HP notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Welkom ............................................................................................................................................................ 1 Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2 2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4 Bovenkant .....................
Ingebed numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............. 28 Ingebed numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .......................... 28 Schakelen tussen functies van toetsen op het ingebedde toetsenblok ....................................................................................... 29 Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 29 Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................
Lage acculading herkennen .............................................................................. 43 Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 44 Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ............................................................ 44 Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is ........................................................
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 59 Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 59 Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 60 9 Geheugenmodules ......................................................................................................................
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup ............................................................................ 79 Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen .................................................................................... 80 MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen .............................................................................................. 80 Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup ........................................................
x
1 Welkom Nadat u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt en heeft geregistreerd, voert u de volgende stappen uit: ● Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding kunt maken met internet. Raadpleeg Netwerk op pagina 20 voor meer informatie. ● Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Toetsenbord en aanwijsapparaten op pagina 27 voor aanvullende informatie.
Informatie zoeken De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor de uitvoering van uiteenlopende taken. Hulpmiddelen Informatie over Poster Installatie-instructies ● Computer gebruiksklaar maken ● Onderdelen van de computer herkennen Helpfunctie van Linux ● Computersoftware Selecteer Computer > Help om de helpfunctie van Linux te openen.
Hulpmiddelen Informatie over Beperkte garantie* Garantiegegevens U krijgt als volgt toegang tot de garantie: Dubbelklik op het pictogram HP documenten op het bureaublad. – of – Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments. *De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos.
2 Vertrouwd raken met de computer Bovenkant Touchpad OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel 4 Beschrijving (1) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee schakelt u het touchpad in en uit. (2) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
Lampjes OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-lampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de pauzestand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de sluimerstand. (2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. (3) Webbrowserlampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld, of staat in de pauzestand of de slaapstand.
Onderdeel (1) Aan/uit-lampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de pauzestand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de slaapstand. (2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. (3) Webbrowserlampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld, of staat in de pauzestand of de slaapstand.
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te activeren. ● Als de computer in de pauzestand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te beëindigen.
Onderdeel Beschrijving (3) Webbrowserknop (alleen bepaalde modellen) Hiermee opent u de standaardwebbrowser. (4) Knop voor draadloze communicatie Met deze knop kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand brengen. OPMERKING: er kan een draadloze verbinding tot stand worden gebracht als er eerder een draadloze verbinding is geconfigureerd.
Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/ uit-knop om de pauzestand te activeren. ● Als de computer in de pauzestand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te beëindigen. ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Toetsen OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren. (2) Toets met logo van het besturingssysteem Hiermee geeft u het menu van het besturingssysteem weer. (3) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fntoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
Onderdeel Beschrijving (1) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren. (2) Toets met logo van het besturingssysteem Hiermee geeft u het menu van het besturingssysteem weer. (3) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fntoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. Raadpleeg Toetsenbord en aanwijsapparaten op pagina 27 voor meer informatie.
Voorkant Onderdeel (1) (2) (3) Beschrijving Lampje van de vaste schijf Mediakaartlezer Audio-uitgang (hoofdtelefoon) ● Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf of een optischeschijfeenheid. ● Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de vaste schijf geparkeerd.
Rechterkant Onderdeel Beschrijving (1) USB 2.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan. (2) Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Leest optische schijven. (3) Lampje van de optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Brandt wanneer de optischeschijfeenheid actief is. (4) Uitwerpknop van de optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Hiermee opent u de lade van de optischeschijfeenheid.
Linkerkant Onderdeel (1) Beschrijving Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. (2) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
Beeldscherm OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN). (2) Interne microfoon(s) (1 of 2, afhankelijk van het model) Hiermee neemt u geluid op. (3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
Onderdeel Beschrijving (1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN). (2) Interne microfoon(s) (1 of 2, afhankelijk van het model) Hiermee kunt u geluid opnemen. (3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Onderkant OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel (1) (2) Beschrijving Ontgrendeling van het accuafdekplaatje en het onderpaneel Accuruimte ● Door de ontgrendeling eenmaal te verschuiven, ontgrendelt u het accuafdekplaatje. Hierna kunt u de accu uit de accuruimte verwijderen. ● Als de accu uit de accuruimte is verwijderd, kunt u de ontgrendeling nogmaals verschuiven. Nu wordt het onderpaneel van de computer ontgrendeld.
Onderdeel (3) Beschrijving Onderpaneel Hiermee worden de vasteschijfruimte, het slot voor de WLAN-module en de geheugenmoduleslots beschermd. VOORZICHTIG: vervang de module voor draadloze communicatie alleen door een module die is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een waarschuwing verschijnt.
Onderdeel Beschrijving (1) Geheugenmodules (2) Vaste schijf (3) Slot voor de WLAN-module (alleen bepaalde modellen) Onderdelen aan de onderkant van de computer herkennen 19
3 Netwerk De computer ondersteunt een van de volgende types internettoegang of beide: ● Draadloos: voor mobiele toegang tot internet gebruikt u een draadloze verbinding. Raadpleeg Verbinding maken met een bestaand WLAN op pagina 21 of Nieuw draadloos netwerk installeren op pagina 23. ● Bekabeld: u krijgt toegang tot internet door verbinding te maken met een bekabeld netwerk.
Apparaten voor draadloze communicatie in- en uitschakelen Knop voor draadloze communicatie gebruiken Gebruik de knop voor draadloze communicatie om de WLAN-controller en de Bluetooth-controller gelijktijdig uit of in te schakelen. Ze kunnen afzonderlijk worden bestuurd via Controlecentrum of Computer Setup. OPMERKING: raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over het herkennen van het type en de locatie van de knop voor draadloze communicatie op de computer.
Als u het netwerk waarmee u verbinding wilt maken, niet ziet, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Verbindingen bewerken.
Nieuw draadloos netwerk installeren Vereiste apparatuur: ● een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via een abonnement bij een internetprovider; ● een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2); ● de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3). De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is verbonden met internet. OPMERKING: sommige kabelmodems hebben een ingebouwde router.
Draadloos netwerk beveiligen Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende: ● Computers ● Telefoons ● Audioapparaten De kracht van Bluetooth is de synchronisatie van gegevensoverdracht tussen uw computer en draadloze apparatuur.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een router (niet afgebeeld). WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
4 Toetsenbord en aanwijsapparaten Toetsenbord gebruiken Hotkeys herkennen Hotkeys zijn combinaties van de fn-toets en een van de functietoetsen. U gebruikt een hotkey als volgt: ▲ Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de hotkeycombinatie. Hotkeycombinatie fn+f1 Beschrijving Hiermee activeert u de pauzestand, waarbij uw gegevens in het systeemgeheugen worden opgeslagen.
Hotkeycombinatie Beschrijving fn+f9 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume. fn+f10 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd af. fn+f11 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen, of het afspelen onderbreken of hervatten. fn+f12 Hiermee speelt u het volgende nummer op een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd of bd af.
Schakelen tussen functies van toetsen op het ingebedde toetsenblok U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het ingebedde numerieke toetsenblok en de numerieke functie. ● Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
Touchpad uit- en inschakelen Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het touchpad. OPMERKING: het touchpadlampje is uit wanneer het touchpad is ingeschakeld. In de volgende tabel worden de touchpadpictogrammen afgebeeld en beschreven. Touchpadlampje Pictogram Beschrijving Oranje Geeft aan dat het touchpad is uitgeschakeld. Uit Geeft aan dat het touchpad is ingeschakeld.
Selecteren Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de betreffende knoppen op een externe muis zou gebruiken. Touchpadbewegingen gebruiken Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u twee vingers gelijktijdig op het touchpad. OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund. U geeft als volgt meer informatie weer over elke beweging: 1. Selecteer Computer > Meer toepassingen. 2.
Schuiven Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te bewegen. U schuift als volgt: plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpad en schuif ze over het touchpad in een beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts. OPMERKING: de schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van de vingerbeweging. OPMERKING: schuiven met twee vingers is standaard ingeschakeld. Knijpen/zoomen Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
5 Multimedia De computer beschikt over het volgende: ● Geïntegreerde luidsprekers ● Geïntegreerde microfoons ● Geïntegreerde webcam (alleen bepaalde modellen) ● Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware ● Multimediaknoppen of -toetsen Audiovoorzieningen gebruiken De computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● muziek afspelen; ● geluid opnemen; ● muziek downloaden van internet; ● multimediapresentaties maken; ● beeld en geluid overbrengen met expresberic
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Hardware. Klik vervolgens in het rechterdeelvenster op Geluid. 3. Klik op het tabblad Sound Effects (Geluidseffecten) en selecteer een van de geluidsopties onder Choose an alert sound (Kies een waarschuwingsgeluid) om elk geluid te testen. U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2.
▲ Als u een VGA-weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de externemonitorpoort. druk op fn+f4 om het beeld te schakelen tussen de weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer. OPMERKING: door te drukken op fn+f4 kunt u schakelen tussen instellingen. U kunt schakelen tussen het beeldscherm van een laptop, een extern beeldscherm in combinatie met het laptopbeeldscherm of een van de externe monitoren.
Als de externe monitor niet wordt gedetecteerd nadat u op fn+f4 heeft gedrukt, en u een AMDvideokaart heeft, gaat u als volgt te werk: 1. Selecteer Computer > Meer toepassingen > Systeem > ATI Catalyst Control Center (as Superuser) (ATI Catalyst Controlecentrum (als Supergebruiker)). 2. Geef het hoofdwachtwoord op. 3. Selecteer Display Manager (Beeldschermbeheer) in het rechterdeelvenster. 4. Klik op Detect connected displays (Aangesloten beeldschermen detecteren). 5.
Audio configureren voor HDMI Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-definition televisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Configureer daarna het apparaat als volgt: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten. 2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI). 3.
6 Energiebeheer Computer uitschakelen VOORZICHTIG: wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet heeft opgeslagen. Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
OPMERKING: wanneer de computer in de pauzestand of de slaapstand staat, is het niet mogelijk om netwerkverbindingen tot stand te brengen of de computer te gebruiken. Pauzestand activeren en beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de pauzestand wordt geactiveerd als de computer enige tijd inactief is geweest en op accuvoeding of een externe voedingsbron werkt. U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Controlecentrum.
Pictogram Voeding gebruiken Het pictogram Voeding bevindt zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Via het pictogram Voeding heeft u snel toegang tot de instellingen voor energiebeheer, kunt u de acculading bekijken en kunt u een ander energiebeheerschema selecteren. ● Klik op het pictogram Voeding en vervolgens op Informatie om het percentage van de resterende acculading weer te geven.
WAARSCHUWING! Gebruik uit veiligheidsoogpunt uitsluitend de volgende producten: de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die is aangeschaft bij HP. De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren.
2. Kantel de accu omhoog (2) en verwijder de accu (3) uit de computer. Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen als de computer via een netvoedingsadapter of een optionele voedingsadapter is aangesloten op een externe voedingsbron. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Accuwerktijd maximaliseren Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te maximaliseren: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeem en klik daarna in het rechterdeelvenster op Energiebeheer. 3. Stel op het tabblad Op accustroom het volgende in: ● Stel de schuifregelaar rechts van Computer in slaapstand zetten na: in op 30 minuten. ● Selecteer de optie Pauzestand of Slaapstand in het dialoogvenster rechts van Wanneer laptopklep wordt dichtgeklapt.
Problemen met lage acculading verhelpen Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ▲ Sluit de computer met behulp van een van de volgende apparaten aan op een externe netvoedingsbron: ● netvoedingsadapter; ● optioneel docking- of uitbreidingsapparaat; ● optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft. Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is 1.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt. Afvoeren van afgedankte accu's WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor informatie over wat u moet doen met afgedankte accu's.
Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont terwijl deze is aangesloten op een netvoedingsbron: ● De computer kan niet worden ingeschakeld. ● Het beeldscherm blijft leeg. ● De aan/uit-lampjes zijn uit. U test de netvoedingsadapter als volgt: 1. Schakel de computer uit. 2. Verwijder de accu uit de computer. 3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in een stopcontact. 4.
7 Schijfeenheden Omgaan met schijfeenheden VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
Gebruik de optionele bevestigingsschroef om het onderpaneel aan de onderkant van de computer vast te zetten. Als u hem niet gebruikt, kan de bevestigingsschroef worden opgeborgen in de accubay. Ga als volgt te werk om de bevestigingsschroef te gebruiken: 1. Verwijder de accu. raadpleeg Accu plaatsen of verwijderen op pagina 41 voor informatie over de accu. VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan.
Onderpaneel verwijderen Verwijder het onderpaneel om toegang te krijgen tot het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met kennisgevingen en andere onderdelen. Ga als volgt te werk om het onderpaneel te verwijderen: 1. Verwijder de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 41). 2. Verwijder, met de accuruimte naar u toe gericht, de bevestigingsschroef (1), als deze in gebruik is (zie De optionele bevestigingsschroef gebruiken op pagina 47). 3.
2. Breng desgewenst de bevestigingsschroef (4) weer aan (zie De optionele bevestigingsschroef gebruiken op pagina 47). 3. Plaats de accu terug (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 41). 4. Keer de computer weer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de computer. 5. Schakel de computer in.
6. Verwijder de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 41). 7. Verwijder de bevestigingsschroef indien deze in gebruik is (zie De optionele bevestigingsschroef gebruiken op pagina 47). 8. Verwijder het onderpaneel (zie Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen op pagina 48). OPMERKING: 9. Op het onderpaneel wordt beschreven hoe u de vaste schijf verwijdert. Verwijder de vier schroeven van de vaste schijf (1) uit de vasteschijfruimte. 10.
Vaste schijf plaatsen 52 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte. 2. Trek het plastic lipje van de vaste schijf (1) naar het midden van de computer om de vaste schijf met de connector te verbinden. 3. Breng de vier schroeven van de vaste schijf (2) weer aan. 4. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen op pagina 48). 5. Breng desgewenst de bevestigingsschroef weer aan (zie De optionele bevestigingsschroef gebruiken op pagina 47). 6.
Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) Vaststellen welk type optischeschijfeenheid is geïnstalleerd ▲ Selecteer Computer > Meer toepassingen en selecteer vervolgens Audio en video in het linkerdeelvenster. Er verschijnt een lijst met alle apparaten die in de computer zijn geïnstalleerd, waaronder de optischeschijfeenheid.
Optische schijf plaatsen Optischeschijfeenheid met lade 1. Schakel de computer in. 2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen. 3. Trek de lade uit (2). 4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de schijf op de as in de lade met het label naar boven. OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen. 5.
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje. Als de lade niet opengaat 1.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. 56 Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
8 Externe kaarten en apparaten Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers onderling of tussen een computer en een camera of PDA. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over indelingen van digitale kaarten die worden ondersteund op uw computer.
Ga als volgt te werk om een digitale kaart te verwijderen: 1. Open Bestandsbeheer door Computer > Nautilus te selecteren. 2. Klik op het pictogram Uitwerpen naast de naam van de digitale kaart in de lijst Plaatsen in het linkerdeelvenster van Bestandsbeheer. OPMERKING: verwijderd. 3. er verschijnt een bericht dat het hardware-apparaat veilig kan worden Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
USB-apparaat aansluiten VOORZICHTIG: gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een USB-apparaat, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. OPMERKING: de USB-poort van uw computer kan er iets anders uitzien dan de poort op de afbeelding in dit gedeelte. ▲ Als u een USB-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de USB-kabel van het apparaat aan op de USB-poort.
VOORZICHTIG: als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit het stopcontact is gehaald. 1. Sluit het apparaat aan op de computer. 2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact. 3. Zet het apparaat aan.
9 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 8. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen.
c. 9. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes vastklikken. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen op pagina 48). 10. Breng desgewenst de bevestigingsschroef weer aan (zie De optionele bevestigingsschroef gebruiken op pagina 47). 11. Plaats de accu terug (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 41). 12.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorzieningen zijn niet altijd afdoende om softwareaanvallen te voorkomen en kunnen niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. De beveiligingsvoorzieningen van uw computer beschermen uw computer, persoonlijke informatie en gegevens tegen diverse gevaren.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden: ● Volg, bij het maken van wachtwoorden, de vereisten die zijn ingesteld door het programma. ● Noteer uw wachtwoorden en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de computer. ● Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer. De volgende tabellen bevatten veelgebruikte wachtwoorden en een beschrijving van hun functie.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op esc terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f10. 2.
● Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn. ● U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLockbeveiliging van de vaste schijf te halen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het hoofdwachtwoord van een schijf worden gehaald. DriveLock-wachtwoord beheren U kunt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1.
Automatisch DriveLock-wachtwoord beheren Ga als volgt te werk om in Computer Setup een automatisch DriveLock-wachtwoord in of uit te schakelen: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. 2. Druk op f10 om Computer Setup te openen. 3.
OPMERKING: het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er anders uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel. 4.
Vingerafdruk registreren Als u uw vingerafdruk niet heeft geregistreerd bij het instellen van uw gebruikersaccount, kunt u het hulpprogramma voor gebruikersbeheer openen om uw vingerafdrukinstellingen te wijzigen. Ga als volgt te werk om het hulpprogramma voor gebruikersbeheer te open en uw vingerafdruk te registreren: 1. Selecteer Computer > YaST. 2. Geef uw hoofdwachtwoord op en klik op Doorgaan. 3. Klik in het linkerdeelvenster op Veiligheid en gebruikers.
11 Back-up en herstel Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Systeemherstelactie uitvoeren Met Recovery (Herstel) herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. U kunt een herstel-dvd met de HP fabrieksimage maken.
OPMERKING: als u de computer niet kunt opstarten vanaf de vasteschijfpartitie met het hoofdbesturingssysteem of de herstelpartitie, en als u geen systeemherstelschijf heeft gemaakt, moet u de dvd SUSE Linux Enterprise Desktop Operating System (SUSE Linux Enterprise Desktopbesturingssysteem) aanschaffen om het besturingssysteem opnieuw te installeren. Raadpleeg voor meer informatie het boekje Worldwide Telephone Numbers (Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning).
5. Klik onder Restore Point (Herstelpunt) op de tijd en datum van de back-up. OPMERKING: als er meerdere back-ups zijn uitgevoerd, klikt u op de knop Use the latest version (Recentste versie gebruiken) om de recentste versie terug te zetten. 6. Klik op de knop Restore (Terugzetten) om het terugzetten van de bestanden te starten of klik op Cancel (Annuleren) om het terugzetten te annuleren.
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de typen geïnstalleerde randapparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeem- en uitgebreid geheugen.
Kies een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup te sluiten: ● Als u de menu's van Computer Setup wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram Exit (Afsluiten) linksonder op het scherm en volgt u de instructies op het scherm. – of – Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie over de installatie en het oplossen van problemen. BIOS-versie vaststellen Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd. BIOS-versiegegevens (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunnen als volgt worden weergegeven: 1. Start Computer Setup. 2.
5. Ga naar het BIOS-gedeelte en download het BIOS-softwarepakket. 6. Volg de installatie-instructies die zijn verstrekt bij het BIOS-softwarepakket dat u heeft gedownload. OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen. Advanced System Diagnostics gebruiken Met Advanced System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de computer naar behoren werkt.
13 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde opstartapparaten. Met het hulpprogramma MultiBoot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten. Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten (NIC's), vaste schijven en USB-apparaten.
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup De computer start alleen op vanaf een USB-apparaat of een netwerkadapter als de eenheid eerst in Computer Setup is geactiveerd als opstarteenheid. Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een USB-apparaat of een netwerkadapter te activeren als opstartapparaat: 1.
Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen Houd rekening met het volgende als u de opstartvolgorde wilt wijzigen: ● Wanneer de computer opnieuw wordt opgestart nadat de opstartvolgorde is gewijzigd, probeert de computer op te starten op basis van de nieuwe opstartvolgorde. ● Als er meer dan één type opstarteenheid is, probeert de computer op te starten vanaf het eerste apparaat van elk type opstartapparaat (met uitzondering van optischeschijfeenheden).
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen de lijst Legacy Boot Order (Opstartvolgorde van bestaande apparaten). Druk vervolgens op enter. 4. Om het apparaat hoger in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl omhoog of drukt u op de toets +. – of – Om het apparaat lager in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl omlaag of drukt u op de toets -. 5.
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten). Druk vervolgens op enter. De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart. MultiBoot Express-voorkeuren invoeren Wanneer het Express Boot-menu wordt weergegeven tijdens het opstarten, heeft u de volgende mogelijkheden: 82 ● Als u een opstarteenheid wilt opgeven in het menu Express Boot, selecteert u de gewenste locatie binnen de toegestane tijd en drukt u op enter.
A Problemen oplossen en ondersteuning Problemen oplossen In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De computer is ingeschakeld maar reageert niet Als de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde, totdat de computer wordt afgesloten: VOORZICHTIG: noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen gegevens. ● Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt: ● Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren, schakelt u het selectievakje uit.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. 86 Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
De optischeschijfeenheid wordt niet gedetecteerd Als het besturingssysteem een geïnstalleerd apparaat niet detecteert, kan het zijn dat het apparaatstuurprogramma ontbreekt of beschadigd is. 1. Verwijder eventuele schijven uit de optischeschijfeenheid. 2. Klik op Computer en vervolgens op Systeem-monitor. 3. Zoek op het tabblad Hardware de Opslagmediumcontroller in de kolom Type. 4. Klik op het driehoekje naast de apparaten tot u de optischeschijfeenheid heeft gevonden.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ● Controleer of alle programma's zijn afgesloten. ● Schakel de pauzestand en de slaapstand uit. ● Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt. ● Controleer of de schijf correct is geplaatst. ● Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Labels De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt: ● Servicelabel. Dit bevat belangrijke informatie, zoals: Onderdeel (1) Productnaam (2) Serienummer (3) Artikelnummer/productnummer (4) Garantieperiode (5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen) Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
B Computer schoonmaken Schoonmaakproducten Gebruik de volgende producten om de computer veilig schoon te maken en te desinfecteren: ● Dimethyl benzyl ammonium chloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld: kiemdodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn er van een aantal merken).
Touchpad en toetsenbord schoonmaken VOORZICHTIG: zorg bij het schoonmaken van het touchpad en het toetsenbord dat er geen vloeistoffen tussen de toetsen komen. Hierdoor kunnen interne componenten blijvend beschadigd raken. ● Om het touchpad en het toetsenbord schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een zachte microvezeldoek of een zemen lap die is bevochtigd met een van de schoonmaakoplossingen die eerder zijn beschreven. U kunt ook een kiemdodend wegwerpdoekje gebruiken.
C Specificaties Ingangsvermogen De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen met de computer. De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
D Elektrostatische ontlading Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen deurklink aanraakt. Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via vingers of andere elektrostatische geleiders.
Index A Aan/uit-knop, herkennen 7, 9 Aan/uit-lampjes 5, 6 Accu afvoeren 45 lage acculading 43 opbergen 44 opladen 42 plaatsen 41 temperatuur 44 verwijderen 41 voeding 40 voeding besparen 44 werktijd 43 Accu, afdekplaatje 17 Accu-afdekplaatje en onderpaneel, ontgrendeling 17 Accuontgrendeling 41 Accuruimte 89 Actietoetsen geluidsvolume 33 Afsluiten 38 Apparaten voor draadloze communicatie, types 20 Audiofuncties, controleren 34 Audiovoorzieningen 33 B Back-up 71 Bedrijfs-WLAN, verbinding met 21 Beeldscherm,
Geluidsvolume aanpassen 33 knoppen 33 toetsen 33 H HDMI, audio configureren 37 HDMI-poort, aansluiten 36 HDMI-poort, herkennen 14 Herstel 71 High-definitionapparatuur, aansluiten 36 Hotkeys accuwerktijd 27 bedieningselementen voor audio-cd, dvd of bd 28 beschrijving 27 gebruiken 27 geluidsvolume aanpassen 27, 28 helderheid van beeldscherm verhogen 27 helderheid van beeldscherm verlagen 27 luidsprekergeluid uitschakelen/ opnieuw inschakelen 27 pauzestand 27 QuickLock 27 schakelen tussen beeldschermen 27 Hubs
Opstartapparaten, inschakelen 79 Opstartvolgorde wijzigen 80 Optionele beveiligingskabel 68 Optionele externe apparaten, gebruiken 59 Optische schijf plaatsen 54 verwijderen 54 Optischeschijfeenheid 60 Optischeschijfeenheid, herkennen 13 Optischeschijfeenheid, lampje herkennen 13 Optischeschijfeenheid, uitwerpknop herkennen 13 Optischeschijfeenheid met lade 54 P Pauzestand activeren 39 beëindigen 39 Pictogrammen bekabeld netwerk 20 draadloze communicatie 20 netwerk 20 Poorten externe monitor 14, 34 HDMI 14,