HP notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Welkom ............................................................................................................................................................ 1 Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2 2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4 Bovenkant ....................
Modemkabel aansluiten .................................................................................... 25 Land- of regiospecifieke modemkabeladapter aansluiten ................................. 26 Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde modellen) ............................... 26 4 Toetsenbord en aanwijsapparaten .............................................................................................................. 28 Toetsenbord gebruiken ........................................
Huidige instellingen voor energiebeheer weergeven ........................................ 42 Huidige instellingen voor energiebeheer wijzigen ............................................. 42 Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 42 Acculading weergeven ....................................................................................................... 43 Accu plaatsen of verwijderen ...................
Als de lade niet opengaat ................................................................. 59 8 Externe kaarten en apparaten ...................................................................................................................... 61 Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................. 61 Digitale kaart plaatsen .......................................................................................................
Verificatie middels een vingerafdruk tijdens het aanmelden inschakelen .......................... 78 Vingerafdruk registreren .................................................................................................... 79 11 Back-up en herstel ...................................................................................................................................... 80 Systeemherstelactie uitvoeren ............................................................................................
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ....................................................... 97 Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ......... 98 Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 98 Labels .................................................................................................................................................
1 Welkom Nadat u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt en heeft geregistreerd, voert u de volgende stappen uit: ● Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding kunt maken met internet. Zie Netwerk op pagina 20 voor meer informatie. ● Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Toetsenbord en aanwijsapparaten op pagina 28 voor aanvullende informatie.
Informatie zoeken De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor de uitvoering van uiteenlopende taken. Hulpmiddelen Informatie over Poster Installatie-instructies ● Computer gebruiksklaar maken ● Onderdelen van de computer herkennen Helpfunctie van Linux ● Computersoftware Selecteer Computer > Help om de helpfunctie van Linux te openen.
Hulpmiddelen Informatie over Beperkte garantie* Garantiegegevens U krijgt als volgt toegang tot de garantie: Dubbelklik op het pictogram HP documenten op het bureaublad. – of – Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments. *De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos.
2 Vertrouwd raken met de computer Bovenkant Touchpad OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel 4 Beschrijving (1) EasyPoint-muisbesturing (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (2) Linkerknop van de EasyPoint-muisbesturing (alleen bepaalde modellen) Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
Onderdeel Beschrijving (4) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (5) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis. (6) Rechterknop van de EasyPointmuisbesturing (alleen bepaalde modellen) Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
Lampjes OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) 6 Beschrijving Touchpadlampje Caps Lock-lampje Aan/uit-lampje Lampje voor draadloze communicatie Webbrowserlampje Lampje Geluid uit Num Lock-lampje Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer ● Oranje: het touchpad is uitgeschakeld. ● Uit: het touchpad is ingeschakeld. ● Aan: Caps Lock is ingeschakeld. ● Uit: Caps Lock is uitgeschakeld.
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel Beschrijving (1) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee schakelt u het touchpad in en uit. (2) Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/ uit-knop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te activeren.
Onderdeel (4) 8 Beschrijving Webbrowserknop ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op deze knop om de standaardwebbrowser te openen. ● Wanneer de computer is uitgeschakeld of in de pauzestand of de slaapstand staat, kan met de knop geen actie of functie worden uitgevoerd. (5) Knop Geluid uit Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in). (6) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk aanmelden in plaats van met een wachtwoord.
Toetsen OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel Beschrijving (1) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (2) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren. (3) Toets met logo van het besturingssysteem Hiermee geeft u het menu van het besturingssysteem weer.
Voorkant OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel (1) Beeldschermontgrendeling Hiermee opent u de computer. (2) Lampje voor draadloze communicatie ● Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een WLAN-apparaat en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. ● Aan: de computer is ingeschakeld.
Rechterkant OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel (1) Beschrijving Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven. WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Onderdeel (7) Beschrijving Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt. (8) Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer.
Onderdeel (6) Beschrijving Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt. (7) Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer.
Linkerkant OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel Beschrijving (1) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan. (2) 1394-poort Hiermee sluit u een optioneel IEEE 1394- of 1394aapparaat, zoals een camcorder, aan op de computer. (3) USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze poort zorgt voor hogere USB-prestaties.
Achterkant OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel Beschrijving (1) RJ-11-modemconnector Hierop sluit u een modemkabel aan. (2) Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of projector aan. (3) RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Beeldscherm OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan staat, wordt deze schakelaar ingedrukt en daardoor het beeldscherm uitgeschakeld of de pauzestand geactiveerd. Interne beeldschermschakelaar OPMERKING: de beeldschermschakelaar is niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
Onderdeel Beschrijving (1) Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan staat, wordt deze schakelaar ingedrukt en daardoor het beeldscherm uitgeschakeld of de pauzestand geactiveerd. Interne beeldschermschakelaar OPMERKING: de beeldschermschakelaar is niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. (2) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
Onderkant OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel (1) Beschrijving Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt. 18 (2) Accuontgrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu.
Onderdeel Beschrijving (7) Bluetooth-compartiment Ondersteunt een Bluetooth-apparaat. (8) Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de WLAN-module en de geheugenmoduleslots. VOORZICHTIG: vervang de module voor draadloze communicatie alleen door een module die is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land.
3 Netwerk De computer ondersteunt een van de volgende types internettoegang of beide: ● Draadloos: voor mobiele toegang tot internet gebruikt u een draadloze verbinding. Ga naar Verbinding maken met een bestaand WLAN op pagina 22 of Nieuw draadloos netwerk installeren op pagina 23. ● Bekabeld: u krijgt toegang tot internet door verbinding te maken met een bekabeld netwerk. Zie Verbinding maken met een bekabeld netwerk op pagina 25 voor informatie over verbinding maken met een bekabeld netwerk.
Gebruikmaken van een internetprovider Voor toegang tot internet is een account bij een internetprovider vereist. Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De internetprovider kan u bij helpen het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het testen van de internetservice.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken Ga als volgt te werk om een draadloos of bekabeld netwerkapparaat in of uit te schakelen: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 2.
Nieuw draadloos netwerk installeren Vereiste apparatuur: ● een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via een abonnement bij een internetprovider; ● een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2); ● de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3). De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is verbonden met internet. OPMERKING: sommige kabelmodems hebben een ingebouwde router.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. U kunt de volgende voorzorgsmaatregelen treffen om uw draadloze netwerk hiertegen te beschermen: ● Gebruik een firewall. Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als hardwarematige firewalls.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende: ● Computers ● Telefoons ● Audioapparaten De kracht van Bluetooth is de synchronisatie van gegevensoverdracht tussen uw computer en draadloze apparatuur.
2. Sluit de modemkabel aan op de RJ-11-telefoonaansluiting in de wand (2). Land- of regiospecifieke modemkabeladapter aansluiten Telefoonaansluitingen verschillen per land of regio. Als u het modem en de modemkabel wilt gebruiken buiten het land of de regio waarin u de computer heeft gekocht, schaft u een land- of regiospecifieke modemkabeladapter aan. U sluit het modem als volgt aan op een analoge telefoonlijn met een ander type aansluiting dan RJ-11: 1.
U sluit de netwerkkabel als volgt aan: 1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer. 2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een router (niet afgebeeld). WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
4 Toetsenbord en aanwijsapparaten Toetsenbord gebruiken Hotkeys herkennen OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Een hotkey is een combinatie van de fn-toets (1) en een van de functietoetsen (2). U gebruikt een hotkey als volgt: ▲ Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de hotkeycombinatie.
Hotkeycombinatie fn+f4 Beschrijving Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als er bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, schakelt u met fn+f4 tussen weergave op het computerbeeldscherm, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op de computer en de monitor. De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om videogegevens van de computer te ontvangen.
(1) Onderdeel Beschrijving fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets, wordt het ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld. OPMERKING: het ingebedde numerieke toetsenblok functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern toetsenblok is aangesloten op de computer. (2) Ingebed numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld: ● Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen. ● Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page up-toets of page down-toets.
Touchpad gebruiken Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen op een externe muis zou gebruiken. OPMERKING: naast de bij de computer horende aanwijsapparaten kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de computer.
Touchpadbewegingen gebruiken Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u twee vingers gelijktijdig op het touchpad. OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund. U geeft als volgt meer informatie over elke beweging weer: 1. Selecteer Computer > Meer toepassingen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeem en klik daarna in het rechterdeelvenster op het pictogram Touchpad . 3.
Knijpen/zoomen Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst. ● Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpad en ze daarna van elkaar af te bewegen. ● Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpad en ze daarna naar elkaar toe te bewegen. Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen U past als volgt de instellingen aan voor de configuratie van de knoppen, de kliksnelheid, opties voor de aanwijzer, enzovoort: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2.
5 Multimedia De computer beschikt over het volgende: ● Geïntegreerde luidsprekers ● Geïntegreerde microfoons ● Geïntegreerde webcam ● Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware ● Multimediaknoppen of -toetsen Audiovoorzieningen gebruiken De computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● muziek afspelen; ● geluid opnemen; ● muziek downloaden van internet; ● multimediapresentaties maken; ● beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's; ● radio
OPMERKING: het geluidsvolume kan ook worden geregeld via het besturingssysteem en binnen bepaalde programma's. OPMERKING: zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Toetsenbord en aanwijsapparaten op pagina 28 voor informatie over het type volumeregelingen waarover de computer beschikt. Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2.
De computer beschikt over de volgende externe videopoorten: ● VGA ● DisplayPort VGA De externemonitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of VGA-projector. ▲ Als u een VGA-weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de externemonitorpoort. Druk op fn+f4 om het beeld te schakelen tussen de weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer.
beeldscherm in spiegelbeeld moet worden weergegeven, schakelt u het selectievakje Mirror Screens (Schermen spiegelen) in. OPMERKING: klik op Default (Standaard) om de liggende stand in te stellen voor de externe monitor. 5. Klik op Apply (Toepassen). 6. Klik op Close (Sluiten). Als de externe monitor niet wordt gedetecteerd nadat u op fn+f4 heeft gedrukt, en u heeft een AMDvideokaart, dan gaat u als volgt te werk: 1.
▲ Als u een digitaal weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de DisplayPort. OPMERKING: druk op fn+f4 om het beeld te schakelen tussen de weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer. OPMERKING: als u de apparaatkabel wilt verwijderen, drukt u de connectorvergrendeling omlaag om de kabel los te maken van de computer.
6 Energiebeheer Computer uitschakelen VOORZICHTIG: wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet heeft opgeslagen. Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt terwijl de pauzestand is geactiveerd, wordt de slaapstand geactiveerd. Als de slaapstand is geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een slaapstandbestand op de vaste schijf en wordt de computer uitgeschakeld. VOORZICHTIG: activeer de pauzestand of de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een externe mediakaart.
U beëindigt de slaapstand als volgt: ▲ Druk kort op de aan/uit-knop. Als de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op het punt waar u was gestopt met werken. Pictogram Voeding gebruiken Het pictogram Voeding bevindt zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Via het pictogram Voeding heeft u snel toegang tot de instellingen voor energiebeheer, kunt u de acculading bekijken en kunt u een ander energiebeheerschema selecteren.
U kunt een accu in de computer laten zitten of de accu verwijderen en opbergen. Dit is afhankelijk van de manier waarop u de computer gebruikt. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Een accu in de computer wordt echter langzaam ontladen wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
3. Verwijder de accu uit de computer (2). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter of een optionele voedingsadapter. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Accuwerktijd maximaliseren Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te maximaliseren: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeem en klik daarna in het rechterdeelvenster op Energiebeheer. 3. Stel op het tabblad Op accustroom het volgende in: ● Stel de schuifregelaar rechts van Computer in slaapstand zetten na: in op 30 minuten. ● Selecteer de optie Pauzestand of Slaapstand in het dialoogvenster rechts van Wanneer laptopklep wordt dichtgeklapt.
Problemen met lage acculading verhelpen Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ▲ Sluit de computer middels een van de volgende apparaten aan op een externe netvoedingsbron: ● netvoedingsadapter; ● optioneel docking- of uitbreidingsapparaat; ● optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft. Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is 1. Schakel de computer uit of activeer de slaapstand. 2.
OPMERKING: een opgeborgen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u deze weer opbergt. Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende: ● De computer schakelt over op accuvoeding. ● De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont terwijl deze is aangesloten op een netvoedingsbron: ● De computer kan niet worden ingeschakeld. ● Het beeldscherm wordt niet ingeschakeld. ● De aan/uit-lampjes zijn uit.
7 Schijfeenheden Omgaan met schijfeenheden VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan schijfeenheden. Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt: Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf toevoegt of vervangt. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
Onderpaneel terugplaatsen Plaats het onderpaneel terug nadat u toegang heeft gehad tot het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met kennisgevingen en andere componenten. U plaatst het onderpaneel als volgt terug: 1. Kantel het onderpaneel omlaag, zodat de voorrand van het onderpaneel zich vlak bij de voorrand van de computer bevindt (1). 2. Plaats de uitlijningslipjes (2) op de achterrand van het onderpaneel in de uitsparingen op de computer. 3.
Vaste schijf verwijderen U verwijdert de vaste schijf van de EliteBook als volgt: OPMERKING: de Smart Card-lezer bevindt zich boven de vaste schijf. Daarom moet eerst de Smart Card-lezer worden verwijderd, voordat u toegang heeft tot de vaste schijf. 52 1. Sla uw werk op en sluit de computer af. 2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten. 3. Verwijder de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 43). 4.
9. Breng met behulp van het plasticlipje van de vaste schijf (3) de connectorkant van de vaste schijf schuin omhoog (3) en verwijder de schijf (4) uit de computer. U verwijdert de vaste schijf van de ProBook als volgt: 1. Sla uw werk op en sluit de computer af. 2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten. 3. Verwijder de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 43). 4. Verwijder het onderpaneel (zie Onderpaneel verwijderen op pagina 50). 5.
Vaste schijf plaatsen U plaatst de vaste schijf als volgt in de EliteBook: 54 1. Plaats de vaste schijf schuin in de vasteschijfruimte (1) en leg de vaste schijf plat in de vasteschijfruimte (2). 2. Trek het plasticlipje (3) naar het midden van de computer om de vaste schijf los te maken van de connector. 3. Draai de schroeven van de vaste schijf vast (4). 4. Draai de Smart Card-lezer (1) tot deze plat op de bovenkant van de vaste schijf ligt. 5.
8. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer. 9. Schakel de computer in. U plaatst de vaste schijf als volgt in de ProBook: 1. Plaats de vaste schijf schuin in de vasteschijfruimte (1) en leg de vaste schijf plat in de vasteschijfruimte (2). 2. Trek het plasticlipje (3) naar het midden van de computer om de vaste schijf los te maken van de connector. 3. Draai de schroeven van de vaste schijf vast (4). 4.
Optischeschijfeenheid vervangen VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt: Sluit de computer af voordat u de optischeschijfeenheid uit de upgraderuimte verwijdert. Verwijder de optischeschijfeenheid niet wanneer de computer aan staat of in de pauzestand of de slaapstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
2. Draai de schroef van de upgraderuimte vast (2). 3. Plaats het onderpaneel terug. 4. Plaats de accu. 5. Keer de computer weer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de computer. 6. Schakel de computer in.
Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) Vaststellen welk type optischeschijfeenheid is geïnstalleerd ▲ Selecteer Computer > Meer toepassingen en selecteer vervolgens Audio en video in het linkerdeelvenster. Er verschijnt een lijst met alle apparaten die in de computer zijn geïnstalleerd, waaronder de optischeschijfeenheid. Optische schijf plaatsen Optischeschijfeenheid met lade 1. Schakel de computer in. 2.
Optische schijf verwijderen Optischeschijfeenheid met lade Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of niet. Als de lade normaal opengaat 1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade voorzichtig zo ver mogelijk uit (2). 2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. 60 Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
8 Externe kaarten en apparaten Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en digitale camera's en pda's. Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types digitale kaarten die worden ondersteund op de computer.
U verwijdert een digitale kaart als volgt: 1. Open Bestandsbeheer door Computer > Nautilus te selecteren. 2. Klik in de lijst Plaatsen in het linkerpaneel van Bestandsbeheer op het pictogram Uitwerpen naast de naam van de digitale kaart. OPMERKING: er verschijnt een bericht dat het hardware-apparaat veilig kan worden verwijderd. 3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2). OPMERKING: als de kaart niet vanzelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
ExpressCard plaatsen VOORZICHTIG: plaats een PC Card niet in een ExpressCard-slot, om beschadiging van de computer of externe mediakaarten te voorkomen. VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om het risico van beschadiging van de connectoren te beperken: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een ExpressCard. Verplaats of vervoer de computer niet wanneer er een ExpressCard in gebruik is. OPMERKING: uw kaartlezer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde kaartlezer.
ExpressCard verwijderen VOORZICHTIG: gebruik de volgende procedure om de ExpressCard te verwijderen, om het risico dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt te beperken. Sla uw gegevens op en sluit alle programma's af die gebruikmaken van de ExpressCard. U verwijdert een ExpressCard als volgt: 1. Open Bestandsbeheer door Computer > Nautilus te selecteren. 2. Klik in de lijst Plaatsen in het linkerpaneel van Bestandsbeheer op het pictogram Uitwerpen naast de naam van de ExpressCard.
USB-apparaat aansluiten VOORZICHTIG: gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een USB-apparaat, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. OPMERKING: ▲ Als u een USB-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de USB-kabel van het apparaat aan op de USB-poort. OPMERKING: wanneer u een USB-opslagapparaat aansluit, verschijnt er mogelijk een bericht in het systeemvak om u te laten weten dat het apparaat wordt herkend door het systeem.
1394-apparaten gebruiken IEEE 1394 is een hardwarematige interface waarmee een multimedia-apparaat of gegevensopslagapparaat met hoge snelheid wordt aangesloten op de computer. Voor scanners, digitale camera's en digitale camcorders is vaak een 1394-aansluiting vereist. Voor bepaalde 1394-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal bij het apparaat geleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
U verwijdert een 1394-apparaat als volgt: 1. Open Bestandsbeheer door Computer > Nautilus te selecteren. 2. Klik in de lijst Plaatsen in het linkerpaneel van Bestandsbeheer op het pictogram Uitwerpen naast de naam van het apparaat. OPMERKING: het uitwerpen van een 1394-apparaat met Nautilus is alleen nodig wanneer het een opslagapparaat is. 3. Verwijder het apparaat.
VOORZICHTIG: gebruik de volgende procedure om het apparaat veilig te verwijderen, om zoveel mogelijk te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. U verwijdert een eSATA-apparaat als volgt: 1. Open Bestandsbeheer door Computer > Nautilus te selecteren. 2. Klik in de lijst Plaatsen in het linkerpaneel van Bestandsbeheer op het pictogram Uitwerpen naast de naam van het apparaat. 3. Verwijder het apparaat.
Dockingconnector gebruiken Met de dockingconnector kunt u de computer aansluiten op een optioneel dockingapparaat. Een optioneel dockingapparaat biedt extra poorten en connectoren die voor de computer kunnen worden gebruikt. OPMERKING: de volgende afbeelding kan enigszins afwijken van uw computer of dockingapparaat.
9 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 7. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. 8. a.
9. Plaats de accu terug. (Zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 43.) 10. Keer de computer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de computer. 11. Schakel de computer in.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorzieningen zijn niet altijd afdoende om softwareaanvallen te voorkomen en kunnen niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. De beveiligingsvoorzieningen van uw computer beschermen uw computer, persoonlijke informatie en gegevens tegen diverse gevaren.
informatie wilt regelen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in het hulpprogramma Computer Setup, dat vooraf is geïnstalleerd op de computer. ● Instel- en DriveLock-wachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-BIOS. ● Als u zowel het gebruikerswachtwoord als het hoofdwachtwoord voor DriveLock in Computer Setup vergeet, is de vaste schijf die met die wachtwoorden is beveiligd, permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op esc terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f10. 2.
● Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn. ● U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLockbeveiliging van de vaste schijf te verwijderen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het hoofdwachtwoord van een schijf worden verwijderd. DriveLock-wachtwoord beheren Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen in Computer Setup: 1.
Wachtwoord voor Automatische DriveLock beheren Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in of uit te schakelen in Computer Setup: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder in het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om Computer Setup te openen. 3.
OPMERKING: het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er anders uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel. 4.
Vingerafdruk registreren Als u uw vingerafdruk niet heeft geregistreerd bij het instellen van de gebruikersaccount, kunt u het hulpprogramma voor gebruikersbeheer openen om uw vingerafdrukinstellingen te wijzigen. Ga als volgt te werk om het hulpprogramma voor gebruikersbeheer te open en uw vingerafdruk te registreren: 1. Selecteer Computer > YaST. 2. Geef uw hoofdwachtwoord op en klik op Doorgaan. 3.
11 Back-up en herstel Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Systeemherstelactie uitvoeren Met Recovery (Herstel) herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. U kunt een herstel-dvd met de HP fabrieksimage maken.
5. Druk op de pijl-omlaag om Restore SLED HP-BNB preload image (SLED HP-BNB preloadimage herstellen) te selecteren in het opstartmenu van Linux en druk op enter. 6. Selecteer met de pijltoetsen Yes (Ja) als u wordt gevraagd: Do you want to start the SystemRestore? (Wilt u Systeemherstel starten?) 7. Volg de instructies op het scherm. OPMERKING: u kunt de computer ook herstellen vanaf de partitie door de computer opnieuw op te starten en daarna op de toets f11 te drukken.
Back-up maken van uw gegevens Maak periodiek back-ups van uw computerbestanden om altijd een actuele back-up achter de hand te hebben. U kunt handmatig een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe schijf, op een netwerkschijfeenheid of op schijven. Maak in de volgende situaties een back-up van het systeem: ● periodiek, op basis van een back-upschema; ● voordat de computer wordt gerepareerd of hersteld; ● voordat u hardware of software toevoegt of wijzigt.
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics Computer Setup, oftewel het BIOS (Basic Input/Output System), bevat instellingen voor de communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals de schijfeenheden, het scherm, het toetsenbord, de muis en de printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde randapparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeem- en uitgebreid geheugen.
Computer Setup gebruiken Navigeren en selecteren in Computer Setup Ga als volgt te werk om te navigeren in Computer Setup en items te selecteren: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. ● Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u vervolgens op enter.
Ga als volgt te werk om alle instellingen in Computer Setup terug te zetten op de fabriekswaarden: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen File (Bestand) > Restore Defaults (Standaardinstellingen herstellen). 4.
OPMERKING: u kunt de BIOS-versie ook vaststellen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten, op esc te drukken wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt, en daarna op de toets f1 te drukken. Volg de instructies op het scherm om dit scherm af te sluiten.
● Hard disk test (Vasteschijftest): deze test analyseert de fysieke conditie van de vaste schijf en controleert alle gegevens in elke sector van de vaste schijf. Als de test een beschadigde sector detecteert, wordt geprobeerd de gegevens naar een goede sector te verplaatsen. ● Memory test (Geheugentest): deze test analyseert de fysieke conditie van de geheugenmodules. Als er een fout wordt gemeld, vervangt u de geheugenmodules onmiddellijk.
13 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde opstartapparaten. Met het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten. Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten (NIC's), vaste schijven en USB-apparaten.
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup De computer start alleen op vanaf een USB-apparaat of een netwerkadapter als de eenheid eerst in Computer Setup is geactiveerd als opstarteenheid. Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een USB-apparaat of een netwerkadapter te activeren als opstartapparaat: 1.
Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen Houd rekening met het volgende als u de opstartvolgorde wilt wijzigen: ● Wanneer de computer opnieuw wordt opgestart nadat de opstartvolgorde is gewijzigd, probeert de computer op te starten op basis van de nieuwe opstartvolgorde. ● Als er meer dan één type opstarteenheid is, probeert de computer op te starten vanaf het eerste apparaat van elk type opstartapparaat (met uitzondering van optischeschijfeenheden).
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen de lijst Legacy Boot Order (Opstartvolgorde van bestaande apparaten) en druk op enter. 4. Om het apparaat hoger in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl omhoog of drukt u op de toets +. – of – Om het apparaat lager in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl omlaag of drukt u op de toets -. 5.
weergegeven, voordat de computer wordt opgestart overeenkomstig de huidige MultiBootinstelling. (Als u 0 kiest, wordt het Express Boot-menu met opstartapparaten niet weergegeven.) 5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm. – of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk op enter.
A Problemen oplossen en ondersteuning Problemen oplossen In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De software werkt niet goed Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door Computer > Afsluiten > Herstarten te selecteren. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte, De computer staat aan maar reageert niet op pagina 94.
● Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het besturingssysteem. ● Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
● Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken. ● Schakel de pauzestand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand of de pauzestand niet tijdens het afspelen van een schijf. Als u dat wel doet, verschijnt mogelijk een waarschuwing waarin u wordt gevraagd of u door wilt gaan. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ● Controleer of alle programma's zijn afgesloten. ● Schakel de pauzestand en de slaapstand uit. ● Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt. ● Controleer of de schijf correct is geplaatst. ● Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Labels De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt: ● Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder: Onderdeel (1) Productnaam (2) Serienummer (3) Artikelnummer/productnummer (4) Garantieperiode (5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen) Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning.
B Computer schoonmaken Schoonmaakproducten Gebruik de volgende producten om de computer veilig schoon te maken en te desinfecteren: ● Dimethyl benzyl ammonium chloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld: kiemdodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn er van een aantal merken).
Beeldscherm schoonmaken Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon met een zachte, pluisvrije doek die is bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. Zorg dat het beeldscherm droog is voordat u de computer dichtdoet. Zijkanten en bovenkant schoonmaken Om de zijkanten en de bovenkant schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een zachte microvezeldoek of een zemen lap die is bevochtigd met een van de schoonmaakoplossingen die eerder zijn beschreven.
C Specificaties Ingangsvermogen De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen met de computer. De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor gelijkstroom. De capaciteit van de netvoedingsbron moet 100–240 V en 50–60 Hz zijn.
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.
D Elektrostatische ontlading Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen deurklink aanraakt. Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via vingers of andere elektrostatische geleiders.
Index Symbolen en getallen 1394-apparaten aansluiten 66 definitie 66 verwijderen 66 1394-kabel, aansluiten 66 1394-poort, herkennen 14 A Aan/uit-knop herkennen 7 Aan/uit-lampjes 6, 10 Accu afvoeren 47 lage acculading 45 opbergen 46 opladen 44 temperatuur 46 voeding 42 voeding besparen 46 werktijd 45 Accu, ontgrendeling 18 Acculading, kritiek laag niveau 45 Acculampje 10 Accuruimte 99 Accuruimte, herkennen 18 Accu vervangen 43 Actietoetsen geluidsvolume 35 Afsluiten 40 Apparaten voor draadloze communicatie,
Draadloze communicatie, knop gebruiken 21 Draadloze communicatie, lampje 6, 21 Draadloze communicatie, pictogram 21 DriveLock-wachtwoord beheren 75 maken 75 E EasyPoint-muisbesturing 4 Elektrische voeding, besparen 46 Elektrostatische ontlading 104 eSATA-apparaten aansluiten 67 definitie 67 verwijderen 67 eSATA-kabel, aansluiten 67 eSATA-poort 11, 12 ExpressCard beschermplaatje verwijderen 63 configureren 62 definitie 62 plaatsen 63 verwijderen 64 ExpressCard-slot 14 Externe apparaten 68 Externemonitorpoort
stopzetten 62 verwijderen 61 Mediakaartlezer, herkennen 14 Microfooningang (audio-ingang), herkennen 11, 12 Muis, externe voorkeuren instellen 34 MultiBoot Express 88, 91 N Netvoedingsconnector, herkennen 14 Netwerkconnector, herkennen 15 Netwerkkabel 26 aansluiten 26 ruisonderdrukkingscircuit 26 Netwerkverbinding, pictogrammen 21 Network Service Boot (Opstarten via netwerkservice) 89 NIC-opstartapparaat 88, 89 Niet-reagerend systeem 40 Num lk-toets, herkennen 30 Num lock, extern toetsenblok 31 Num Lock, la
knijpen 34 schuiven 33 Touchpadlampje, herkennen 6 Touchpadzone herkennen 5 U Uitschakelen, computer 40 Upgraderuimte optischeschijfeenheid vervangen 56 Upgraderuimte, herkennen 14 USB, ondersteuning voor oudere systemen 83 USB 3.