Desktop Management Guide (2nd Edition)
12 www.hp.nl Handleiding Desktop Management
Handleiding Desktop Management
4. Voer FDISK uit door FDISK achter de opdrachtprompt A:\ te typen
en vervolgens op
Enter te drukken. Wanneer hierom wordt gevraagd,
kiest u Ja (J) om de ondersteuning voor grote schijven in te schakelen.
5. Kies optie [
5] om de schijfeenheden in het systeem weer te geven.
Als de grootte van een van de weergegeven schijfeenheden
vrijwel exact overeenkomt met de bekende omvang van het
USB-flashapparaat, is deze schijfeenheid waarschijnlijk het
USB-flashapparaat. Het USB-flashapparaat is vaak de laatste
schijfeenheid in de lijst. Noteer de schijfaanduiding.
USB-flashapparaat is schijfeenheid: ______________________
Ä
VOORZICHTIG: Als er geen schijfeenheid wordt vermeld die
overeenkomt met het USB-flashapparaat, ga dan niet verder met deze
procedure omdat er anders mogelijk gegevens verloren gaan. Controleer
alle USB-poorten op de aanwezigheid van andere opslagapparaten.
Als er andere opslagapparaten aangesloten zijn, verwijdert u deze en
vervolgens start u de computer opnieuw op en gaat u verder vanaf stap 4.
Als er geen andere opslagapparaten aangesloten zijn, dan betekent dit
ofwel dat het systeem het USB-flashapparaat niet ondersteunt ofwel dat
het USB-flashapparaat defect is. Probeer in dat geval NIET om van het
USB-flashapparaat een opstarteenheid te maken.
6. Sluit FDISK af door op Esc te drukken, zodat de opdrachtprompt
A:\ weer wordt weergegeven.
7. Als SYS.COM op de DOS-opstartdiskette aanwezig is, gaat
u verder met stap 8. Anders gaat u verder met stap 9.
8. Typ achter de opdrachtprompt A:\ de opdracht
SYS X:,
waarbij u “X” vervangt door de schijfaanduiding van het
USB-flashapparaat, die u eerder genoteerd heeft.
Ä
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat u de juiste schijfaanduiding voor het
USB-flashapparaat opgeeft.
Nadat de systeembestanden zijn overgebracht, wordt SYS
afgesloten. De opdrachtprompt A:\ wordt weergegeven.
Ga verder met stap 13.
9. Kopieer eventuele belangrijke bestanden op het USB-flashapparaat
naar een tijdelijke opslaglocatie op een andere schijfeenheid,
bijvoorbeeld de interne vaste schijf van het systeem.










