Operation Manual

Schakel de HP All-in-One uit vanaf het bedieningspaneel. Schakel het apparaat niet
uit door een stekkerdoos uit te schakelen of door het netsnoer uit de HP All-in-One
te trekken. Als de HP All-in-One verkeerd is uitgeschakeld, wordt de wagen met
printcartridges niet op juiste positie teruggezet en kunnen de printcartridges
uitdrogen.
Open de klep van de printcartridges alleen als dat echt nodig is. Hierdoor worden de
printcartridges aan lucht blootgesteld, waardoor de levensduur ervan wordt verkort.
Opmerking Als u de klep van de printcartridges gedurende lange tijd openlaat,
zal de HP All-in-One de printcartridges weer sluiten om deze te beschermen tegen
blootstelling aan lucht.
Reinig de printcartridges wanneer u een duidelijke vermindering van afdrukkwaliteit
constateert.
Tip Als de printcartridges lange tijd niet zijn gebruikt, kunt u een vermindering
van de afdrukkwaliteit constateren.
Reinig de printcartridges alleen als dat echt nodig is. U verspilt zo geen inkt en de
printcartridge heeft een langere levensduur.
Wees voorzichtig met de printcartridges. Als u ze laat vallen, blootstelt aan schokken
of kracht gebruikt bij het plaatsen, kan dat zorgen voor tijdelijke afdrukproblemen. Als
de afdrukkwaliteit slecht is nadat u een printcartridge hebt geplaatst, wacht u een half
uur zodat de printcartridge kan herstellen.
Zie voor meer informatie:
"
Problemen met printcartridges oplossen" op pagina 92
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Als u problemen ondervindt met de afdrukkwaliteit, probeer dan de oplossingen in dit
hoofdstuk en raadpleeg onderstaande richtlijnen:
Vervang hervulde of lege cartridges.
Controleer de apparaatinstellingen en kijk na of de afdrukmodus en de papierkeuze
juist zijn voor het papier en de afdruktaak.
Zie "
De papiersoort voor afdrukken instellen" op pagina 34 en "Papier voor afdrukken
en kopiëren selecteren" op pagina 20 voor meer informatie.
Druk een zelftest af en kijk na of deze goed is.
Zie "
Een zelftestrapport afdrukken" op pagina 62 voor meer informatie.
Indien de zelftest een defect vertoont, probeer dan het volgende:
Reinig de printcartridges automatisch. Zie "
De printcartridges reinigen"
op pagina 74 voor meer informatie.
Wanneer er lijnen ontbreken bij het afdrukken, reinig dan de elektrische
contactpunten. Zie "
Het gedeelte rondom de inktsproeiers reinigen"
op pagina 76 voor meer informatie.
Vervang de printcartridge. Zie "
De printcartridges vervangen" op pagina 65 voor
meer informatie.
Indien de zelftest geen problemen aangeeft, onderzoek dan andere mogelijke
oorzaken zoals het beeldbestand of het softwareprogramma.
Hoofdstuk 12
100 Probleemoplossing
Probleemoplossing