HP LaserJet M9059 MFP - User's Guide

Table Of Contents
7 Afdruktaken
Materiaalsoort en materiaal in lade plaatsen ...................................................................................... 98
Functies van de Windows-printerdriver gebruiken ........................................................................... 100
De printerdriver openen ................................................................................................... 100
Afdruksnelkoppelingen gebruiken .................................................................................... 100
Papierladen en kwaliteitsopties instellen ......................................................................... 100
Documenteffecten instellen ............................................................................................. 101
Afwerkingsopties voor documenten instellen ................................................................... 101
Uitvoeropties voor het document instellen ....................................................................... 101
Opties voor taakopslag instellen ...................................................................................... 102
Ondersteuning en informatie over de productstatus verkrijgen ....................................... 103
Geavanceerde afdrukopties instellen .............................................................................. 103
Documenten nieten .......................................................................................................................... 105
Stel de nietmachine op het bedieningspaneel in voor afgedrukte taken ......................... 105
De nietmachine vanaf het bedieningspaneel instellen voor alle kopieertaken ................ 105
De nietmachine vanaf het bedieningspaneel instellen voor één kopieertaak .................. 105
Het apparaat configureren voor stoppen of doorgaan als de nietcartridge leeg is .......... 106
Nietjes plaatsen ............................................................................................................... 106
Een afdruktaak annuleren ................................................................................................................ 110
De huidige afdruktaak stoppen via het bedieningspaneel ............................................... 110
Een afdruktaak afbreken vanuit het programma .............................................................. 110
Enveloppen afdrukken ...................................................................................................................... 111
Functies voor afdruktaakopslag ...................................................................................................... 115
De functies voor afdruktaakopslag gebruiken .................................................................. 115
De functie Controleren en vasthouden gebruiken ........................................................... 116
Een taak voor controleren en vasthouden maken ........................................... 116
De resterende exemplaren van een taak voor controleren en vasthouden
afdrukken ........................................................................................................ 116
Een taak voor controleren en vasthouden verwijderen ................................... 116
De functie Persoonlijke taak gebruiken ........................................................................... 116
Een persoonlijke taak maken .......................................................................... 117
Een persoonlijke taak afdrukken ..................................................................... 117
Een persoonlijke taak verwijderen .................................................................. 117
De functie voor snelkopiëren gebruiken .......................................................................... 118
Een snelkopieertaak maken ............................................................................ 118
Meerdere afdrukken maken van snelkopieertaken ......................................... 118
Een snelkopieertaak verwijderen .................................................................... 118
De functie voor opgeslagen taken gebruiken .................................................................. 119
Een opgeslagen afdruktaak maken ................................................................. 119
Een opgeslagen taak afdrukken ...................................................................... 119
Een opgeslagen taak wissen .......................................................................... 119
vi NLWW