HP LaserJet Professional P1560 and P1600 Printer series - User's Guide
Verbindingsproblemen oplossen
OPMERKING: Herstel de standaardinstellingen van het product. Raadpleeg Fabrieksinstellingen
herstellen op pagina 80. Als het probleem aanhoudt, kunt u de oplossingen in dit gedeelte proberen.
Problemen met rechtstreekse verbindingen oplossen
Als u het apparaat rechtstreeks op een computer hebt aangesloten, controleert u eerst de kabel.
●
Controleer of de kabel zowel op de computer als op de printer is aangesloten.
● Controleer of de kabel niet langer is dan 2 meter. Vervang de kabel indien nodig.
●
Controleer of de kabel goed werkt door de kabel aan te sluiten op een ander apparaat. Vervang
de kabel indien nodig.
Netwerkproblemen oplossen
OPMERKING: Herstel de standaardinstellingen van het product voordat u de procedures in dit
gedeelte uitvoert. Raadpleeg
Fabrieksinstellingen herstellen op pagina 80.
Controleer de volgende items om na te gaan of de printer communiceert met het netwerk. Druk voordat
u begint een configuratiepagina af. Zie
Druk informatiepagina's af op pagina 54.
1.
Zijn er fysieke verbindingsproblemen tussen het werkstation of de bestandsserver en het apparaat?
Controleer of de netwerkbekabeling, aansluitingen en routerconfiguraties juist zijn. Controleer of
de lengte van de netwerkkabel voldoet aan de specificaties van het netwerk.
2.
Zijn de netwerkkabels goed aangesloten?
Controleer of het apparaat via de juiste poort en kabel is aangesloten op het netwerk. Controleer
alle kabelaansluitingen en kijk of deze stevig vastzitten op de juiste plek. Als het probleem
hiermee niet is verholpen, probeert u een andere kabel of poorten op de hub of transceiver. Aan
de achterzijde van het apparaat, naast de poortaansluiting, dienen twee lampjes te branden:
oranje geeft activiteit aan, groen de koppelingsstatus.
3.
Zijn de instellingen voor koppelingssnelheid en duplex correct?
Hewlett-Packard raadt u aan deze instelling in de automatische modus te laten (de
standaardinstelling).
4.
Kunt u het apparaat pingen?
Op de opdrachtregel van uw computer kunt u het apparaat pingen. Bijvoorbeeld:
ping 192.168.45.39
Controleer of de round trip-tijd voor de ping wordt weergegeven.
Als u het apparaat kunt pingen, controleert u of het IP-adres voor het apparaat juist is
geconfigureerd op de computer. Als het IP-adres juist is geconfigureerd, verwijdert u het apparaat
en voegt u dit opnieuw toe.
106 Hoofdstuk 8 Problemen oplossen NLWW