User manual

Als het bericht niet aangeeft welke printcartridge het probleem veroorzaakt, volgt u deze
stappen om te bepalen met welke printcartridge er een probleem is. Als u dat gedaan
hebt, gaat u verder met de eerste oplossing.
Vaststellen welke printcartridge een probleem ondervindt
1. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
2. Open het vak met de printcartridge.
De wagen met printcartridges bevindt zich aan de rechterkant van het apparaat.
3. Controleer of u de juiste printcartridges voor uw product gebruikt. Raadpleeg voor
een lijst met nummers van compatibele printcartridges de gedrukte documentatie bij
het product.
4. Verwijder de zwarte printcartridge uit de sleuf rechts.
Druk op de printcartridge om deze te ontgrendelen en trek de cartridge naar u toe uit
de houder.
1 Driekleurenprintcartridge
2 Zwarte printcartridge
5. Sluit het klep voor de printcartridge.
6. Controleer of de fout is opgelost.
Als de fout is opgelost, is er een probleem met de zwarte printcartridge.
Als de fout niet is opgelost, gaat u verder met de volgende stap.
7. Open de toegangsklep voor de printcartridges en plaats de zwarte printcartridge terug
door deze naar voren te schuiven in de sleuf aan de rechterkant. Duw de
printcartridge naar voren totdat deze vastklikt in de houder.
Hoofdstuk 12
214 Probleemoplossing
Probleemoplossing