Desktop Management Guide (Dutch)

Handleiding Desktop Management www.hp.com 29
Handleiding Desktop Management
Wachtwoordbeveiliging
Het opstartwachtwoord voorkomt dat onbevoegden de computer
kunnen gebruiken. Telkens wanneer een gebruiker de computer
inschakelt of opnieuw opstart, moet deze een wachtwoord invoeren
om toegang te krijgen tot applicaties of gegevens. Het instelwachtwoord
voorkomt onbevoegde toegang tot Computer Setup (Computerinstel-
lingen) en kan ook worden gebruikt om het opstartwachtwoord te
negeren. Als u het instelwachtwoord invoert wanneer om het opstart-
wachtwoord wordt gevraagd, krijgt u toegang tot de computer.
Er kan voor het gehele netwerk een instelwachtwoord worden
gedefinieerd om de systeembeheerder in staat te stellen zich op alle
computers in het netwerk aan te melden om onderhoud uit te voeren,
zonder het opstartwachtwoord te hoeven kennen.
Instelwachtwoord definiëren met Computer Setup
(Computerinstellingen)
Als het systeem is voorzien van een Embedded Security-apparaat,
raadpleegt u Handleiding HP ProtectTools Embedded Security op de
documentatie-cd. U kunt een instelwachtwoord definiëren met behulp
van Computer Setup (Computerinstellingen). Zo voorkomt u dat de
configuratie (via Computerinstellingen) wordt gewijzigd door iemand
die het wachtwoord niet kent.
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op. Klik hiervoor
in Windows op Start > Afsluiten > Opnieuw opstarten.
2. Zodra de computer ingeschakeld is, houdt u
F10 ingedrukt totdat
Computer Setup (Computerinstellingen) wordt geopend. Druk op
Enter om een eventueel beginscherm over te slaan.
Als u F10 niet tijdig heeft ingedrukt, start u de computer opnieuw op.
Houd
F10 ingedrukt totdat Computer Setup (Computerinstellingen)
op het scherm verschijnt.
Als u een PS/2-toetsenbord gebruikt, wordt er mogelijk een bericht
over een toetsenbordfout weergegeven. U kunt dit bericht negeren.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging) en Setup
Password (Instelwachtwoord) en volg de instructies op het scherm.
4. Selecteer File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen
opslaan en afsluiten) voordat u het programma afsluit.