneemt en het product een tweede pagina afdrukt. OPMERKING: deze optie is alleen van toepassing op ontvangen faxen die worden afgedrukt door het product. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak het menu Faxinstellingen aan. 3. Raak het menu Geav. instell. aan. 4. Ga naar de knop Faxen stempelen aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan aan. aan.
4. Raak de knop Ontvangst afroepen aan. 5. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om het nummer in te voeren van het apparaat waarvan u faxen wilt opvragen en raak vervolgens de knop OK aan. Het product belt naar het andere faxapparaat en vraagt de fax op.
Fax gebruiken ● Ondersteunde faxprogramma's ● Een fax annuleren ● Faxen uit het geheugen verwijderen ● Fax gebruiken op een DSL-, PBX- of ISDN-systeem ● Fax gebruiken op een VoIP-service ● Bij stroomuitval blijft de inhoud van het faxgeheugen behouden ● Beveiligingskwesties bij het verbinden van interne netwerken met publieke telefoonlijnen ● Faxen vanaf de flatbedscanner ● Faxen vanuit de documentinvoer ● Snelkiescodes en groepskiescodes gebruiken ● Een fax verzenden vanuit de software
Een faxtaak in de wachtrij annuleren U kunt faxopdrachten annuleren in de volgende situaties: ● Het product wacht op een nieuwe kiespoging na een bezette lijn, een niet-beantwoorde oproep of een communicatiefout. ● De fax wordt op een later tijdstip verzonden. Voer de volgende stappen uit om een faxtaak te annuleren via het menu Status faxtaak: 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan. 2. Raak de knop Faxmenu aan. 3. Raak de knop Verzendopties aan. 4.
DSL Bij een digitale telefoonlijn (DSL) wordt digitale technologie gebruikt over standaard koperen telefoonkabels. Dit apparaat is niet direct compatibel met die digitale signalen. Wanneer de configuratie echter tijdens het instellen van de digitale telefoonlijn wordt opgegeven, kan het signaal worden gesplitst, zodat een deel van de bandbreedte wordt gebruikt om een analoog signaal te verzenden (voor spraak en fax) en de resterende bandbreedte wordt gebruikt voor het verzenden van digitale gegevens.
Bij stroomuitval blijft de inhoud van het faxgeheugen behouden Het flashgeheugen beschermt tegen gegevensverlies in geval van stroomuitval. Op andere faxapparaten worden faxpagina's opgeslagen in het normale RAM-geheugen of in het kortetermijnRAM-geheugen. In het normale RAM-geheugen gaan gegevens direct verloren wanneer de stroom uitvalt. In het kortetermijn-RAM-geheugen gaan de gegevens ongeveer 60 minuten na een stroomuitval verloren.
5. U wordt gevraagd om te bevestigen dat u de fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner. Raak de knop Ja aan. 6. U wordt gevraagd de eerste pagina te plaatsen. Raak de knop OK aan. 7. Het apparaat scant de eerste pagina en vraagt u vervolgens de volgende pagina te plaatsen. Raak de knop Ja aan als het document uit meerdere pagina's bestaat. Vervolg dit proces tot u alle pagina's hebt gescand. 8. Wanneer u de laatste pagina hebt gescand, wordt u gevraagd om de knop Nee aan te raken.
4. Voer het faxnummer in met het toetsenblok. 5. Raak de knop Faxen starten aan. Snelkiescodes en groepskiescodes gebruiken 1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer. 2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan. 3. Raak het pictogram voor het faxtelefoonboek aan op het toetsenblok. 4. Raak de gewenste naam van de individuele vermelding of groepsvermelding aan. 5. Raak de knop Faxen starten aan.
Een fax verzenden vanuit de software De procedure om een fax te verzenden, is afhankelijk van uw specificaties. Hieronder volgen de meest voorkomende stappen. 1. Klik op Starten, klik op Programma's (of Alle programma's in Windows XP) en klik vervolgens op HP. 2. Klik op de apparaatnaam en vervolgens op HP Fax verzenden. De faxsoftware wordt geopend. 3. Voer het faxnummer in van één of meer ontvangers. 4. Plaats het document in de documentinvoer. 5. Klik op Nu verzenden.
Een fax verzenden met bevestiging U kunt het apparaat zo instellen dat u wordt gevraagd om een faxnummer voor de tweede keer in te voeren om te bevestigen dat u de fax naar het juiste nummer verzendt. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak het menu Faxinstellingen aan. 3. Raak het menu Geav. instell. aan. 4. Ga naar de knop Faxnummer bevestigen, raak deze aan en raak vervolgens de knop Aan aan. 5. Verzend de fax. aan.
6. Gebruik het toetsenblok om in te voeren op welk tijdstip de fax moet worden verzonden. Raak de knop OK aan. 7. Gebruik het toetsenblok om in te voeren op welke datum de fax moet worden verzonden. Raak de knop OK aan. 8. Voer het faxnummer in met het toetsenblok. Raak de knop OK aan. Het apparaat scant het document en bewaart het tot aan het opgegeven tijdstip in het geheugen. Een fax met een elektronisch en een papierdocument versturen Gebruik de HP Send Fax-software om deze functie in te stellen.
Een fax afdrukken Wanneer het product een faxverzending ontvangt, wordt de fax afgedrukt (tenzij de functie Privé ontvangen is ingeschakeld) en wordt deze ook automatisch in het flashgeheugen opgeslagen.
Een fax opnieuw afdrukken Wanneer de functie Fax opnieuw afdrukken toestaan is ingeschakeld, worden ontvangen faxen in het geheugen opgeslagen. Het apparaat heeft een opslagruimte van 3,2 MB (ongeveer 250 pagina's). Deze faxen worden continu opgeslagen. Door het opnieuw afdrukken worden ze niet uit het geheugen gewist. De standaardinstelling voor deze functie is Uit. De functie Fax opnieuw afdrukken toestaan inschakelen 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2.
Ontvangen faxen automatisch dubbelzijdig afdrukken Gebruik het bedieningspaneel van het product om ontvangen faxen dubbelzijdig af te drukken. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak de knop Faxinstellingen aan. 3. Raak de knop Geav. instell. aan. 4. Raak de knop Dbblz. afdrukken aan. 5. Raak de knop Aan aan. aan.
Faxen ontvangen wanneer er faxtonen te horen zijn op de telefoonlijn Als u een telefoonlijn hebt waarop zowel faxen als telefoongesprekken binnenkomen en u hoort faxsignalen wanneer u de telefoon opneemt, kunt u het ontvangstproces op één van de volgende twee manieren starten. ● Raak op het bedieningspaneel van het apparaat de knop Faxen starten aan. ● Druk achtereenvolgens op de toetsen 1-2-3 op de telefoon. Vervolgens wacht u totdat u faxverzendsignalen hoort en hangt u op.
142 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
8 NLWW Beheer en onderhoud ● De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de apparaatverbinding te wijzigen (Windows) ● HP Wireless Direct-afdrukken instellen ● Toepassingen van HP Webservices gebruiken ● IP-netwerkinstellingen configureren ● HP Device Toolbox (Windows) ● HP Utility voor Mac OS X ● HP Web Jetadmin software gebruiken ● Energiezuinige instellingen ● Beveiligingsfuncties van het apparaat ● De firmware bijwerken 143
De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de apparaatverbinding te wijzigen (Windows) Indien u het apparaat niet hoeft te gebruiken en u de manier waarop het is aangesloten wilt wijzigen, kunt u de HP Reconfiguration Utility gebruiken om de verbinding in te stellen. Zo kunt u bijvoorbeeld het apparaat opnieuw configureren om een ander draadloos adres te gebruiken, verbinding te maken met een bekabeld of een draadloos netwerk of over te schakelen van een netwerkverbinding naar een USB-verbinding.
HP Wireless Direct-afdrukken instellen OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar op draadloze modellen. De functie HP Wireless Direct-afdrukken maakt het mogelijk om vanaf een draadloos mobiel apparaat direct op een HP Wireless Direct-product af te drukken zonder eerst verbinding te maken met een bestaand netwerk of met internet.
Toepassingen van HP Webservices gebruiken 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Webservices 2. Raak de knop Webservices inschakelen aan. aan. Nadat u een toepassing vanaf de HP ePrintCenter-website heeft gedownload, is deze beschikbaar in het menu Apps in het bedieningspaneel van het apparaat. Dit proces schakelt zowel de HP Webservices als het menu Apps in.
IP-netwerkinstellingen configureren ● Disclaimer voor printer delen ● Netwerkinstellingen weergeven of wijzigen ● IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren via het bedieningspaneel ● De naam van het apparaat in het netwerk wijzigen ● Instellingen verbindingssnelheid en duplexwerking Disclaimer voor printer delen HP ondersteunt geen peer-to-peer netwerken, aangezien dit een functie is van Microsoftbesturingssystemen en niet van de printerdrivers van HP. Ga naar Microsoft op www.microsoft.com.
5. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om het subnetmasker in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan. Raak de knop Ja aan om te bevestigen. 6. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om de standaardgateway in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan. Raak de knop Ja aan om te bevestigen. De naam van het apparaat in het netwerk wijzigen Indien u de naam van het apparaat in een netwerk wilt wijzigen zodat het apparaat kan worden geïdentificeerd, gebruikt u de geïntegreerde webserver.
Instellingen verbindingssnelheid en duplexwerking OPMERKING: Deze informatie geldt alleen voor ethernetnetwerken, niet voor draadloze netwerken. De linksnelheid en communicatiemodus van de afdrukserver moeten overeenkomen met die van de netwerkhub. Voor de meeste situaties laat u de printer in de automatische modus staan. Als u onjuiste instellingen opgeeft voor de koppelingssnelheid en duplex, kan het apparaat mogelijk niet meer communiceren met andere netwerkapparaten.
HP Device Toolbox (Windows) Gebruik de HP Device Toolbox voor Windows om de status van het apparaat te controleren of om apparaatinstellingen op uw computer weer te geven of te wijzigen. Met dit hulpmiddel opent u de geïntegreerde webserver van HP. OPMERKING: Dit hulpprogramma is alleen beschikbaar als u tijdens de installatie van het apparaat een volledige installatie hebt uitgevoerd. Sommige functies zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van hoe het apparaat is aangesloten. 150 1.
Tabblad of gebied Omschrijving Tabblad Systeem ● Apparaatgegevens: Biedt basisinformatie over het apparaat en het bedrijf. Hiermee kunt u het product vanaf uw computer configureren. ● Papierinstell.: Hiermee wijzigt u de standaardpapierverwerkingsinstellingen van het apparaat. ● Afdrukkwaliteit: Hiermee wijzigt u de standaardinstellingen voor de afdrukkwaliteit van het apparaat. ● EcoSMART Console: Wijzig de standaardtijden voor het activeren van de modus Sluimer en de modus Autom. uitschakelen.
Tabblad of gebied Omschrijving Tabblad Scannen Hiermee configureert u de functies Scannen naar netwerkmap en Scannen naar e-mail. Tabblad Netwerk Hiermee kunt u netwerkinstellingen wijzigen vanaf uw computer. Tabblad HP Web Services 152 ● Instellingen netwerkmap: Hiermee configureert u mappen in het netwerk waar gescande bestanden in kunnen worden opgeslagen. ● Instellingen scannen naar e-mail: Hiermee begint u het proces om de functie Scannen naar e-mail in te stellen.
HP Utility voor Mac OS X Gebruik de HP Utility voor Mac OS X om apparaatinstellingen weer te geven of te wijzigen vanaf uw computer. U kunt gebruikmaken van de HP Utility als het apparaat beschikt over een USB-kabel of als het is aangesloten op een TCP/IP-netwerk. HP Utility openen Open de Finder en dubbelklik achtereenvolgens op Programma's en Hewlett-Packard en klik daarna op HP Utility. Als HP Utility niet in de lijst Hulpprogramma's staat, gebruikt u de volgende procedure om dit programma te openen: 1.
HP Web Jetadmin software gebruiken HP Web Jetadmin is een bekroond, toonaangevend hulpprogramma voor het efficiënt beheren van een groot scala aan HP-apparaten binnen een netwerk, inclusief printers, multifunctionele apparaten en digitale verzendapparatuur.
Energiezuinige instellingen ● Afdrukken met EconoMode ● Sluimervertraging instellen ● Uitschakelvertraging instellen Afdrukken met EconoMode Dit product beschikt over de optie EconoMode, waarmee u conceptversies van documenten kunt afdrukken. Door EconoMode te gebruiken, verbruikt u minder toner. De afdrukkwaliteit kan in EconoMode echter minder zijn. HP raadt het doorlopende gebruik van EconoMode af.
Uitschakelvertraging instellen 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Open de volgende menu's: 3. ● Systeeminstellingen ● Energie-instellingen ● Autom. uitschakelen ● Uitschakelvertraging Selecteer de tijd voor de uitschakelvertraging. OPMERKING: 4. aan. De standaardinstelling is 30 minuten. Het apparaat wordt automatisch weer geactiveerd vanuit de automatische uitschakeling als het taken ontvangt of als u het scherm van het bedieningspaneel aanraakt.
Beveiligingsfuncties van het apparaat Het apparaat ondersteunt beveiligingsstandaarden en aanbevolen protocollen om het apparaat te beveiligen, belangrijke gegevens op uw netwerk te beschermen en het beheer en onderhoud van het apparaat te vereenvoudigen. Ga naar www.hp.com/go/secureprinting voor gedetailleerde informatie over de beveiligde beeldbewerkings- en afdrukoplossingen van HP. Op deze website vindt u koppelingen naar witboeken en documenten met veelgestelde vragen over beveiligingsfuncties.
158 4. Voer het nieuwe wachtwoord in het vak Wachtwoord in en in het vak Bevestig wachtwoord. 5. Klik onder aan het venster op de knop Toepassen om het wachtwoord op te slaan.
De firmware bijwerken HP biedt periodieke upgrades voor de firmware van het apparaat. U kunt deze firmware-upgrades handmatig uploaden, maar u kunt het apparaat ook zo instellen dat firmware-upgrades automatisch worden geladen. Firmware handmatig bijwerken 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Open de volgende menu's: 3. ● Service ● LaserJet Update ● Nu controleren op updates aan. Raak de knop Ja aan. Het apparaat zoekt nu naar firmware-upgrades.
160 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
9 NLWW Problemen oplossen ● Controlelijst voor het oplossen van problemen ● De fabrieksinstellingen herstellen ● Help-systeem op het bedieningspaneel ● Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast ● Storingen verhelpen ● De afdrukkwaliteit verbeteren ● De kopieerkwaliteit verbeteren ● De scankwaliteit verbeteren ● De faxkwaliteit verbeteren ● Het apparaat drukt niet of langzaam af ● Problemen met direct afdrukken via USB oplossen ● Faxproblemen oplossen ● Problemen met de USB-v
Controlelijst voor het oplossen van problemen Voer de volgende stappen uit wanneer u een probleem met het apparaat probeert op te lossen.
4. ● Zorg ervoor dat de netwerkrouter, -hub of -switch is ingeschakeld en dat het netwerk juist functioneert. ● Als uw computer of het apparaat is verbonden met een draadloos netwerk, kan een zwak signaal of een storing van het signaal uw afdruktaken vertragen. ● Als het apparaat draadloos is verbonden, drukt u een testrapport voor het draadloze netwerk af om te controleren of de draadloze verbinding correct functioneert. a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen b.
Stap 7: Test de kopieerfunctie 1. Plaats de configuratiepagina in de documentinvoer en maak een kopie. Als het papier niet soepel door de documentinvoer wordt gevoerd, moet u de invoerrollen en het scheidingskussen mogelijk schoonmaken. Zorg ervoor dat het papier voldoet aan de specificaties voor dit apparaat. 2. Plaats de configuratiepagina op de glasplaat en maak een kopie. 3. Als de afdrukkwaliteit van de gekopieerde pagina's onvoldoende is, reinigt u de glasplaat en de glasstrook.
Stap 11: Controleer of het product is verbonden met het netwerk. Open voor netwerkproducten een webbrowser, voer het IP-adres van het product (te vinden op de eerder afgedrukte configuratiepagina) in het adresveld in om de geïntegreerde webserver van HP te openen. Als de HP geïntegreerde webserver niet wordt geopend, installeer het product dan opnieuw op het netwerk.
De fabrieksinstellingen herstellen Als u de fabrieksinstellingen terugzet, worden alle apparaat- en netwerkinstellingen weer op de fabriekswaarden ingesteld. De paginateller, het ladeformaat en de taal worden niet opnieuw ingesteld. Volg onderstaande stappen om de fabrieksinstellingen van het apparaat te herstellen. VOORZICHTIG: Wanneer u de fabrieksinstellingen terugzet, worden alle instellingen gewijzigd in de standaardwaarden. Ook worden in het geheugen opgeslagen pagina's verwijderd. 1.
Help-systeem op het bedieningspaneel Het apparaat heeft een ingebouwd Help-systeem dat uitleg geeft over het gebruik van elk scherm. U opent het Help-systeem door de knop Help in de rechterbovenhoek van het scherm aan te raken. Voor sommige schermen opent Help een algemeen menu waarin kan worden gezocht naar specifieke onderwerpen. U kunt door de menustructuur bladeren door het aanraken van de menuknoppen.
Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast ● Het apparaat pakt geen papier op ● Het apparaat pakt meerdere vellen papier op. ● Het papier in de documentinvoer loopt vast of scheef of er worden meerdere vellen tegelijk doorgevoerd ● Papierstoringen in de lades voorkomen Het apparaat pakt geen papier op Als het apparaat geen papier uit de lade pakt, kunt u het volgende proberen. 1. Open het apparaat en verwijder eventuele vastgelopen vellen papier. 2.
Het papier in de documentinvoer loopt vast of scheef of er worden meerdere vellen tegelijk doorgevoerd ● Mogelijk zit er iets op het origineel, zoals een nietje of een zelfhechtend memoblaadje, dat moet worden verwijderd. ● Zorg dat de klep van de documentinvoer gesloten is. ● Misschien zijn de pagina's niet goed geplaatst. Leg de pagina's recht en stel de papiergeleiders in om de stapel te centreren. ● De papiergeleiders werken goed als ze tegen beide zijden van de papierstapel zijn geschoven.
Storingen verhelpen ● Storingslocaties ● Storingen verhelpen in de documentinvoer ● Storingen verhelpen in het uitvoergebied ● Papierstoringen in lade 1 verhelpen ● Papierstoringen in lade 2 of de optionele lade 3 verhelpen ● Storingen verhelpen in de fuser ● Storingen in de duplexeenheid verhelpen Storingslocaties In deze afbeelding ziet u waar papierstoringen zich kunnen voordoen.
NLWW 6 Optionele lade 3 7 Achterklep Storingen verhelpen 171
Storingen verhelpen in de documentinvoer 1. Open de klep van de documentinvoer. 2. Trek het vastgelopen papier langzaam naar buiten.
3. Sluit de klep van documentinvoer. Zorg dat deze volledig is gesloten. 4. Open het deksel van de scanner. Trek het papier voorzichtig los als het is vastgelopen achter de scannerklep.
Storingen verhelpen in het uitvoergebied 1. Als in de uitvoerbak vastgelopen papier zichtbaar is, pakt u dit vast bij de voorste rand en verwijdert u het voorzichtig. 2 2. Open de achterklep en duw deze omlaag zodat deze volledig is geopend met een hoek van 90°. OPMERKING: De achterklep heeft twee posities. U kunt de klep openen tot een hoek van 45° voor gebruik als achterste uitvoerlade en tot een hoek van 90° voor het oplossen van papierstoringen.
3. Verwijder vastgelopen papier. 4. Sluit de achterklep.
Papierstoringen in lade 1 verhelpen 1. Als het vel papier zichtbaar is in de lade, trekt u het papier langzaam uit het apparaat. Als het vel papier in het apparaat is getrokken, gaat u verder met de volgende stappen. 2. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep. 2 3. Open de voorste klep.
4. Verwijder de tonercartridge. 1 2 5. Trek de kleppen omhoog die toegang geven tot het vastgelopen papier en verwijder dit papier.
6. Plaats de tonercartridge terug. 1 2 7. Sluit de voorklep.
Papierstoringen in lade 2 of de optionele lade 3 verhelpen 1. Verwijder de lade uit het apparaat. 2. Verwijder het papier uit de lade en gooi het beschadigde papier weg. 3. Controleer of de achterste papiergeleider is aangepast aan het juiste papierformaat. Druk, indien nodig, de ontgrendeling in en verplaats de achterste papiergeleider naar de juiste plaats. Als het goed is, hoort u een klik.
4. Plaats het papier in de lade. Let erop dat de stapel papier in alle vier hoeken plat ligt en dat de bovenzijde van de stapel niet boven de maximale papierhoogte-indicator uitkomt. 5. Plaats lade terug en sluit deze. 1 2 2 2 6. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep.
7. Open de voorste klep. 1 2 8. Verwijder de tonercartridge. 1 2 9. Trek de kleppen omhoog die toegang geven tot het vastgelopen papier en verwijder dit papier.
10. Plaats de tonercartridge terug. 1 2 11. Sluit de voorklep.
Storingen verhelpen in de fuser 1. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep. 2 2. Open de voorste klep. 1 2 3. Verwijder de tonercartridge.
4. Trek de kleppen omhoog die toegang geven tot het vastgelopen papier en verwijder dit papier. 5. Plaats de tonercartridge terug. 1 2 6. Sluit de voorklep.
Storingen in de duplexeenheid verhelpen 1. Verwijder lade 2 helemaal uit het apparaat. 2. Druk op de groene knop om de duplexlade vrij te geven. 2 3. Verwijder vastgelopen papier.
4. Sluit de duplexlade. 2 5. Plaats lade 2 terug.
De afdrukkwaliteit verbeteren ● Afdrukken vanuit een ander softwareprogramma ● De instelling voor de papiersoort controleren voor een afdruktaak ● De status van tonercartridges controleren ● Een reinigingspagina afdrukken ● Een tonercartridge visueel inspecteren ● Papier en afdrukomgeving controleren ● EconoMode-instellingen controleren ● Een andere printerdriver proberen Afdrukken vanuit een ander softwareprogramma Probeer af te drukken vanuit een ander softwareprogramma.
7. Selecteer de papiersoort die u gebruikt en klik vervolgens op de knop OK. 8. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken. De instelling voor de papiersoort controleren (Mac OS X) 1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken. 2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer. 3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver.
Een tonercartridge visueel inspecteren 1. Verwijder de tonercartridge uit het apparaat en controleer of de verzegeling is verwijderd. 2. Controleer of de geheugenchip is beschadigd. 3. Controleer het oppervlak van de groene afbeeldingsdrum van de tonercartridge. VOORZICHTIG: Raak de afbeeldingsdrum niet aan. Vingerafdrukken op de afbeeldingsdrum kunnen problemen geven met de afdrukkwaliteit. 4.
EconoMode-instellingen controleren HP raadt doorlopend gebruik van de EconoMode af. Als de EconoMode voortdurend wordt gebruikt, is het mogelijk dat de toner langer meegaat dan de mechanische onderdelen van de tonercartridge. Als de afdrukkwaliteit slechter wordt en niet meer acceptabel is, is het verstandig de tonercartridge te vervangen. OPMERKING: Deze functie is beschikbaar via de PCL 6-printerdriver voor Windows.
HP UPD PS-driver HP UPD PCL 5 HP UPD PCL 6 ● Aanbevolen voor afdrukken met programma’s van Adobe® of met andere grafisch intensieve software ● Biedt ondersteuning voor afdrukken via postscript-emulatie en voor postscript flash-lettertypen ● Aanbevolen voor alle veelvoorkomende afdruktaken op een kantoor (Windows-omgevingen) ● Compatibel met eerdere PCL-versies en oudere HP LaserJet-producten ● De beste keuze voor afdrukken via aangepaste softwareprogramma's of softwareprogramma's van derden ●
De kopieerkwaliteit verbeteren ● Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten ● Papierinstellingen controleren ● Optimaliseren voor tekst of afbeeldingen ● Rand-tot-rand kopiëren ● De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten In de loop der tijd kunnen zich vuilrestjes verzamelen op de scannerglasplaat en de witte plastic achterplaat waardoor de afdrukkwaliteit kan t
3. Reinig de scannerglasplaat, de strip van de documentinvoer en de witte plastic achterplaat met een zachte doek of spons die is bevochtigd met een niet-agressief reinigingsmiddel. VOORZICHTIG: Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak, ethanol of tetrachloorkoolstof op het product; deze stoffen kunnen het product beschadigen. Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks met vloeistoffen in aanraking komen. Deze kunnen onder de glasplaat terechtkomen en het product beschadigen. 4.
Optimaliseren voor tekst of afbeeldingen De volgende instellingen voor kopieerkwaliteit zijn beschikbaar: ● Aut. selectie: Gebruik deze instelling als u de kwaliteit van de kopie niet erg belangrijk vindt. Dit is de standaardinstelling. ● Gemengd: Gebruik deze instelling voor documenten met zowel tekst als afbeeldingen. ● Tekst: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk tekst bestaan. ● Afbeelding: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk afbeeldingen bestaan.
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen Als het documentinvoergedeelte van het apparaat problemen geeft met de verwerking van papier, zoals vastlopen of verwerken van meerdere vellen papier tegelijk, maak dan de oppakrollen van de documentinvoer en het scheidingskussen schoon. 1. Open de klep van de documentinvoer. 2. Gebruik een vochtige, pluisvrije doek om de beide oppakrollen en het scheidingskussen schoon te vegen.
De scankwaliteit verbeteren ● Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten ● De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten In de loop der tijd kunnen zich vuilrestjes verzamelen op de scannerglasplaat en de witte plastic achterplaat waardoor de afdrukkwaliteit kan teruglopen. Volg de onderstaande procedure om de scanner te reinigen. 1.
4. Droog de scannerglasplaat en de witte plastic onderdelen met een zeemleren spons of cellulosespons om vlekken te voorkomen. 5. Sluit het netsnoer aan op een stopcontact en druk op de aan-uitknop om het apparaat in te schakelen.
2. Gebruik een vochtige, pluisvrije doek om de beide oppakrollen en het scheidingskussen schoon te vegen. VOORZICHTIG: Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak, ethanol of tetrachloorkoolstof op het product; deze stoffen kunnen het product beschadigen. Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks met vloeistoffen in aanraking komen. Deze kunnen onder de glasplaat terechtkomen en het product beschadigen. 3. 198 Sluit de klep van de documentinvoer.
De faxkwaliteit verbeteren ● Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten ● Resolutie-instelling voor het verzenden van faxen controleren ● Instellingen voor foutcorrectie controleren ● Naar een ander faxapparaat verzenden ● De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen ● Instelling voor aanpassen aan paginagrootte controleren ● Faxapparaat van de afzender controleren Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zi
3. Reinig de scannerglasplaat, de strip van de documentinvoer en de witte plastic achterplaat met een zachte doek of spons die is bevochtigd met een niet-agressief reinigingsmiddel. VOORZICHTIG: Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak, ethanol of tetrachloorkoolstof op het product; deze stoffen kunnen het product beschadigen. Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks met vloeistoffen in aanraking komen. Deze kunnen onder de glasplaat terechtkomen en het product beschadigen. 4.
Instellingen voor foutcorrectie controleren Gewoonlijk worden de signalen van de telefoonlijn tijdens het verzenden of ontvangen van een fax gecontroleerd. Wanneer er tijdens de verzending een fout optreedt en de foutcorrectie-instelling Aan is, kan u worden gevraagd een deel van de fax opnieuw te verzenden. De fabrieksinstelling voor foutcorrectie is Aan. Schakel deze optie alleen uit als u problemen hebt met het verzenden of ontvangen van een fax en u de fouten tijdens de overdracht wilt accepteren.
2. Gebruik een vochtige, pluisvrije doek om de beide oppakrollen en het scheidingskussen schoon te vegen. VOORZICHTIG: Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak, ethanol of tetrachloorkoolstof op het product; deze stoffen kunnen het product beschadigen. Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks met vloeistoffen in aanraking komen. Deze kunnen onder de glasplaat terechtkomen en het product beschadigen. 3. Sluit de klep van de documentinvoer.
Het apparaat drukt niet of langzaam af Het apparaat drukt niet af Als het apparaat helemaal niet afdrukt, kunt u het volgende proberen. 1. NLWW Zorg ervoor dat het apparaat is ingeschakeld en dat het bedieningspaneel aangeeft gereed te zijn. ◦ Als het bedieningspaneel niet aangeeft dat het apparaat gereed is, schakelt u het apparaat uit en vervolgens weer in. ◦ Als het bedieningspaneel aangeeft dat het apparaat gereed is, probeert u de taak nogmaals te verzenden. 2.
Het apparaat drukt langzaam af Als het apparaat slechts heel langzaam afdrukt, kunt u het volgende proberen. 204 1. Zorg ervoor dat de computer voldoet aan de minimale vereisten voor dit apparaat. Ga naar de volgende website voor een lijst met specificaties: www.hp.com/support/ljmfpM521series. 2. Wanneer u het apparaat configureert om op bepaalde papiersoorten af te drukken, zoals zwaar papier, drukt het apparaat langzamer af om de toner goed op het papier aan te brengen.
Problemen met direct afdrukken via USB oplossen ● Het menu USB-flashstation wordt niet geopend wanneer u het USB-flashstation plaatst ● Het bestand wordt niet afgedrukt vanaf het USB-flashstation ● Het bestand dat u wilt afdrukken, wordt niet in het menu USB-flashdrive weergegeven Het menu USB-flashstation wordt niet geopend wanneer u het USB-flashstation plaatst 1. Mogelijk biedt het apparaat geen ondersteuning voor het door u gebruikte USB-flashstation of bestandssysteem.
Het bestand dat u wilt afdrukken, wordt niet in het menu USBflashdrive weergegeven 206 1. U probeert mogelijk een bestandstype af te drukken dat niet door de functie voor afdrukken via USB wordt ondersteund. Het apparaat ondersteunt PDF- en JPEG-bestanden. 2. Mogelijk zitten er te veel bestanden in één enkele map van het USB-flashstation. Verminder het aantal bestanden in de map door bestanden naar submappen te verplaatsen. 3.
Faxproblemen oplossen ● Controlelijst voor het oplossen van faxproblemen ● Faxdiagnose uitvoeren ● Faxtraceerrapport ● Faxfoutrapport afdrukken ● Foutcorrectiemodus van de fax instellen ● De faxsnelheid wijzigen ● Problemen oplossen met het verzenden van faxen ● Problemen met het ontvangen van faxen oplossen ● Algemene faxproblemen oplossen Controlelijst voor het oplossen van faxproblemen ● Er zijn diverse oplossingen mogelijk.
3. Controleer of de firmware van het apparaat up-to-date is: a. Druk een configuratiepagina af vanuit het menu Rapporten op het bedieningspaneel om de huidige firmwaredatumcode te verkrijgen. b. Ga naar www.hp.com. 1. Klik op de koppeling Ondersteuning en drivers. 2. Klik op de koppeling Software en drivers downloaden (ook voor firmware). 3. Voer in het veld Voor product het modelnummer van het apparaat in en klik op de knop Start. 4.
Faxdiagnose uitvoeren Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat kunt u een diagnose uitvoeren die u informatie geeft over de faxinstellingen van het apparaat. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Open de volgende menu's: 3. NLWW ● Service ● Faxservice aan. Raak de knop Faxtest uitvoeren aan om de test te starten. Het apparaat drukt een testpagina af met de resultaten van de diagnose.
Faxtraceerrapport Een fax T.30-traceerrapport bevat informatie waarmee u transmissieproblemen bij het faxen kunt oplossen. Wanneer u belt met HP om deze problemen op te lossen, dient u voordat u belt een T.30traceerrapport af te drukken. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak het menu Service aan. 3. Raak het menu Faxservice aan. 4. Raak de knop Afdrukken T.30 Trace en vervolgens de knop Nu aan. aan.
3. Raak de knop Faxrapporten aan. 4. Ga naar het rapport dat u wilt afdrukken. Het faxfoutenrapport instellen Een faxfoutenrapport is een kort rapport met de melding dat zich een fout heeft voorgedaan bij een faxtaak. U kunt dit rapport na de volgende gebeurtenissen laten afdrukken: ● Elke faxfout (standaardfabrieksinstelling) ● Faxverzendfout ● Faxontvangstfout ● Nooit OPMERKING: Met deze optie weet u niet dat een fax niet goed is verzonden, tenzij u een faxactiviteitenlogboek afdrukt. 1.
Wijzig de V.34-instelling alleen als er problemen optreden bij het verzenden of ontvangen van een fax via een bepaald apparaat. U kunt de faxsnelheid bijvoorbeeld verlagen wanneer u een fax wilt verzenden naar of wilt ontvangen uit het buitenland of via een satellietverbinding. 1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen 2. Raak het menu Faxinstellingen aan. 3. Raak het menu Geav. instell. aan. 4.
● c. Open het menu Geav. instell.. d. Open het menu Faxsnelheid. e. Selecteer de juiste instelling. Schakel de optie Foutcorrectie uit. a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen b. Open het menu Service. c. Open het menu Faxservice. d. Open het menu Foutcorrectie. e. Selecteer de instelling Uit. OPMERKING: lager. ● aan. Als u de optie Foutcorrectie uitschakelt, is de kwaliteit van de fax mogelijk Neem contact op met HP als de fout zich blijft voordoen.
Het bericht Faxnummer bezet wordt weergegeven ● Probeer de fax opnieuw te verzenden. ● Bel de ontvanger om te controleren of het faxapparaat aanstaat en gereed is voor ontvangst. ● Controleer of u het juiste faxnummer belt. ● Controleer of er een kiestoon op de telefoonlijn is door de knop Faxen starten aan te raken. ● Controleer of de telefoonlijn goed werkt. Hiervoor koppelt u het apparaat los, sluit u een telefoon op de telefoonlijn aan en probeert u een telefoongesprek te voeren.
Papierstoring documentinvoer ● Controleer of het papier aan de afmetingspecificaties voldoet. Het apparaat ondersteunt geen faxpagina's die langer zijn dan 381 mm . ● Druk de tekst af of maak hiervan een kopie op Letter-, A4-, or Legal-formaat en verzend de fax opnieuw. Het bericht Faxopslag is vol wordt weergegeven ● Schakel het product uit en weer in. ● Druk opgeslagen faxen die nog niet zijn afgedrukt af. ● ● a. Raak de knop Fax en vervolgens de knop Faxmenu aan. b.
● Koppel alle andere lijnen tussen de fax en het apparaat los. ● Sluit het apparaat rechtstreeks aan op de telefoonaansluiting aan de muur en verzend de fax opnieuw. Op het bedieningspaneel wordt het bericht "Storing page 1" (Pagina 1 wordt opgeslagen) getoond, en er gebeurt verder niets. ● Verwijder opgeslagen faxen uit het geheugen. a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen b. Open het menu Service. c. Open het menu Faxservice. d. Selecteer het item Opgesl.
De faxfuncties op het bedieningspaneel kunnen niet worden gebruikt ● Het apparaat is mogelijk beveiligd met een wachtwoord. Gebruik de geïntegreerde webserver van HP, de HP Toolbox-software of het bedieningspaneel om een wachtwoord in te stellen. ● Neem contact op met uw systeembeheerder als u het wachtwoord van het apparaat niet kent. ● Vraag bij de systeembeheerder na of de faxfunctie is ingeschakeld. Er kunnen geen snelkiesnummers worden gebruikt ● Controleer of het faxnummer geldig is.
U ontvangt een opgenomen foutbericht van de telefoonmaatschappij wanneer u probeert een fax te verzenden ● Controleer of u het juiste faxnummer hebt gedraaid en of de telefoondienst niet is geblokkeerd. Bij sommige telefoondiensten is het bijvoorbeeld niet mogelijk om internationale nummers te bellen. ● Als er voor een buitenlijn een voorvoegsel is vereist, schakelt u de optie Toegangsnummer in of voegt u het voorvoegsel toe aan het snelkiesnummer. a.
De fax reageert niet De fax heeft een eigen telefoonlijn ● Stel via het bedieningspaneel de optie Antwoordmodus in op Automatisch. a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen b. Open het menu Faxinstellingen. c. Open het menu Basisinstell.. d. Open het menu Antwoordmodus. e. Selecteer de instelling Automatisch. aan.
gedetecteerd, genereert het apparaat een beltoon om u te informeren dat u de telefoon moet opnemen. a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen b. Open het menu Faxinstellingen. c. Open het menu Basisinstell.. d. Open het menu Antwoordmodus. e. Selecteer de instelling Fax/Tel. aan. De instelling Antwoordmodus is ingesteld op Handmatig. ● Raak op het bedieningspaneel van het apparaat de knop Faxen starten aan.
Het apparaat is verbonden met een DSL-telefoondienst ● Controleer de installatie en functies. Bij een DSL-modem is een filter met hoge frequentiedoorgang vereist voor de telefoonverbinding met het apparaat. Neem contact op met uw DSLserviceprovider voor een filter of koop een filter. ● Controleer of het filter is aangesloten. ● Vervang het bestaande filter om er zeker van te zijn dat het niet defect is.
Het bericht Communicatiefout wordt weergegeven ● Vraag de afzender de fax meteen of op een later tijdstip opnieuw te verzenden wanneer de lijn is verbeterd. ● Koppel het telefoonsnoer van het apparaat los van de muur, sluit een telefoon op de aansluiting in de muur aan, en probeer of u kunt bellen. Sluit het telefoonsnoer van het apparaat aan op de aansluiting van een andere telefoonlijn. ● Probeer het probleem op te lossen door een ander telefoonsnoer te gebruiken.
● Vraag de afzender een grote faxtaak op te splitsen in kleinere gedeelten en deze afzonderlijk te faxen. ● De resolutie van het faxapparaat waarmee wordt verzonden, mag niet zijn ingesteld op Foto of Zeer fijn. ● a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen b. Open het menu Faxinstellingen. c. Open het menu Geav. instell.. d. Open het menu Faxresolutie. e. Selecteer de juiste instelling. aan. Annuleer alle faxtaken of verwijder de faxberichten uit het geheugen.
Stel de optie Antwoordmodus in op Fax/Tel om faxen automatisch te ontvangen. De instelling Fax/Tel detecteert automatisch of de inkomende transmissie een fax of een telefoongesprek is en leidt de oproep naar het bewuste apparaat. Er wordt gebruikgemaakt van een telefoonlijnsplitter ● Wanneer u gebruikmaakt van een telefoonlijnsplitter, dient u deze te verwijderen en de telefoon in te stellen als een gewone telefoon. ● Controleer of de telefoon in niet gebruik is.
● Gebruik wit printpapier voor het origineel. Gebruik geen gekleurd papier zoals grijs, geel of roze papier. ● Stel de instelling Faxsnelheid hoger in. a. Open het menu Menu Instellingen. b. Open het menu Faxinstellingen. c. Open het menu Geav. instell.. d. Open het menu Faxsnelheid. e. Selecteer de juiste instelling. ● Splits een grote faxtaak op in kleinere gedeelten en fax deze afzonderlijk. ● Stel de faxinstellingen op het bedieningspaneel in op een lagere resolutie. a.
d. Open het menu Foutcorrectie. e. Selecteer de instelling Aan. ● Controleer de tonercartridges en vervang deze indien nodig. ● Vraag de afzender om de contrastinstelling op het verzendende faxapparaat donkerder te zetten en de fax vervolgens opnieuw te verzenden. De fax wordt afgekapt of wordt op twee pagina's afgedrukt ● Configureer de instelling Standaardpapierformaat. Faxberichten worden op één formaat papier afgedrukt op basis van de instellingen voor Standaardpapierformaat. a.
Problemen met de USB-verbinding oplossen Als u het apparaat rechtstreeks op een computer hebt aangesloten, controleert u eerst de kabel. NLWW ● Controleer of de kabel zowel op de computer als op de printer is aangesloten. ● Controleer of de kabel niet langer is dan 5 m. Probeer een kortere kabel. ● Controleer of de kabel goed werkt door de kabel aan te sluiten op een ander apparaat. Vervang de kabel indien nodig.
Problemen met bekabelde netwerken oplossen Doorloop de volgende punten om te controleren of het apparaat met het netwerk communiceert. Druk voordat u begint een configuratiepagina af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat en zoek het IP-adres van het apparaat op deze pagina.
De computer kan niet met het apparaat communiceren 1. Test de netwerkcommunicatie door een ping-opdracht uit te voeren op het netwerk. a. Open een opdrachtregel op uw computer. In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren en typ vervolgens cmd. b. Typ ping, gevolgd door het IP-adres voor uw apparaat. In Mac: open het netwerkhulpprogramma en typ het IP-adres in het juiste veld in het paneel Ping. c. 2. Het netwerk functioneert als er op het scherm retourtijden worden weergegeven.
Problemen met draadloze netwerken oplossen ● Controlelijst draadloze verbinding ● Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat na het voltooien van de draadloze configuratie ● Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat en op de computer is een firewall van derden geïnstalleerd ● De draadloze verbinding functioneert niet meer nadat de draadloze router of het apparaat is verplaatst ● Er kunnen geen computers meer worden aangesloten op het draadloos apparaat ● De verbinding van het draadloos app
● Zorg dat het apparaat niet in de buurt staat van elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen storen. Apparaten die het draadloos signaal kunnen storen, zijn onder andere motoren, draadloze telefoons, beveiligingscamera's, andere draadloze netwerken en bepaalde Bluetooth-apparaten. ● Controleer of de printerdriver op de computer is geïnstalleerd. ● Controleer of u de juiste printerpoort hebt geselecteerd.
Er kunnen geen computers meer worden aangesloten op het draadloos apparaat 1. Controleer of de andere computers zich binnen het draadloos bereik bevinden en dat er geen obstakels zijn die het signaal blokkeren. Voor de meeste netwerken ligt het draadloos bereik op maximaal 30 m van het draadloos toegangspunt. 2. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en gereed is. 3. Schakel firewalls van derden uit op uw computer. 4. Controleer of het draadloos netwerk goed werkt. 5.
3. Test de netwerkcommunicatie door een ping-opdracht uit te voeren op het netwerk. a. Open een opdrachtregel op uw computer. In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren en typ vervolgens cmd. b. Typ ping, gevolgd door het IP-adres van de router. In Mac: open het netwerkhulpprogramma en typ het IP-adres in het juiste veld in het paneel Ping. c. 4. Het netwerk functioneert als er op het scherm retourtijden worden weergegeven.
Problemen met de productsoftware in Windows oplossen ● Er wordt geen stuurprogramma voor het product weergegeven in de map Printers ● Er werd een foutbericht getoond tijdens de installatie van software ● Het product bevindt zich in de modus Klaar, maar er wordt niets afgedrukt Er wordt geen stuurprogramma voor het product weergegeven in de map Printers 1. Installeer de productsoftware opnieuw. OPMERKING: Sluit alle actieve toepassingen.
c. Klik op Printers en faxapparaten (via de standaardweergave van het menu Start) of klik op Printers (via de klassieke weergave van het menu Start). d. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de apparaatdriver en selecteer vervolgens Eigenschappen. e. Klik op het tabblad Poorten en klik op Poort configureren. f. Controleer het IP-adres en klik op OK of Annuleren. g.
Problemen met de apparaatsoftware oplossen in Mac OS X ● De printerdriver wordt niet in de lijst met printers en faxapparaten weergegeven ● De apparaatnaam wordt niet weergegeven in de lijst met printers en scan- en faxapparaten ● De printerdriver zorgt er niet automatisch voor dat het geselecteerde apparaat wordt weergegeven in de lijst met printers en scan- en faxapparaten.
De printerdriver zorgt er niet automatisch voor dat het geselecteerde apparaat wordt weergegeven in de lijst met printers en scan- en faxapparaten. 1. Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en het apparaat is ingeschakeld. 2. Controleer of het GZ-bestand van het apparaat zich in de volgende map op de vaste schijf bevindt: Library/Printers/PPDs/Contents/Resources. Installeer de software zo nodig opnieuw. 3. Als het GZ-bestand zich in deze map bevindt, is het PPD-bestand mogelijk beschadigd.
4. Controleer of er niet te veel USB-apparaten stroom onttrekken aan de keten. Koppel alle apparaten van de keten los en sluit de kabel rechtstreeks aan op de USB-poort van de computer. 5. Controleer of meer dan twee USB-hubs zonder voeding achter elkaar in de keten zitten. Koppel alle apparaten van de keten los en sluit de kabel rechtstreeks aan op de USB-poort van de computer. OPMERKING: Het iMac-toetsenbord is een USB-hub zonder eigen voeding.
Software verwijderen (Windows) Windows XP 1. Klik op Start en vervolgens op Programma's. 2. Klik achtereenvolgens op HP en op de apparaatnaam. 3. Klik op Verwijderen en verwijder de software volgens de instructies op het scherm. Windows Vista en Windows 7 NLWW 1. Klik op Start en op Alle programma’s. 2. Klik achtereenvolgens op HP en op de apparaatnaam. 3. Klik op Verwijderen en verwijder de software volgens de instructies op het scherm.
Software verwijderen (Mac OS X) U moet beschikken over beheerdersrechten om de software te verwijderen. 240 1. Koppel het apparaat los van de computer. 2. Open Programma's. 3. Open Hewlett Packard. 4. Open HP Uninstaller. 5. Selecteer het apparaat in de lijst met apparaten en klik vervolgens op de knop Verwijderen. 6. Nadat de software is verwijderd, start u de computer opnieuw op en leegt u de Prullenmand.
Problemen met scannen naar e-mail oplossen Als er problemen met scannen naar e-mail optreden, probeer dan de volgende oplossingen: ● Controleer of de functie is geconfigureerd. Als deze functie niet is ingesteld, gebruik dan de setupwizard in de HP Device Toolbox (Windows) of HP Utility voor Mac OS X om deze in te stellen. ● Controleer of de Scan-naar-e-mailfunctie is ingeschakeld. Als dat niet het geval is, schakel de functie dan in via de HP Device Toolbox (Windows) of HP Utility for Mac OS X.
Problemen met scannen naar netwerkmap oplossen Als er problemen met scannen naar netwerkmap optreden, probeer dan de volgende oplossingen: ● Controleer of de functie is geconfigureerd. Als deze functie niet is ingesteld, gebruik dan de setupwizard in de HP Device Toolbox (Windows) of HP Utility voor Mac OS X om deze in te stellen. ● Controleer of de functie Scannen naar netwerkmap is ingeschakeld.
Index A Aanpassen aan pagina, instelling, fax 125 aantal exemplaren, wijzigen 87 aantal pagina's 11 aan-uitknop, locatie 4 accessoires onderdeelnummers 33 Accessoires bestellen 26 achterste uitvoerbak afdrukken naar 23 afdrukken vanaf USB-flashstations 82 Afdrukken apparaatrapporten 11 instellingen (Mac) 73 afdrukken op beide zijden handmatig, Windows 53 instellingen (Windows) 51 afdrukkwaliteit verbeteren 187 afdrukmateriaal lade 1 vullen 18 lade 2 vullen 21 afdrukrichting wijzigen (Mac) 75 afdrukstand se
controlelijst draadloze verbinding 230 problemen met faxen oplossen 207 voor het oplossen van problemen 162 D direct afdrukken via USB 82 documentinvoer 91 dubbelzijdige documenten kopiëren 91 problemen met papierinvoer 169 storingen 172 donker, contrastinstellingen fax 119 donkerheid, contrastinstellingen kopie 95 draadloos afdrukken problemen oplossen 162 Draadloos netwerk problemen oplossen 230 draadloos netwerk, storing 233 driver papierformaten wijzigen 70 drivers gebruikspagina 11 papiersoorten 16 sel
instellingen voor automatisch verkleinen 125 instelling voor stempelen van ontvangen faxen 126 ophalen 127 opnieuw afdrukken 139 via extra toestel 112 wanneer u faxtonen hoort 141 faxen ophalen 127 faxen opnieuw afdrukken 126, 139 faxen uit het geheugen verwijderen 130 faxen verzenden annuleren 129 doorsturen 122 factuurcodes 120 foutrapport, afdrukken 211 vanuit de software 134 faxkopregel, instellen via bedieningspaneel 113 faxkoptekst, instellen met Wizard Fax instellen van HP 114 faxnummers deblokkeren
Kopieerinstellingen standaardinstellingen herstellen 85 kopiëren contrast, aanpassen 95 dubbelzijdige documenten 91, 92 instellingen voor licht/donker 95 meerdere exemplaren 87 sorteren 90 Kopiëren conceptmodus 96 één exemplaar 86 kwaliteit, aanpassen 94 nieuwe standaardinstellingen instellen 84 originelen met meerdere pagina's 88 papierformaat en -soort selecteren 97 standaardinstellingen herstellen 85 vergroten 93 verkleinen 93 L laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows) 64 lade 1 capaciteit 17 p
Papier bestellen 26 papier, voorbladen afdrukken (Mac) 76 papierformaten aangepaste formaten selecteren (Mac) 77 aangepaste formaten selecteren (Windows) 70 selecteren (Mac) 77 Papierformaten kopieerinstellingen 97 papierinvoer, problemen oplossen 168 papier plaatsen lade 1 18 papiersoort selecteren (Windows) 61 wijzigen 70 papiersoorten selecteren (Mac) 76 Papiersoorten kopieerinstellingen 97 papierstoringen locaties 170 pauzes, invoegen 117 PBX faxen 130 PCL-drivers universeel 40 PCL-lettertypenlijst 11 p
standaardgateway, instellen 147 standaardinstellingen, herstellen 166 Standaardkopieerinstellingen wijzigen 84 status HP Utility, Mac 153 Status beginscherm, bedieningspaneel 9 benodigdheden, rapport afdrukken 11 statuspagina benodigdheden 11 storingen aantal bijhouden 11 documentinvoer, verhelpen 172 duplexeenheid 185 fuser 183 lade 1 176 lade 2 179 oorzaken van 169 uitvoerbak 174 storingen verhelpen foutcorrectie-instelling fax 211 Stuurprogramma's instellingen (Mac) 73 instellingen wijzigen (Mac) 44 inst
Z zelfreparatie, klant onderdeelnummers 31 zwaar papier uitvoerbak selecteren 23 NLWW Index 249
250 Index NLWW
© 2014 Hewlett-Packard Development Company, L.P. www.hp.