Beveiliging Handleiding
© Copyright 2006 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP-producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Inhoudsopgave 1 Beveiligingsfuncties 2 Wachtwoorden Richtlijnen voor het instellen van wachtwoorden .................................................................................. 4 Instellingenwachtwoord Computer Setup ............................................................................................. 6 Instellingenwachtwoord instellen ......................................................................................... 6 Instellingenwachtwoord invoeren ...................................
8 Beveiligingskabel 9 Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) De vingerafdruklezer gebruiken ......................................................................................................... 33 Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................................. 33 Stap 1: Stel de vingerafdruklezer in ..................................................................
1 Beveiligingsfuncties Opmerking Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. Opmerking Uw computer ondersteunt CompuTrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging. Als de computer wordt gestolen, kan CompuTrace deze opsporen wanneer de niet-geautoriseerde gebruiker internet op gaat.
Ter beveiliging tegen Deze beveiligingsfunctie gebruiken Ongeoorloofd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele beveiligingskabel). *Computer Setup is een programma dat niet onder Windows draait. Open het door op F10 te drukken wanneer de computer wordt ingeschakeld of opnieuw opgestart. In Computer Setup navigeert u met het toetsenbord van uw computer door de opties om deze te selecteren.
2 Wachtwoorden Voor de meeste beveiligingsfuncties is een wachtwoord nodig. Noteer een wachtwoord nadat u het hebt ingesteld en bewaar het op een veilige plaats uit de buurt van de computer. Op wachtwoorden zijn onderstaande overwegingen van toepassing: ● De wachtwoorden voor de instellingen, het opstarten en DriveLock worden in Computer Setup ingesteld en door de BIOS van het systeem beheerd.
Toegang tot Computer Setup Functie DriveLock-hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock en wordt gebruikt om de DriveLock-beveiliging uit te schakelen. DriveLock-gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock.
NLWW ● Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer. ● Gebruik niet uw naam of andere persoonlijke gegevens die gemakkelijk door iemand anders achterhaald kunnen worden.
Instellingenwachtwoord Computer Setup Met het instellingenwachtwoord van Computer Setup beveiligt u de configuratie-instellingen en de systeemidentificatiegegevens in Computer Setup. Wanneer dit wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord elke keer opgeven als u Computer Setup opent en hier instellingen wijzigt. Voor het instellingenwachtwoord geldt: ● Dit wachtwoord is niet hetzelfde als het beheerderswachtwoord dat in Windows is ingesteld, hoewel beide wachtwoorden hetzelfde mogen zijn.
Instellingenwachtwoord invoeren Als u bij Setup password wordt gevraagd het instellingenwachtwoord in te voeren, typt u uw instellingenwachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) en drukt u op Enter. Als u drie keer het verkeerde instellingenwachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
Opstartwachtwoord Computer Setup Met het opstartwachtwoord van Computer Setup voorkomt u dat de computer wordt gebruikt door onbevoegden. Wanneer dit wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord elke keer opgeven als u de computer aanzet. Voor het opstartwachtwoord geldt: ● Het wachtwoord wordt niet weergegeven als het wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd. ● Het wachtwoord moet met dezelfde toetsen worden opgegeven als waarmee het wachtwoord is ingesteld.
Opstartwachtwoord invoeren Als u bij Power-on Password wordt gevraagd het opstartwachtwoord in te voeren, typt u uw opstartwachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) en drukt u op enter. Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen, weer aanzetten en het opnieuw proberen.
DriveLock Computer Setup VOORZICHTIG Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en bewaar dit bij uw computer uit de buurt om te voorkomen dat de met DriveLock beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt. Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf.
DriveLock-wachtwoord instellen DriveLock-instellingen in Computer Setup openen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op F10 te drukken terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" wordt weergegeven in de linkerbenedenhoek van het scherm. 2. Selecteer met de pijltoetsen Security > DriveLock passwords (Beveiliging > DriveLockwachtwoorden) en druk op Enter. 3. Selecteer de locatie van de te beveiligen vaste schijf en druk op F10. 4.
DriveLock-wachtwoord invoeren Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Als u bij DriveLock HDD Bay Password wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren, typt u het gebruikers- of hoofdwachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) en drukt u op Enter. Als u twee keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
5. Typ het hoofdwachtwoord in het veld Old Password (Oud wachtwoord). Druk vervolgens op F10. 6. Als u uw voorkeuren wilt opslaan selecteert u met de pijltoetsen File > Save changes and exit (Bestand > Wijzigingen opslaan en afsluiten). Volg daarna de instructies op het scherm. De voorkeursinstellingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart.
14 Hoofdstuk 2 Wachtwoorden NLWW
3 Beveiligingsfuncties Computer Setup Apparaatbeveiliging Vanuit de optiemenu's Boot (Opstarten) en Port (Poort) in Computer Setup kunt u apparaten in het systeem aan- en uitzetten. Systeemapparaten uit- en weer aanzetten in Computer Setup: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op F10 te drukken terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" wordt weergegeven in de linkerbenedenhoek van het scherm. 2.
Strenge beveiliging instellen Strenge beveiliging inschakelen in Computer Setup: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op F10 te drukken terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" wordt weergegeven in de linkerbenedenhoek van het scherm. 2. Selecteer Security > Password Options (Beveiliging > Wachtwoordopties) met de pijltoetsen en druk op Enter. 3. Selecteer met de pijltoetsen het veld Stringent Security (Strenge beveiliging). 4.
Systeeminformatie Computer Setup De functie voor systeeminformatie in Computer Setup verschaft twee soorten gegevens over het systeem: ● Identificatiegegevens over het type computer en de accu's. ● Specificaties van de processor, de cache, het geheugen, het ROM, de revisie van de videokaart en de revisie van de toetsenbordcontroller. Als u deze algemene systeeminformatie wilt weergeven, selecteert u met de pijltoetsen File > System Information (Bestand > Systeeminformatie).
Systeem-ID's Computer Setup Met de functie voor systeem-ID's in Computer Setup kunt u labels invoeren voor de computer en de eigenaar. Opmerking Ter voorkoming van ongeoorloofde toegang tot deze gegevens moet u een instellingenwachtwoord instellen in Computer Setup. Zie "Instellingenwachtwoord instellen" voor meer informatie. Deze functie beheren: 1.
4 Antivirussoftware Als u de computer gebruikt voor e-mail, netwerkactiviteiten of internet, stelt u deze bloot aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem, toepassingen en programma's onklaar maken of de werking hiervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht, worden hersteld.
20 Hoofdstuk 4 Antivirussoftware NLWW
5 Firewall-software Wanneer u de computer gebruikt voor e-mail of voor toegang tot een netwerk of internet, kunnen onbevoegden informatie verkrijgen over u, de computer en uw gegevens. Bescherm uw privacy met de firewall-software die vooraf op de computer is geïnstalleerd. Firewall-functies zijn onder andere logboek-, rapportagefuncties en automatische alarmfuncties om het inkomende en uitgaande verkeer te bewaken.
22 Hoofdstuk 5 Firewall-software NLWW
6 Essentiële beveiligingsupdates (alleen bepaalde modellen) VOORZICHTIG Als u de computer wilt beschermen tegen beveiligingsschendingen en computervirussen, installeert u de online essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt. Er is mogelijk een schijf getiteld Critical Security Updates for Windows XP (Essentiële beveiligingsupdates voor Windows XP) bij de computer geleverd. Deze bevat aanvullende updates die pas zijn uitgegeven nadat de computer al was geconfigureerd.
24 Hoofdstuk 6 Essentiële beveiligingsupdates (alleen bepaalde modellen) NLWW
7 ProtectTools Security Manager (alleen bepaalde modellen) Op bepaalde modellen computer is ProtectTools Security Manager geïnstalleerd. U hebt toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Microsoft Windows. De software is voorzien van beveiligingsfuncties die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens.
Embedded Security for ProtectTools Opmerking De optionele geïntegreerde TPM-beveiligingschip (TPM = Trusted Platform Module) moet in de computer zijn geïnstalleerd om Embedded Security for ProtectTools te kunnen gebruiken. Embedded Security for ProtectTools is voorzien van beveiligingsfuncties die bescherming bieden tegen ongeoorloofde toegang tot gegevens of rechten van de gebruiker, waaronder: ● Administratieve functies, zoals het bezitten en beheren van het wachtwoord van de eigenaar.
Credential Manager for ProtectTools Credential Manager for ProtectTools is voorzien van beveiligingsfuncties die bescherming bieden tegen ongeoorloofde toegang tot uw computer, waaronder: ● Zonder wachtwoord aanmelden bij Microsoft Windows, bijvoorbeeld door middel van een smartcard. ● ‘Single sign-on'-functionaliteit onthoudt automatisch rechten voor websites, toepassingen en beveiligde netwerkbronnen. ● Ondersteuning voor optionele beveiligingsapparaten, zoals smartcards en vingerafdruklezers.
BIOS Configuration for ProtectTools BIOS Configuration for ProtectTools geeft toegang tot de beveiliging en instellingen van de BIOS (Computer Setup) vanuit ProtectTools Security Manager. Hierdoor hebben gebruikers betere toegang tot de systeembeveiligingsfuncties die met Computer Setup worden beheerd. Met BIOS Configuration for ProtectTools kunt u: ● Opstart- en instellingenwachtwoorden beheren.
Smart Card Security for ProtectTools Smart Card Security for ProtectTools wordt gebruikt voor het beheren en instellen van smartcards voor computers die zijn voorzien van een optionele smartcardlezer. Opmerking Zowel smartcards als Java Cards zijn geschikt voor een smartcardlezer. Met Smart Card Security for ProtectTools kunt u: ● De beveiligingsopties voor smartcards openen. De verbeterde beveiligingsfuncties worden ondersteund door de optionele ProtectTools-smartcard en een smartcardlezer.
Java Card Security for ProtectTools Java™ Card Security for ProtectTools wordt gebruikt voor het beheer en de configuratie van Java Cards voor computers die zijn voorzien van een optionele smartcardlezer. Opmerking Zowel Java Cards als smartcards zijn geschikt voor een smartcardlezer. Met Java Card Security for ProtectTools kunt u: ● De beveiligingsopties voor Java Cards openen. De verbeterde beveiligingsfuncties worden ondersteund door de optionele ProtectTools-Java Card en een smartcardlezer.
8 Beveiligingskabel Opmerking Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan, maar hiermee kan wellicht niet worden voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. U installeert als volgt een beveiligingskabel: 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
32 Hoofdstuk 8 Beveiligingskabel NLWW
9 Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) De vingerafdruklezer gebruiken Opmerking De locatie van de vingerafdruklezer verschilt per model. Vingerafdrukken vastleggen Met een vingerafdruklezer kunt u zich bij Windows aanmelden met een vingerafdruk die is vastgelegd in ProtectTools Security Manager in plaats van een Windows-wachtwoord.
Stap 1: Stel de vingerafdruklezer in Opmerking Als u een optionele vingerafdruklezer gebruikt, moet u deze eerst met de computer verbinden alvorens de stappen hieronder uit te voeren. De vingerafdruklezer instellen: 1. Dubbelklik in Windows op het pictogram Credential Manager in het systeemvak op de taakbalk. – of – Selecteer Start > Alle programma's > ProtectTools Security Manager en klik op het tabblad Credential Manager aan de linkerkant. 2.
VOORZICHTIG U moet ten minste twee vingers vastleggen om de instelling te voltooien. Opmerking Als u op Voltooien klikt voordat u ten minste 2 vingers hebt aangemeld, verschijnt een waarschuwing. Klik op OK om verder te gaan. 9. Nadat u ten minste 2 vingers hebt vastgelegd, klikt u op Voltooien en vervolgens op OK. 10. Als u de vingerafdruklezer wilt instellen voor een andere gebruiker van Windows, meldt u zich bij Windows aan als de desbetreffende gebruiker en herhaalt u stap 1 tot en met 9.
36 Hoofdstuk 9 Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) NLWW
Index G gebruikerswachtwoord A antivirussoftware 19 apparaatbeveiliging 15 J Java Card Security for ProtectTools 30 B beheerderswachtwoord 4 beveiliging functies 1 wachtwoord, richtlijnen 4 beveiligingskabel 31 BIOS Configuration for ProtectTools 28 K kabel beveiliging 31 P ProtectTools Security Manager 25 C Computer Setup apparaatbeveiliging 15 DriveLock-wachtwoord 10 instellingenwachtwoord 6 opstartwachtwoord 8 strenge beveiliging 15 Credential Manager for ProtectTools 27 S Smart Card Security fo
38 Index NLWW