HP notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2013 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. Java is een handelsmerk in de Verenigde Staten van Sun Microsystems, Inc. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Welkom ............................................................................................................................................................ 1 Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2 2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4 Bovenkant .....................
Ingebed numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .......................... 24 Schakelen tussen functies van toetsen op het ingebedde toetsenblok ....................................................................................... 25 Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 25 Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 25 Touchpad uit- en inschakelen ....
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................................. 41 Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 41 Lage acculading herkennen .............................................................................. 41 Problemen met lage acculading verhelpen .......................................................
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 53 Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 53 Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 54 9 Geheugenmodules ......................................................................................................................
13 MultiBoot ..................................................................................................................................................... 72 Opstartvolgorde van apparaten .......................................................................................................... 72 Bijlage A Problemen oplossen en ondersteuning ........................................................................................ 73 Problemen oplossen .................................................
x
1 Welkom Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen uitvoeren: ● Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding kunt maken met internet. Zie Netwerk op pagina 16 voor meer informatie. ● Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Toetsenbord en aanwijsapparaten op pagina 23 voor aanvullende informatie.
Informatie zoeken De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor de uitvoering van uiteenlopende taken. Hulpmiddelen Informatie over Poster Installatie-instructies ● Computer gebruiksklaar maken ● Onderdelen van de computer herkennen Helpfunctie van Linux ● Computersoftware Selecteer Computer > Help om de helpfunctie van Linux te openen.
Hulpmiddelen Informatie over Beperkte garantie* Garantiegegevens U krijgt als volgt toegang tot de garantie: Dubbelklik op het pictogram HP documents (HP documenten) op het bureaublad. – of – Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments. *De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos.
2 Vertrouwd raken met de computer Bovenkant Touchpad OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel 4 Beschrijving (1) EasyPoint-muisbesturing (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (2) Linkerknop van de muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
Lampjes Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-lampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de pauzestand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de slaapstand. (2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. (3) Lampje Microfoon uit ● Oranje: Het geluid van de microfoon is uitgeschakeld. ● Uit: Het geluid van de microfoon is ingeschakeld. (4) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te activeren. ● Als de computer in de pauzestand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te beëindigen. ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Onderdeel Beschrijving (4) Knop Geluid uit Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in). (5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk aanmelden in plaats van met een wachtwoord.
Toetsen Onderdeel Beschrijving (1) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren. (2) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fntoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Toetsen van het ingebedde numerieke toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Onderdeel (1) (2) (3) (4) Beschrijving Lampje voor draadloze communicatie Aan/uit-lampje Lampje van de netvoedingsadapter/accu Lampje van de vaste schijf ● Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is uitgeschakeld. ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de pauzestand.
Rechterkant Onderdeel (1) Beschrijving Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audioingang (microfoon) Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel aansluiten, om het geluid via dat apparaat weer te geven. Ook kunt u hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten. WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging.
Linkerkant Onderdeel (1) Beschrijving Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. (2) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
Beeldscherm Onderdeel Beschrijving (1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN). (2) Interne microfoons (2) geluid opnemen; (3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de webcam.
Onderkant OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel Beschrijving (1) Connector voor een optionele extra accu Hierop sluit u een optionele extra accu aan. (2) Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de WLAN-module, het slot voor de WWAN-module en de geheugenmoduleslots.
Onderdeel Beschrijving (4) Vergrendeling van onderhoudsklep Hiermee vergrendelt u de onderhoudsklep (5) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
Onderdeel Beschrijving (2) Ontgrendeling van het onderpaneel Hiermee ontgrendelt u de onderhoudsklep op de computer. (3) Vergrendeling van onderhoudsklep Hiermee vergrendelt u de onderhoudsklep (4) Ventilatieopeningen (3) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen.
3 Netwerk De computer ondersteunt een van de volgende types internettoegang of beide: ● Draadloos: voor mobiele toegang tot internet gebruikt u een draadloze verbinding. Ga naar Verbinding maken met een bestaand WLAN op pagina 17 of Nieuw draadloos netwerk installeren op pagina 19. ● Bekabeld: u krijgt toegang tot internet door verbinding te maken met een bekabeld netwerk. Zie Verbinding maken met een bekabeld netwerk op pagina 21 voor informatie over verbinding maken met een bekabeld netwerk.
Apparaten voor draadloze communicatie in- en uitschakelen Knop voor draadloze communicatie gebruiken Gebruik de knop voor draadloze communicatie om de WLAN-controller en de Bluetooth-controller gelijktijdig uit of in te schakelen. Ze kunnen afzonderlijk worden bestuurd via Controlecentrum of Computer Setup. OPMERKING: zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over het herkennen van het type en de locatie van de knop voor draadloze communicatie op de computer.
Als u het netwerk waarmee u verbinding wilt maken, niet ziet, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Verbindingen bewerken.
Nieuw draadloos netwerk installeren Vereiste apparatuur: ● een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via een abonnement bij een internetprovider; ● een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2); ● de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3). De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is verbonden met internet. OPMERKING: sommige kabelmodems hebben een ingebouwde router.
Draadloos netwerk beveiligen Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende: ● Computers ● Telefoons ● Audioapparaten De kracht van Bluetooth is de synchronisatie van gegevensoverdracht tussen uw computer en draadloze apparatuur.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een router (niet afgebeeld). WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
4 Toetsenbord en aanwijsapparaten Toetsenbord gebruiken Hotkeys herkennen Sneltoetsen zijn combinaties van de fn- toets met de esc- toets of met een van de functietoetsen. OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over locaties van sneltoetsen. U gebruikt een hotkey als volgt: ▲ Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de hotkeycombinatie.
Toetsenblokken gebruiken De computer is voorzien van een ingebed numeriek toetsenblok (of een geïntegreerd numeriek toetsenblok). De computer ondersteunt tevens een optioneel extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok. Ingebed numeriek toetsenblok gebruiken OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Schakelen tussen functies van toetsen op het ingebedde toetsenblok U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het ingebedde numerieke toetsenblok en de numerieke functie. ● Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
Navigeren Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen. Als u omhoog en omlaag wilt schuiven met de verticale schuifzone van het touchpad, schuift u met uw vinger omhoog en omlaag over het touchpad. OPMERKING: als u het touchpad gebruikt om de aanwijzer te verplaatsen, haalt u eerst uw vinger van het touchpad voordat u uw vinger op de schuifzone plaatst.
Selecteren Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de betreffende knoppen op een externe muis zou gebruiken. Touchpadbewegingen gebruiken Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u twee vingers gelijktijdig op het touchpad. OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund. U geeft als volgt meer informatie over elke beweging weer: 1. Selecteer Computer > More Applications (Meer toepassingen). 2.
28 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en aanwijsapparaten
Schuiven Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te bewegen. U schuift als volgt: plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpad en schuif ze over het touchpad in een beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts. OPMERKING: de schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van de vingerbeweging. Knijpen/zoomen Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Draaien (alleen bepaalde modellen) U kunt met uw vingers items zoals foto's draaien. ● Wijs een object aan en houd de wijsvinger van uw linkerhand op de touchpadzone. Gebruik vervolgens de wijsvinger van uw rechterhand om een draaiende beweging te maken van twaalf uur naar drie uur. Voor een omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur. OPMERKING: Draaien is bedoeld voor specifieke apps waar u een object of afbeelding kunt manipuleren.
5 Multimedia De computer beschikt over het volgende: ● Geïntegreerde luidsprekers ● Geïntegreerde microfoons ● Geïntegreerde webcam ● Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware ● Multimediaknoppen of -toetsen Audiovoorzieningen gebruiken De computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● muziek afspelen; ● geluid opnemen; ● muziek downloaden van internet; ● multimediapresentaties maken; ● beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's; ● radiop
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Hardware en klik daarna in het rechterdeelvenster op Geluid. 3. Klik op het tabblad Sound Effects (Geluidseffecten) en selecteer een van de geluidsopties onder Choose an alert sound (Kies een waarschuwingsgeluid) om elk geluid te testen. U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2.
▲ Als u een VGA-weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de externemonitorpoort. Druk op fn+f4 om het beeld te schakelen tussen de weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer. OPMERKING: door te drukken op fn+f4 kunt u schakelen tussen instellingen. U kunt schakelen tussen het beeldscherm van een laptop, een extern beeldscherm in combinatie met het laptopbeeldscherm of een van de externe monitoren.
DisplayPort Via de DisplayPort sluit u een compatibel digitaal weergaveapparaat, zoals een hoogwaardige monitor of projector, aan op de computer. De DisplayPort levert betere prestaties dan de VGAexternemonitorpoort en zorgt voor betere digitale aansluitmogelijkheden. 1. Als u een digitaal weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de DisplayPort.
6 Energiebeheer Computer uitschakelen VOORZICHTIG: wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet heeft opgeslagen. Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
OPMERKING: wanneer de computer in de pauzestand of de slaapstand staat, is het niet mogelijk om netwerkverbindingen tot stand te brengen of de computer te gebruiken. Pauzestand activeren en beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de pauzestand wordt geactiveerd als de computer enige tijd inactief is geweest en op accuvoeding of een externe voedingsbron werkt. U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Controlecentrum.
Pictogram Voeding gebruiken Het pictogram Voeding bevindt zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Via het pictogram Voeding heeft u snel toegang tot de instellingen voor energiebeheer, kunt u de acculading bekijken en kunt u een ander energiebeheerschema selecteren. ● Klik op het pictogram Power (Voeding) om het percentage resterende acculading weer te geven. Het pop-upmenu geeft de informatie weer.
Huidige instellingen voor energiebeheer wijzigen 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Voeding in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Voorkeuren. 2. Wijzig indien gewenst de instellingen op de tabbladen Netvoeding, Op accustroom en Algemeen. Accuvoeding gebruiken Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding.
3. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit (2). Verschuif de accu-ontgrendelingen om de accu te vergrendelen (3). Accu verwijderen U verwijdert de accu als volgt: VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan. 1.
4. Verwijder de accu uit de computer (3). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter of een optionele voedingsadapter. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Accuwerktijd maximaliseren Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te maximaliseren: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeem en klik daarna in het rechterdeelvenster op Energiebeheer. 3. Stel op het tabblad Op accustroom het volgende in: ● Stel de schuifregelaar rechts van Computer in slaapstand zetten na: in op 10 minuten. ● Selecteer de optie Pauzestand of Slaapstand in het dialoogvenster rechts van Wanneer laptopklep wordt dichtgeklapt.
Problemen met lage acculading verhelpen Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ▲ Sluit de computer middels een van de volgende apparaten aan op een externe netvoedingsbron: ● netvoedingsadapter; ● optioneel docking- of uitbreidingsapparaat; ● optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft. Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is 1. Schakel de computer uit of activeer de slaapstand. 2.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt. Afvoeren van afgedankte accu's WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont terwijl deze is aangesloten op een netvoedingsbron: ● De computer kan niet worden ingeschakeld. ● Het beeldscherm wordt niet ingeschakeld. ● De aan/uit-lampjes zijn uit. U test de netvoedingsadapter als volgt: 1. Schakel de computer uit. 2. Verwijder het onderpaneel (zie Onderpaneel verwijderen op pagina 46). 3. Verwijder de accu uit de computer (zie Accu verwijderen op pagina 39).
7 Schijfeenheden Omgaan met schijfeenheden VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen Onderpaneel verwijderen Verwijder de onderhoudsklep om toegang te krijgen tot de accu, het geheugenmoduleslot, de vaste schijf en andere componenten. 1. Schuif, met de accuruimte naar u toe gericht, de ontgrendeling van het onderpaneel (1) naar links, verwijder de schroef (als de optionele schroef wordt gebruikt) (2) en verschuif de ontgrendeling opnieuw (3) om het onderpaneel te ontgrendelen.
3. Schuif het onderpaneel in de richting van de accuruimte tot het onderpaneel vastklikt. 4. Schuif, met de accuruimte naar u toe gericht, de ontgrendeling van het onderpaneel naar links (3). Bevestig eventueel de optionele schroef en draai deze vast (4) om het onderpaneel op zijn plaats te houden. Schuif de ontgrendeling naar rechts om het onderpaneel te vergrendelen (5). OPMERKING: Als u de optionele schroef niet wilt gebruiken, kunt u deze achter het onderpaneel opbergen.
48 3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond. 4. Verwijder het onderpaneel (zie Onderpaneel verwijderen op pagina 46). 5. Verwijder de accu (zie Accu verwijderen op pagina 39). 6. Draai de 4 schroeven van de vaste schijf (1) los. Schuif de vaste schijf (2) naar voren en verwijder deze (3).
Vaste schijf plaatsen OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. U plaatst de vaste schijf als volgt: 1. Plaats de vaste schijf schuin in de vasteschijfruimte (1) en leg de vaste schijf plat in de vasteschijfruimte (2). 2. Trek het plasticlipje (3) naar het midden van de computer om de vaste schijf te verbinden met de connector. 3. Draai de schroeven van de vaste schijf vast (4). 4. Plaats de accu (zie Accu plaatsen op pagina 38). 5.
OPMERKING: Een vaste schijf in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf wordt beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard. Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
8 Externe kaarten en apparaten Geheugenkaartlezers gebruiken Met optionele geheugenkaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
3. Haal de kaart uit het slot. Smart Cards gebruiken (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: De term smart card verwijst in dit hoofdstuk zowel naar smartcards als JavaTMkaarten. Een Smart Card is een accessoire met het formaat van een creditcard, dat is voorzien van een microchip met geheugen en een microprocessor. Smart Cards hebben, net zoals personal computers, een besturingssysteem voor het beheer van de in- en uitvoer.
USB-apparaat aansluiten VOORZICHTIG: gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een USB-apparaat, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. OPMERKING: de USB-poort van uw computer kan er iets anders uitzien dan de poort op de afbeelding in dit gedeelte. ▲ Als u een USB-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de USB-kabel van het apparaat aan op de USB-poort.
VOORZICHTIG: als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit het stopcontact is gehaald. 1. Sluit het apparaat aan op de computer. 2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact. 3. Zet het apparaat aan.
9 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 7. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. 56 a.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 8. Plaats de accu terug (zie Accu plaatsen op pagina 38). 9. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderpaneel terugplaatsen op pagina 46). 10. Keer de computer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de computer. 11. Schakel de computer in.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorzieningen zijn niet altijd afdoende om softwareaanvallen te voorkomen en kunnen niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. De beveiligingsvoorzieningen van uw computer beschermen uw computer, persoonlijke informatie en gegevens tegen diverse gevaren.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden: ● Volg, bij het maken van wachtwoorden, de voorschriften die worden gesteld door het programma. ● Noteer uw wachtwoorden en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de computer. ● Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer. In de volgende tabellen ziet u veelgebruikte wachtwoorden en de functie daarvan.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op esc terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f10. 2.
● Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn. ● U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLockbeveiliging van de vaste schijf te verwijderen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het hoofdwachtwoord van een schijf worden verwijderd. DriveLock-wachtwoord beheren Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen in Computer Setup: 1.
Wachtwoord voor Automatische DriveLock beheren Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in of uit te schakelen in Computer Setup: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder in het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om Computer Setup te openen. 3.
OPMERKING: het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er anders uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel. 4.
Vingerafdruk registreren Als u uw vingerafdruk niet heeft geregistreerd bij het instellen van de gebruikersaccount, kunt u het hulpprogramma voor gebruikersbeheer openen om uw vingerafdrukinstellingen te wijzigen. Ga als volgt te werk om het hulpprogramma voor gebruikersbeheer te open en uw vingerafdruk te registreren: 1. Selecteer Computer > YaST. 2. Geef uw hoofdwachtwoord op en klik op Continue (Doorgaan). 3.
11 Back-up en herstel Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. De computer bevat door HP geleverde voorzieningen die zijn bedoeld om u te helpen bij het beveiligen van uw gegevens en het herstellen ervan als de computer niet meer werkt. Back-up maken 1.
U zet back-upbestanden als volgt terug: 1. Selecteer Computer > More Applications (Meer toepassingen) > Hulpmiddelen > Backup Manager Restore (Back-upbeheer Terugzetten). 2. Klik op Backup Source (Back-upbron) en selecteer de locatie van de back-upbestanden. 3. Klik op Restore Destination (Bestemming voor terugzetten) en selecteer de bestemming voor het terugzetten van de bestanden. 4.
U herstelt de computer als volgt vanaf de herstelschijf: 1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden. 2. Plaats de dvd voor het herstellen van de HP fabrieksimage in de optischeschijfeenheid en start de computer opnieuw op. 3. Als de computer opnieuw opstart, drukt u op f9 om het menu met opstartopties van Computer Setup te openen. 4. Selecteer Optical Disk Drive (Optischeschijfeenheid) in het menu Opstartopties en druk op enter. 5.
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics Computer Setup, oftewel het BIOS (Basic Input/Output System), bevat instellingen voor de communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals de schijfeenheden, het scherm, het toetsenbord, de muis en de printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde randapparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeem- en uitgebreid geheugen.
Ga als volgt te werk om de menu's van Computer Setup af te sluiten: ● Klik op het pictogram Exit (Afsluiten) linksonder in het scherm en volg de instructies op het scherm om de menu's van Computer Setup te sluiten zonder uw wijzigingen op te slaan. – of – Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen Menu > Wijzigingen negeren en afsluiten en druk op enter.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie over de installatie en over het oplossen van problemen. BIOS-versie bepalen Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd. BIOS-versiegegevens (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunnen als volgt worden weergegeven: 1. Start Computer Setup. 2.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is voltooid, kunt u het gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen. Advanced System Diagnostics gebruiken Met Advanced System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de computer naar behoren werkt.
13 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde opstartapparaten. Met het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten. Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten (NIC's), vaste schijven en USB-apparaten.
A Problemen oplossen en ondersteuning Deze appendix bestaat uit de volgende gedeelten: ● Problemen oplossen ● Contact opnemen met de klantenondersteuning ● Labels Problemen oplossen In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De software werkt niet goed Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door Computer > Afsluiten > Herstarten te selecteren. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte, De computer staat aan maar reageert niet op pagina 74.
Een extern apparaat werkt niet Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt: ● Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant. ● Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn. ● Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt. ● Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het besturingssysteem. ● Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
– of – ◦ Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten. Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm 1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld, drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen. 2.
Labels De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt: BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven bevinden zich op een van de 3 plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: Aan de onderkant van de computer, in de accuruimte of onder het onderpaneel.
Onderdeel 78 (3) Serienummer (4) Productnummer ● Label(s) met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. ● Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: Deze labels bevatten informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
B Computer schoonmaken ● Schoonmaakproducten ● Schoonmaakprocedures Schoonmaakproducten Gebruik de volgende producten om de computer veilig schoon te maken en te desinfecteren: ● Dimethyl benzyl ammonium chloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld: kiemdodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn er van een aantal merken).
Zijkanten en bovenkant schoonmaken Om de zijkanten en de bovenkant schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een zachte microvezeldoek of een zemen lap die is bevochtigd met een van de schoonmaakoplossingen die eerder zijn beschreven. U kunt ook een kiemdodend wegwerpdoekje gebruiken. OPMERKING: wanneer u de bovenkant van de computer schoonmaakt, veegt u in een cirkelbeweging om vuil en stofdeeltjes te verwijderen.
C Specificaties Deze appendix bestaat uit de volgende gedeelten: ● Ingangsvermogen ● Omgevingsvereisten Ingangsvermogen De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen met de computer. De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
D Elektrostatische ontlading Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen deurklink aanraakt. Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via vingers of andere elektrostatische geleiders.
Index A Aan/uit-knop, herkennen 6 Aan/uit-lampjes 5, 9 Accu afvoeren 43 lage acculading 41 opbergen 42 opladen 40 temperatuur 42 voeding 38 voeding besparen 42 werktijd 41 Acculading, kritiek laag niveau 41 Actietoetsen geluidsvolume 31 Afsluiten 35 Apparaten voor draadloze communicatie, types 16 Audiofuncties, controleren 32 Audio-ingang (microfooningang), herkennen 10 Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang), herkennen 10 Audiovoorzieningen 31 B Back-up 65 Bedrijfs-WLAN, verbinding met 17 Beeldscherm, toetsen
Grafische modi, schakelen tussen 44 grafische weergave AMD Dual Graphics 44 Hybrid Graphics 44 H Herstel 65 Hoofdtelefoonuitgang (audiouitgang) 10 Hotkeys achtergrondverlichting toetsenbord 23 beschrijving 23 gebruiken 23 geluidsvolume aanpassen 23 geluidsvolume verlagen 23 helderheid van beeldscherm verhogen 23 helderheid van beeldscherm verlagen 23 schakelen tussen beeldschermen 23 Slaapstand 23 HP 3D DriveGuard 49 Hubs 52 I In-/uitgangen audio-ingang (microfoon) 10 audio-uitgang (hoofdtelefoon) 10 netwer
P Pauzestand activeren 36 beëindigen 36 Pictogrammen bekabeld netwerk 16 draadloze communicatie 16 netwerk 16 Poorten DisplayPort 10, 34 externe monitor 32 externe VGA-monitor 11 USB 52 VGA 32 poort voor externe VGA-monitor 11 Problemen, oplossen 73 Problemen oplossen schijf afspelen 75 Problemen oplossen, extern beeldscherm 76 Productnaam en productnummer, van computer 77 R Reizen, met computer 78 Reizen met computer 42 RJ-45-netwerkconnector herkennen 10 Ruisonderdrukkingscircuit netwerkkabel 21 S Schijfe