Operation Manual
3. Plaats de envelop met de afdrukzijde naar boven en met de bovenrand tegen de
linkerpapiergeleider. Plaats de envelop in de sleuf. De envelop wordt gedeeltelijk in de
printer ingevoerd en de printer wacht.
Opmerking
Bij enveloppen met de opening aan de korte kant, moet deze zijde het eerst worden
ingevoerd.
4. Open de printereigenschappen (of de voorkeursinstellingen voor afdrukken in
Windows 2000 en XP). Zie
Printereigenschappen (driver) voor instructies.
5. Selecteer Envelop als materiaalsoort op het tabblad Papier/Kwaliteit of het tabblad
Papier (het tabblad Papiersoort/kwaliteit in bepaalde Mac-drivers).
Opmerking
Niet alle printerfuncties zijn beschikbaar in alle drivers of besturingssystemen. Raadpleeg de
on line Help voor de printereigenschappen (driver) voor informatie over de beschikbare
functies voor die driver.
6. Druk het document af.
Zie
Handinvoer om af te drukken via de handinvoer.
54 Hoofdstuk 4 Afdruktaken NLWW










