User guide

Sluit het ene uiteinde van het telefoonsnoer aan op uw telefoonaansluiting en sluit vervolgens het
andere einde op de poort 1-LINE aan de achterkant van de printer.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Sluit het telefoonsnoer aan op de poort 1-LINE aan de achterzijde van de printer.
Probeer een werkende telefoon en een werkend telefoonsnoer aan te sluiten op de wandcontactdoos
voor de telefoon die u gebruikt voor de printer en controleer of u een kiestoon hoort. Als u geen kiestoon
hoort, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij voor service.
Mogelijk is er andere apparatuur die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als de printer. U kunt de
printer bijvoorbeeld niet gebruiken om te faxen als de hoorn van een telefoontoestel dat gebruik maakt
van dezelfde telefoonlijn van de haak is, of als u de computermodem gebruikt om te e-mailen of te
surfen op internet.
Controleer of de fout wordt veroorzaakt door een ander proces. Controleer of op het display of op de
computer een foutmelding wordt weergegeven met informatie over het probleem en de manier waarop
u het kunt oplossen. In geval van een fout kan de printer pas faxberichten verzenden of ontvangen
wanneer de foutsituatie is opgelost.
Er is sprake van ruis op de telefoonlijn. Telefoonlijnen met een slechte geluidskwaliteit (ruis) kunnen
faxproblemen veroorzaken. Controleer de geluidskwaliteit van de telefoonlijn door een telefoontoestel
op een wandcontactdoos voor de telefoon aan te sluiten en door vervolgens te luisteren of er sprake is
van storingen of andere ruis. Schakel als u ruis hoort de Foutcorrectiemodus (ECM) uit en probeer
nogmaals te faxen. Als het probleem zich blijft voordoen, neemt u contact op met uw
telefoonmaatschappij.
Als u een digitale telefoonaansluiting (DSL-service) gebruikt, moet u een DSL-lter gebruiken om goed te
kunnen faxen.
Zorg ervoor dat de printer niet is verbonden met een telefoonaansluiting die is ingesteld voor digitale
telefoons. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal is, sluit u een gewone analoge telefoon aan
op de lijn en luistert u naar de kiestoon. Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn mogelijk
bedoeld voor digitale telefoons.
Als u een PBX of een ISDN-adapter (Integrated Services Digital Network) gebruikt, moet de printer zijn
aangesloten op de juiste poort en moet de adapter zijn ingesteld op het juiste type switch voor uw land/
regio (als dat mogelijk is).
De printer deelt dezelfde telefoonlijn met een DSL-service en de DSL-modem is mogelijk niet correct
geaard. Als de DSL-modem niet correct is geaard, kan deze ruis op de telefoonlijn veroorzaken.
Telefoonlijnen met een slechte geluidskwaliteit (ruis) kunnen faxproblemen veroorzaken. U kunt de
geluidskwaliteit van de telefoonlijn controleren door een telefoontoestel op een telefoonaansluiting aan
te sluiten en te luisteren of u storingen of ander ruis hoort. Als u storingen of ruis hoort, schakelt u de
134 Hoofdstuk 10 Een probleem oplossen NLWW