Operation Manual

Functies van het Windows-printerstuurprogramma
gebruiken
Als u afdrukt vanuit een softwareprogramma, zijn veel van de functies van het apparaat beschikbaar
vanuit de printerdriver. Raadpleeg de Help bij de printerdriver voor volledige informatie over de
beschikbare functies. In dit gedeelte worden de volgende functies beschreven:
Snelinstellingen maken en gebruiken
Watermerken maken en gebruiken
Documenten verkleinen/vergroten
Een aangepast papierformaat instellen in het printerstuurprogramma
Voorbladen van een andere papiersoort gebruiken
Een lege eerste of laatste pagina afdrukken
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
Afdrukken op beide zijden
Opmerking Instellingen in de printerdriver en het softwareprogramma overschrijven meestal
de bedieningspaneelinstellingen. De instellingen van het softwareprogramma hebben over het
algemeen voorrang op de instellingen van de printerdriver.
Snelinstellingen maken en gebruiken
Met snelinstellingen kunt u de huidige instellingen van het stuurprogramma opslaan om deze opnieuw
te gebruiken. U kunt bijvoorbeeld instellingen voor de afdrukstand, dubbelzijdig afdrukken en de
papierbron opslaan in een snelinstelling. Snelinstellingen zijn beschikbaar op de meeste tabbladen van
het printerstuurprogramma. U kunt maximaal 25 snelinstellingen voor afdruktaken opslaan.
Opmerking Mogelijk geeft de printerdriver aan dat er 25 snelinstellingen voor het afdrukken
van taken zijn gedefinieerd hoewel er minder dan 25 worden weergegeven. Mogelijk wordt een
aantal vooraf gedefinieerde snelinstellingen voor het afdrukken van taken meegeteld die niet van
toepassing zijn op uw apparaat.
Een snelinstelling maken
1. Open de printerdriver (zie
Toegang verkrijgen tot de printerstuurprogramma's ).
2. Selecteer de afdrukinstellingen die u wilt gebruiken.
3. Typ in het vak Snelinstellingen voor het afdrukken van taken een naam voor de geselecteerde
instellingen (bijvoorbeeld 'Kwartaalrapport' of 'Mijn projectstatus').
4. Klik op Opslaan.
48 Hoofdstuk 5 Afdrukken NLWW