Desktop Management Guide

Optie Beschrijving
identificatienummers worden normaal gesproken in de fabriek ingesteld
en dienen ter eenduidige identificatie van het systeem.)
DriveLockSecurity (bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u een hoofd- of gebruikerswachtwoord toewijzen aan, of
wijzigen voor, vaste schijven. Als deze functie is ingeschakeld, moet een van
de DriveLock-wachtwoorden worden ingevoerd tijdens de POST. Als geen
van beide wachtwoorden wordt ingevoerd, is de vaste schijf niet toegankelijk
totdat een van de wachtwoorden wordt ingevoerd tijdens de volgende koude
start.
OPMERKING: Deze keuzemogelijkheid verschijnt alleen als ten minste
één schijfeenheid die DriveLock ondersteunt is aangesloten op het systeem.
Raadpleeg de handleiding Computerinstellingen voor meer informatie over Computer Setup (Computerinstellingen).
Welke beveiligingsopties precies worden ondersteund, is afhankelijk van de computerconfiguratie.
Wachtwoordbeveiliging
Het opstartwachtwoord voorkomt dat onbevoegden de computer kunnen gebruiken. Telkens wanneer
een gebruiker de computer inschakelt of opnieuw opstart, moet deze een wachtwoord invoeren om
toegang te krijgen tot applicaties of gegevens. Het instelwachtwoord voorkomt specifiek onbevoegde
toegang tot Computer Setup (Computerinstellingen) en kan ook worden gebruikt in plaats van het
opstartwachtwoord. Dit betekent dat als u het instelwachtwoord invoert wanneer om het
opstartwachtwoord wordt gevraagd, u toch toegang krijgt tot de computer.
Er kan een voor het hele netwerk geldig instelwachtwoord worden ingesteld om de systeembeheerder
in staat te stellen zich aan te melden op alle netwerksystemen om onderhoud uit te voeren, zonder het
opstartwachtwoord te hoeven kennen, ook al is er een ingesteld.
Instelwachtwoord definiëren met Computer Setup
Als het systeem is uitgerust met een ingebouwd beveiligingsapparaat, raadpleegt u de HP ProtectTools
Security Manager Guide (Handleiding HP ProtectTools Security Manager) op
http://www.hp.com voor
meer informatie. U kunt een instelwachtwoord definiëren met behulp van Computer Setup
(Computerinstellingen). Zo voorkomt u dat de configuratie (via Computerinstellingen) wordt gewijzigd
zonder dat het wachtwoord wordt ingevoerd.
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk nadat de computer is ingeschakeld op F10 op het moment dat het monitorlampje groen gaat
branden om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u opnieuw op F10 (maar nu op het moment dat het monitorlampje groen gaat branden) om
het hulpprogramma te openen.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging) en Setup Password (Instelwachtwoord) en
volg de instructies op het scherm.
4. Selecteer achtereenvolgens File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten).
Opstartwachtwoord definiëren met Computer Setup
Het opstartwachtwoord is een beveiligingsvoorziening waarmee de computer alleen kan worden
gebruikt als eerst een wachtwoord wordt ingevoerd. Als u een opstartwachtwoord heeft ingesteld,
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg)
NLWW Wachtwoordbeveiliging 29